interview met Marike Broekman
In Nederland heb ik geen rolmodellen. Ik wil graag neurochirurg worden, maar ook wetenschappelijk onderzoek doen. In Amerika heb ik de voorbeelden rond zien lopen. Enorm goede clinici die tegelijkertijd de baas zijn van een belangrijk onderzoekslab. Of dat mogelijk is in Nederland weet ik niet. Maar ik wil het wel graag. Als ik in het lab sta, mis ik de patiënten. Als ik in de kliniek aan het werk ben, heb ik voortdurend allerlei ideeën voor experimenten.
Een tweesporenbeleid heb ik altijd al gevoerd. Omdat ik uitgeloot was voor geneeskunde, ben ik begonnen aan het University College. Hartstikke leuk, maar het sloot niet echt aan op geneeskunde, wat ik toch eigenlijk wilde doen. Toen de wet veranderde en je met een acht of hoger geneeskunde kon doen, ben ik in 1999 overgestapt.
Naast geneeskunde heb ik rechten gedaan, in 2004 heb ik dat afgerond. Met het bachelor-mastersysteem en allerlei verplichte werkgroepen zou dat nu niet meer kunnen. Het was alleen te combineren omdat rechten toen geen verplichte colleges kende. Ondertussen ben ik ook lid van UVSV. Met de jaarclub eten we nog geregeld, het wordt wat minder nu iedereen begint te werken.
Ik ben rechten gaan studeren omdat ik geneeskunde alleen te weinig uitdaging vond. 'Is dit het nou', dacht ik na mijn eerste jaar. Het is te praktisch. Je moet heel veel stof stampen, maar ik wil graag mechanismen doorzien, me verwonderen. Intellectueel uitgedaagd worden.
Die kans kreeg ik echt tijdens het zesde jaar geneeskunde. Toen mocht ik een onderzoeksstage uitkiezen, en ik dacht: wat nu? Ik wilde alles eruit halen, maandenlang in Nederland van negen tot vijf op een laboratorium rondhangen was voor mij te weinig. Daarom ben ik gaan rondkijken naar goede laboratoria en heb ik open sollicitaties naar buitenlandse wetenschappers geschreven.
Ik kwam terecht bij Xandra Breakefield van het Massachutes General Hospital in Charlestown, Amerika. Breakefield neemt wel vaker mensen aan met een apart cv, ik denk dat ze vond dat uit mijn brief energie sprak, iets wat ze zoekt in de mensen die voor haar werken. Miguel Sena-Esteves werd mijn directe begeleider, die heeft me echt gedrild. De dag na mijn aankomst moest ik 's ochtends meteen om half acht aantreden om muizen te injecteren. En ik wist nog van niks!
Het contact met de analisten was erg leuk. Ze vonden het wel grappig, zo'n type uit Nederland die van sommige dingen heel veel wist, en van andere zaken niks. Ik had natuurlijk geen enkele ervaring op een moleculair biologisch laboratorium - ik moest alle technieken eerst leren - maar ik was wel bijna klaar met geneeskunde.
Ik heb geprobeerd muizen via gentherapie te genezen van een genetische stapelingsziekte. De muizen hebben een genetisch defect waardoor ze een zogenaamd lysosomaal enzym niet maken. Dit enzym zorgt voor de afbraak van afval; zonder dat enzym stapelt de niet-afgebroken stof zich op en sterven hersencellen af. In mensen leidt deze ziekte tot mentale achteruitgang en sterfte op kinderleeftijd. Eerst heb ik gekeken op welke manier genen afgeleverd worden in de hersenen van zowel pasgeboren als volwassen muizen door verschillende dragervirussen of vectoren. Daarna heb ik bij pasgeboren muizen een goed werkende vector met het juiste gen ingespoten. Het lijkt te werken, de muizen hebben geen last meer van de stapelingsziekte.
Het is natuurlijk prachtig als je ziet dat door gentherapie de neurochemie van het brein weer normaal werkt. Als clinicus denk je dan meteen: hier kunnen we wat mee! Toch vind ik dat niet eens het leukste aan het onderzoek. Als je het allemaal hebt uitgezocht, is het eigenlijk nogal logisch dat het werkt. Juist wat eraan vooraf gaat, het fundamentele onderzoek, vind ik veel spannender. Kijken hoe het virus en het lysosomale enzym zich verspreiden door de hersenen. Daar hebben we ontzettend veel over geleerd.
Het publiceren van de resultaten gaat erg goed. Ik heb vijf wetenschappelijke artikelen in de pijplijn zitten waarvan ik eerste auteur ben, aan twee andere heb ik meegewerkt. Dat is inderdaad veel voor anderhalf jaar, hoewel sommige stukken alleen nog maar ingediend en nog niet gepubliceerd zijn. We hadden heel veel proeven parallel lopen en veel data, bijvoorbeeld over het karakteriseren van de vectoren virussen, kwam tegelijk. Dat moesten we wel opsplitsen in aparte artikelen, omdat het anders te veel zou worden.
Van tevoren had ik helemaal niet het idee dat ik wilde gaan promoveren. Maar ik woonde in Boston in huis met Nederlanders die daar met hun promotieonderzoek bezig waren. We praatten natuurlijk veel over wetenschap, op een gegeven moment vroegen ze hoe het met mijn projecten ging. Ik vertelde enthousiast over alle uitkomsten, ze keken me aan en zeiden: hier doen wij jaren over! Je moet ook gaan promoveren! Ik heb toen contact gezocht met mijn begeleider en latere promotor professor Burbach van het Rudolf Magnus Instituut. Die reageerde enthousiast. Nu promoveer ik op 15 juni, een maand na m'n afstuderen, het boekje is vorige week naar de drukker gegaan.
Opeens zat ik wel in een andere positie in het lab in Charlestown. Eerst was ik natuurlijk ook wel voor mezelf aan het werk, maar toch vooral voor het lab. Het is namelijk een jong laboratorium dat nog moet groeien, het moet zijn reputatie nog vestigen. Nu was ik opeens bezig met mijn eigen proefschrift. Pas terug in Nederland, bij het schrijven van de introductie en de conclusie, drong het echt tot me door wat dit allemaal betekent. Gelukkig was ik al te ver met mijn onderzoek toen ik bedacht te gaan promoveren. Dat heeft me vast veel stress gescheeld én twijfels: zou het me wel gaan lukken?
Over tien jaar hoop ik neurochirurg te zijn én wetenschappelijk onderzoek te doen aan gentherapie. Ik vind het een hele mooie manier om ziekten te genezen. De stapelingsziekte waar ik in Amerika aan werkte is heel zeldzaam. De diagnose is in het UMC Utrecht in 2004 bijvoorbeeld maar één keer gesteld. Maar we hebben wel bewezen dat in de hersenen genetische defecten zijn te repareren. Gentherapie is inderdaad niet onomstreden. Het gevaar is echter vooral dat wetenschappers die het niet zo nauw nemen met de regels te snel het onderzoek naar de kliniek brengen en een fout maken. Misschien overlijdt er iemand, en komt het hele onderzoeksveld stil te liggen.
Ik ben nu aan het rondkijken naar een opleidingsplaats tot neurochirurg. Dat is lastig omdat er maar één of twee plaatsen per jaar zijn. Maar ik heb geen zin om jarenlang te wachten en te werken terwijl ik niet in opleiding ben. Dat voelt als stilstaan, ik denk dat ik dat nu wel mag zeggen.
"Ik vertelde enthousiast over alle uitkomsten en ze zeiden: Je moet ook gaan promoveren!"