Jonge onderzoekers zien postdoc-aanstelling als fuik

"Kiezen?", zegt wetenschapsfilosoof Henk de Regt niet zondercynisme. "Voor iemand die net gepromoveerd is en die in hetonderzoek wil doorgaan, valt er op dit moment weinig te kiezen. Alshet aan mij gelegen had, was ik na mijn promotie universitairdocent geworden. Ten eerste omdat de combinatie van onderzoek doenen onderwijs geven mij aansprak. Maar ook omdat je dan perspectiefhebt op een universitaire loopbaan. Maar ja, vaste banen liggen bijde universiteit niet voor het opscheppen. Ik was al lang blij datik postdoc kon worden."

Er zijn er in Utrecht zo'n tweehonderd, aangesteld op tijdelijkecontracten variërend van zes maanden tot vier jaar met gelduit verschillende bronnen waarvan NWO de voornaamste is. De postdockwam in de jaren zeventig overwaaien uit de Verenigde Staten, waartijdelijke aanstellingen en het werken op projectbasis al langerusance waren. Door het aanstellen van de relatief goedkope postdocsslaan onderzoekleiders meerdere vliegen in één klap. Zijvoorkomen dat hun organisatie dichtslibt met dure vaste mensen; zijkunnen meer promovendi de kans geven om door te gaan in hetonderzoek; en zij kunnen onder het motto 'up or out' in alle rustde echte toppers selecteren voor de schaarsehoogleraarsposities.

Rondkijken

Op zich is er met een postdoc aanstelling overigens niets mis,vinden veel jonge onderzoekers. Waar De Regt na zijn promotieliever docent was geworden, blijken andere jong-gepromoveerdenjuist blij met de kans om nog een paar jaar in alle vrijheidwetenschappelijk werk te kunnen doen. "Ik was op mijn dertigste nogniet echt toe aan een vaste baan", zegt meteoroloog Harm Jonker,"Ik was gepromoveerd in de medische fysica, maar ik wilde ook weleens ergens anders rondkijken. Puur uit wetenschappelijkenieuwsgierigheid. Dus toen ik voor twee jaar naar het KNMI kon,vond ik dat heel aantrekkelijk."

Ook taalonderzoekster Helen de Hoop was na haar promotie blijmet haar baan als postdoc. "Het leek me ideaal om nog een tijdjedoor te kunnengaan met onderzoek. En dat is het ook, vooral omdatje als postdoc veel meer vrijheid hebt dan als docent. Natuurlijkis de keerzijde van de medaille dat het een tijdelijke en niet alte best betaalde baan is, maar daar maalde ik niet om, want dachtik toen nog, als je goed genoeg bent, komt er vanzelf wel een keereen vaste aanstelling, en anders is er wel weer een volgendonderzoeksproject."

Maar dat valt tegen, zo heeft De Hoop inmiddels ervaren. Hoewelhaar werk alom wordt geprezen, heeft het haar grote moeite gekostom na vier jaar een nieuw project binnen te halen. "Ik had eenvoorstel geschreven, waarover men bij NWO heel enthousiast was.Maar het gekke is dat je zo'n aanvraag als postdoc niet zelf magindienen. Dat moet een hoogleraar doen en in Groningen waar ik toenzat, werd diezelfde aanvraag in de KNAW-voorrondes op de laatsteplaats gezet. Ik weet niet of dat er iets mee te maken had, maartoevallig was mijn werkleider een paar jaar daarvoor naar Utrechtvertrokken. Uiteindelijk heeft hij het project bij NWO ingediend,zodat ik het hier kon gaan doen. Zo afhankelijk ben je alspostdoc."

Voor biofysica-onderzoeker Susan te Pas werd de tweede aanvraaghelemaal een nachtmerrie. "Je bent volstrekt overgeleverd aan dewillekeur van NWO. Onze vakgroep had een nieuw projectbinnengehaald, waarop ze mij graag wilden aanstellen. Maar hoewelik pas twee jaar postdoc was geweest en met mijn dertig jaar ookniet echt oud ben, is NWO dwars gaan liggen omdat ik met mijnschaal 10.9 te duur voor ze was. Gelukkig legt de vakgroep hetverschil nu bij. Maar anders had ik op straat gestaan."

