Is jouw OER ook mijn OER?

Vraag het aan het college van beroep en het antwoord zou - onder bepaalde omstandigheden - 2006 kunnen zijn. Vraag het Anton van den Hoeven van Juridische Zaken en hij zegt dat in de lopende OER het eenduidige antwoord te vinden moet zijn. De vice-decaan onderwijs van de faculteit Geesteswetenschappen zegt 2006 en de leden van de onderwijscommissie van de faculteitsraad blijven je het antwoord schuldig, zo bleek tijdens de meest recente raadsvergadering toen de regelingen voor 2008-2009 van de verschillende opleidingen door de raad moesten worden geloodst.

Daar ligt dus net het probleem, zegt Noor Blaauw, woordvoerder van de onderwijscommissie van de faculteitsraad. "Iedereen geeft een ander antwoord. Onze ervaring is dat bij velen het idee leeft dat een OER die ingaat op september 2007 geldt voor het cohort studenten dat dan begint met studeren. Tijdens je studie kun je een beroep blijven doen op dit OER. Elk OER dat daarna wordt aangenomen, is voor een ander cohort studenten."

Elk jaar moet elke opleiding de OER opnieuw vaststellen om wijzigingen in bijvoorbeeld het onderwijsaanbod of in het bindend studieadvies voor het volgende studiejaar vast te leggen. Maar de vraag is nu voor welke studenten dat OER is bedoeld. Volgens Van den Hoeven van juridische zaken zou hierover geen discussie moeten zijn. "Elk jaar wordt een nieuw OER geschreven waarin de regels moeten staan die voor álle studenten gelden. Als het nodig is oude regels te handhaven, dan moeten daarvoor overgangsregelingen worden opgenomen. Daarin moet staan voor wie en tot welke datum de regels van het oude OER geldig zijn. Dat verschaft duidelijkheid."

Volgens Blaauw gebeurt dat niet altijd op deze manier, juist omdat er gedacht wordt dat de oude OERs geldig blijven. "Als inderdaad alleen het huidige OER geldig is, moeten er zeker duidelijke overgangsregelingen worden opgenomen. Dat is bij Geesteswetenschappen bijvoorbeeld wel gebeurd bij het GPA, het Grade Point Average, dat dit studiejaar is ingevoerd. Het rare is dat in de OER van komend jaar staat dat het GPA geldt voor studenten die vanaf september 2007 zijn begonnen, maar dat hierover in de OER van 2007 niets staat. Dat vind ik dan wel weer vreemd." Blaauw vindt dat juridische zaken meer ruchtbaarheid moet geven aan de veranderingen in de nieuwe OER.

Van den Hoeven geeft aan dat in 2006 een handreiking voor het opstellen van de OER naar de faculteiten is gestuurd en dat deze ook is te vinden op de website www.uu.nl/onderwijsregelingen, waar studenten ook hun eigen OER kunnen vinden. In deze handreiking staat de aanbeveling om jaarlijks een OER vast te stellen met daarin de regels voor alle studenten van een opleiding, eventueel aangevuld met overgangsregels om oude rechten te handhaven voor bepaalde studenten. Op deze wijze, zo zegt de jurist, is er geen onduidelijkheid. "Deze regel is er juist om te voorkomen dat elke jaargang studenten zijn eigen OER heeft, anders zou een student uit 1943 nu nog een beroep kunnen doen op het OER uit dat jaar. Dat zou wel heel onoverzichtelijk worden."

Volgens beleidsmedewerker Jetta Spaanenburg van Geesteswetenschappen is er echter meer aan de hand: "In het nieuwe model-OER staat inderdaad dat de OER voor alle studenten geldt, maar het is niet verplicht om 'voor alle studenten' toe te voegen, en wij hebben daar eerlijk gezegd overheen gelezen. Daarom hebben we ook geen overgangsregelingen in onze OERs staan."

De vraag is nu wat de faculteit Geesteswetenschappen gaat doen met de nieuwe OER. Volgen ze de aanbeveling van Van den Hoeven dan moeten alle beleidsmedewerkers weer aan de slag om te kijken waar de nieuwe OER verschilt van alle voorgaande. Volgen ze niet de suggestie van juridische zaken dan moeten studenten bij vragen over hun rechten altijd teruggrijpen naar de OER-bepalingen van hun eerste jaar. In april zal het faculteitsbestuur van Geesteswetenschappen hier een uitspraak over doen.

GK