Meeste tijd gaat op aan onderzoek

Het ministerie liet onderzoeksbureau EIM uitzoeken hoe wetenschappers aan universiteiten hun tijd besteden. In vier universitaire sectoren (techniek, gedrag & maatschappij, taal & cultuur en rechten) meldden 2800 wetenschappers, van promovendi tot hoogleraar, welk deel van hun werktijd ze besteden aan onderzoek, onderwijs, maatschappelijke dienstverlening en ‘overige activiteiten’.

Gemiddeld staken ze 51 procent van hun tijd in onderzoek, 37 procent in onderwijs, één procent aan ‘maatschappelijke dienstverlening’ en 12 procent aan beheer- en managementtaken.

Bij hoogleraren, universitaire hoofddocenten en gewone docenten in vaste dienst vormt onderwijs de hoofdmoot (respectievelijk 41, 46 en 51 procent), gevolgd door onderzoek (38 procent). Hoogleraren zijn meer tijd kwijt (20 procent) aan management- en beheertaken dan anderen.

Wat betreft de verhouding tussen onderwijs en onderzoek springt de sector techniek er duidelijk: 29 om 59 procent. In de drie andere sectoren liggen die percentages op 41 en 45. De onderzoekers verklaren het verschil met het relatief grote aantal promovendi en overige wetenschappelijk medewerkers bij techniek. Dat verklaart echter niet alles, want ook binnen deze functiegroepen besteden de technici de meeste tijd aan onderzoek.

De overige vier universitaire sectoren komen over vijf jaar aan de beurt. Dat zijn natuur, landbouw & natuurlijke omgeving, economie, onderwijs en gezondheidszorg.

HOP