Minister krijgt vragen in plaats van intiem dineetje

"Mijn voorgangers hebben de kunst vaak nogal instrumenteel benaderd. Het moest ergens voor dienen. Elco Brinkman had het indertijd zelfs over kunst als glijmiddel voor de economie, hij bedoelde waarschijnlijk smeermiddel, maar dat terzijde. Dus toen ik op het ministerie zei dat kunst voor mij ook als zodanig betekenis heeft, zeiden mijn ambtenaren: o, je bedoelt dat kunst intrinsieke waarde kan hebben. Er was dus zelfs een woord voor."

Een zacht gegrinnik klinkt op in de Senaatszaal van het Academiegebouw, waar Ronald Plasterk te gast is bij de Faculty Club, de nu negen jaar oude sociëteit van de UU. Bij en niet in de Club, omdat het aantal aanmeldingen voor de bijeenkomst met 'onze eigen' minister de verwachtingen ruim overtreft. Ook Plasterk zelf is verbaasd. "Ik had mij voorbereid op een intiem dineetje." Maar geroutineerd als hij is, improviseert hij zonder een spoor van aarzeling een verhaal, doorspekt met Plasterkiaanse terzijdes.

Dat hij hier vanavond staat, is te danken aan zijn Utrecht-gevoel, want in zijn algemeenheid slaat hij dit soort uitnodigingen af. "Ik moet toch ook nog een beetje proberen het land te regeren. Morgen mag ik bijvoorbeeld een dag lang naar de Algemene Beschouwingen in de Eerste Kamer gaan zitten luisteren, hoewel ik geen woord mag zeggen, want dat doet de premier. Nou ja, gelukkig sta ik twee keer per dag in de file. Heb ik tenminste twee keer anderhalf uur om te werken."

Het grootste verschil met zijn vorige baan is het razende tempo, vertelt hij. "In de wetenschap kun je vijf jaar bezig zijn met een molecuul en dan op een congres tegen een collega zeggen: helemaal zeker weet ik het niet, maar ik denk dat.... In de politiek moet je alles zeker weten, en dat over onderwerpen waarover je nog nooit hebt nagedacht, zoals de vrijheid van verkeer van Finse kraandrijvers. Ik heb vorige week drie keer met de Kamer gedebatteerd over drie totaal verschillende onderwerpen. Het voelt alsof ik voortdurend examen moet doen. En dan te bedenken dat ik volgens Alexander Pechtold een wat lichtere portefeuille heb gekregen, omdat ik als tweede PvdA-minister meepraat over het economisch beleid."

Omdat hij begrijpt dat hij vanavond niet weg kan komen met alleen maar persoonlijke ontboezemingen, vat Plasterk in ruim tien minuten voor de hoofdzakelijk met emeriti en studentleden van de Universiteitsraad gevulde zaal zijn ideeën over het universitaire onderzoek samen. Het is het inmiddels bekende verhaal over jonge onderzoekers die de kans moeten krijgen om niet gehinderd door strategische overwegingen van universiteiten op zoek te gaan naar de beste plaats om onderzoek te doen. "Mijn idee is om ze geld te geven en te zeggen: Neem uw bed op en wandel. Dat zei Jezus tegen de lammen, geloof ik, maar wij zeggen het tegen jonge onderzoekers. U merkt, ik zit met veel christenen in een kabinet."

Dan is het tijd voor de zaal, waar zoals gebruikelijk bij dit soort gelegenheden zoveel vragenstellers zoveel vragen over zoveel onderwerpen stellen dat er geen schijn van kans is op een zinnige discussie. Meest kritisch is cultureel antropoloog Diederik Raven. "Ik vind het verontrustend om te zien hoe gemakkelijk u het bètamodel van rijke universiteiten als Harvard en Stanford naar Nederland overplaatst. Bij de bèta's is geld misschien geen probleem, maar als er bij ons niet snel geld bij komt, houden veel van mijn zwaar overbelaste jongere collega's het niet vol."

"Of er in het hoger onderwijs sprake is van systematische onderfinanciering, weet ik niet", reageert Plasterk voor het eerst enigszins onzeker, om de aandacht vervolgens geroutineerd af te leiden. "Ik wil weerspreken dat ik alleen als bèta naar onderzoek kijk. Mijn verhaal gaat ook op voor andere takken van wetenschap, zoals ik bijvoorbeeld van de economen van het Tinbergen Instituut heb gehoord."

Raven krijgt geen kans op weerwoord, want andere vragen wachten, over selectie voor de poort, over de vraag wat Utrecht moet doen om in 2018 Europese culturele hoofdstad te worden, over de opmars van managers in het hoger onderwijs. "Met de ontbureaucratisering wacht u een Herculestaak", waarschuwt emeritus-hoogleraar Dorhout Mees aan het einde van de bijeenkomst. "Ik wens u veel succes." Terwijl applaus opklatert in de Senaatszaal, kijkt Plasterk tevreden de zaal rond. Hij mag het als minister eigenlijk niet meer denken, maar het is toch een leuke universiteit, die universiteit van hem.

EH