Dat laatste overkwam Harm Jonker die dit voorjaar als eerstewerd geconfronteerd met de omstreden zesjaren-regel. "Ik had eenvoorstel geschreven, dat na een internationale review ronde alsexcellent uit de bus kwam. 'Top-notch' schreef een van dereviewers. Maar ja, ik ben 36 en ik werk al sinds 1993 optijdelijke contracten. Gevolg was dat mijn voorstel werdgeaccepteerd, maar dat ik het vanwege mijn hoge wachtgeldrisiconiet zelf mag uitvoeren. Gelukkig kon ik nog voor een jaar bij hetKNMI terecht. Maar als ik nu niet snel iets nieuws vind, is hetvoorbij. Dan ga ik maar iets zoeken in de ICT. Daar ben iktenminste welkom."

Fuik

Naarmate de jaren vorderen word je steeds onzekerder over jetoekomst, merkte Helen de Hoop. "In 1992 begon ik volstrektonbezorgd aan mijn onderzoek. Ik zag om me heen wel mensen afhaken,maar ik dacht: dat overkomt mij niet. Pas geleidelijk kreeg ik doordat het weinig zegt of je goed bent of niet. Met uitzonderingmisschien van de allerbesten, hangt het gezien het minimale aantalvacatures vooral van toeval af of je een baan krijgt of niet. Datmaakt jebehoorlijk onzeker. Toen ik drie jaar geleden aan mijntweede project begon, dacht ik in het begin alleen maar: O jee, nogmaar drie jaar en dan moet ik alweer iets nieuws hebben. Ik werdook cynisch. Leuk zo`n project, maar wat schiet ik er eigenlijk meeop?"

Dat de kans op een vaste aanstelling vrijwel nihil is, beamenalle betrokkenen. "Ik heb de advertenties goed bijgehouden", zegtDe Regt een tikkeltje neerslachtig, "maar in de afgelopen drie jaarheb ik domweg niets gezien op mijn gebied."

Als er al een vacature is voor een uhd-plaats, dan blijken veelsollicitatiecommissies volgens De Hoop huiverig om een postdoc aante stellen. "Men kiest uiteindelijk toch vaak voor een ud. Dat isminder riskant. Ook al stelt die ud op onderzoeksgebied misschienminder voor, hij heeft wel meer status. Je wordt als pureonderzoeker snel gezien als te specialistisch en daarmee als eenbedrijfsrisico. En voor een hoogleraarsplaats is je uitgangspositiedomweg te zwak." Te Pas: "Er zit volstrekt geen perspectief in eenpostdoc plaats. Als mijn man geen vaste baan had gehad, was ik ernooit aan begonnen."

De conclusie lijkt duidelijk. Behalve voor het handjevol toppersdat uiteindelijk in een hoogleraarspositie terecht komt, lijkt depostdoc-aanstelling wel heel erg op een fuik. Helen de Hoop, die dehoop op een wetenschappelijke loopbaan nog niet heeft opgegeven,heeft al wel besloten dat haar huidige project ook haar laatste is."Tien jaar post-doc, ik moet er niet aan denken. In de huidigesfeer word je dan beschouwd als een een zielepoot die zich al dietijd heeft laten onderbetalen. Dan ben je op een gegeven momentzelfs niet meer aantrekkelijk voor het bedrijfsleven."

Wat de postdocs het meest ergert, is het gebrek aan visie op deontwikkeling van wetenschappelijk talent. "Met het huidige beleidbereik je vooral dat talent wordt weggegooid" vindt Harm Jonker."Kijk maar naar mijn eigen situatie. Straks zit ik webpagina`s temaken om aan de kost te komen, terwijl een aio die van toeten nochblazen weet, mijn project gaat uitvoeren. Dat is toch je reinstekapitaalvernietiging? En bovendien wordt er nu dus weer een aioaangesteld, die ze straks ook weer als een baksteen latenvallen."

In plaats van maar willekeurig aio`s aan te stellen, zou er inwetenschappelijk Nederland een systeem moeten worden ontwikkeld,waarin voor onderzoekers eenzelfde logische opbouw in hun loopbaanmogelijk wordt als voor docenten, vinden de Utrechtse postdocs.Henk de Regt: "Je kunt mensen die hebben aangetoond dat ze goed engemotiveerd zijn toch niet zo maar na zes jaar aan de dijk zetten?Ik vind dat getuigen van een groot gebrek aan respect. Ik heb nuinclusief mijn promotie tien jaar van mijn leven geïnvesteerdin het wetenschappelijk onderzoek. Ik vind eerlijk gezegd dat ik nugewoon recht heb op het perspectief van eenwetenschappelijkeloopbaan."

Erik Hardeman