Iraanse studenten blijven welkom in Utrecht

Een mengeling van woede en teleurstelling. Zo beschrijft Hassanizadeh op zijn werkkamer in het gebouw van Aardwetenschappen zijn gevoelens, toen hij hoorde van de brief van de twee ministers. Daarin vroegen zij de universiteiten om een garantie dat Iraanse studenten hier geen kennis zouden opdoen over nucleaire technologie. Omdat de universiteiten die garantie kunnen noch willen afgeven, liet de Universiteit Twente drie Iraanse studenten eind vorig jaar weten dat ze niet welkom waren.

"Ik vind dat zo unfair", zegt Hassanizadeh, "en dat niet omdat ik zelf een Iranier ben, maar gewoon als mens. Dit is discriminatie van een hele bevolkingsgroep, want alle goedwillende studenten uit Iran kunnen nu problemen krijgen, terwijl ze hier alleen maar komen voor een goede opleiding." Natuurlijk is hij tegen misbruik van nucleaire kennis voor militaire doelen, vervolgt Hassanizadeh, en dat daar controle voor nodig is, is ook wat hem betreft evident. "Maar die controle beperk je toch niet tot de inwoners van een land? En trouwens, zoiets lijkt me eerder een taak voor de AIVD dan voor ministers of voor de immigratiedienst."

Behalve discriminerend vindt hij de brief trouwens ook erg simplistisch. Dacht u nu echt dat de Iraanse regering studenten naar Nederlandse universiteiten stuurt om nucleaire kennis te verzamelen, die overal vrijelijk beschikbaar is? Ze weten wel beter. Ik heb minister Plasterk altijd redelijk intelligent gevonden en ik kan me dan ook nauwelijks voorstellen dat hij deze brief zelf onder ogen heeft gehad. Ik vraag me af wat hij in zijn column over deze affaire geschreven zou hebben als hij geen minister was geworden!"

De Iraanse hoogleraar heeft even overwogen om een actiecomite op te richten en handtekeningen te gaan inzamelen, maar een aantal Delftse studenten was hem voor. "Ik heb wel contact opgenomen met mijn advocaat om te vragen wat ik moest doen als een student van mij in de problemen zou komen. O, was het antwoord, kom dan maar langs want het zal niet moeilijk zijn om zo'n zaak te winnen."

Ook Vahid Joekar-Niasar en Amir Raoof, twee van de zes Iraanse promovendi bij Aardwetenschappen, zijn teleurgesteld over de gang van zaken, maar de steun van hun Nederlandse collegae doet hen goed. "Mijn Nederlandse kamergenoot werd zelfs nog bozer dan ik, toen hij ervan hoorde", zegt Vahid lachend. "Hij tekende meteen de petitie op internet."

Hun verbazing was groot, want tot nu toe hebben ze het in Nederland uitstekend naar hun zin. "We hebben indertijd zonder probleem een visum gekregen en ook verder loopt alles op rolletjes. Daarom is het des te teleurstellender dat er nu opeens zo'n idiote maatregel wordt genomen. Wat hebben wij nou met politiek te maken? Helemaal niets toch?"

Zowel de promovendi als hun hoogleraar zijn blij met de steun die zij vanuit binnen- en buitenland krijgen. Op de website www.iraansestudenten.nl roept een groot aantal Nederlandse wetenschappers het kabinet op een einde te maken aan de uitsluiting van Iraanse studenten aan universiteiten en hogescholen. Inmiddels hebben ruim vijftig wetenschappers, onder wie naast Hassanizadeh ook vijf andere Utrechtse hoogleraren hun naam onder het verzoekschrift gezet.

In Utrecht hoeven Iraanse studenten wat collegevoorzitter Yvonne van Rooy betreft overigens niet bang te zijn voor Twentse toestanden. "In de eerste plaats hebben we hier niet het soort onderzoek in de kernfysica, waarop de ministers in hun brief doelen. Maar veel belangrijker vind ik dat wij geen enkele beperking aan buitenlandse studenten willen opleggen. Universiteiten hebben in onze ogen juist de taak om studenten uit het buitenland zo goed mogelijk te verwelkomen en ze de kans te bieden om hun kennis te ontwikkelen. Daarbij passen dit soort toelatingsbeperkingen niet."

EH