Nieuw collegelid Kardux wil meer flexibele universiteit

"Er was een profiel voor een nieuw lid van hetcollege van bestuur, en ik geef toe: dat profiel was mij niet ophet lijf geschreven." Binnen de universitaire gemeenschap is her ender verrast gereageerd op de benoeming van Wim Kardux als opvolgervan de eind vorig jaar vertrokken mw. dr. B. van Vucht Tijssen.Andermaal een vrouw zou het worden, dit zogeheten 'derde lid'(naast collegevoorzitter Veldhuis en rector magnificus Voorma), eenfrisse wind, een financieel expert. Het heeft andersuitgepakt.

"Er waren meer dan vijftig sollicitanten", weet Kardux. "Maar ikdacht: 'Ondanks dat profiel... ik solliciteer toch!' Ik ben door debenoemingscommissie - de Raad van Toezicht - verschillende keren opgesprek geroepen, en waarom ik gekozen ben in plaats van dievijftig anderen, dat ontgaat de eenvoudige sollicitant..."

Kennelijk is het profiel in de loop van de sollicitatieprocedureaangepast, mogelijk omdat de RvT te veel verwachtte van wat zo'nderde lid aan vaardigheden in zich zou moeten verenigen; en schapenmet méér dan vier poten zijn nu eenmaal schaars. "De RvTwilde een accent leggen op het financiële beheer van deuniversiteit. Op dat punt is het profiel aangepast, toen eenmaalduidelijk werd dat de financiële functie ook op zich genomenzou kunnen worden door een zogenoemde chief financial officer, eenCFO", vertelt Kardux. "Met het in beeld komen van die CFO iskennelijk het argument van continuïteit in bestuur eenbelangrijkere rol gaan spelen."

Wat dat betreft zat de RvT met de voormalig secretaris van deuniversiteit - in de wandelgangen ook wel het 'vierde collegelid'genoemd - wel goed. "Ik heb een langdurige inwerkingsperiodegehad", glimlacht Kardux. Verrassingen hebben de eerste dagen vanzijn nieuwe functie hem niet opgeleverd. "Ik ben op 3 januari alscollegelid begonnen met een toespraak die ik als secretaris algewend was te houden. Dat was een heel plezierige start."

Maar gepokt en gemazeld in de Utrechtse universitaire cultuurals hij is, is er dan nog nieuw beleid van hem te verwachten?Kardux: "Het is typisch Utrechts om een beleid te voeren datgebaseerd is op veel overleg. Daardoor zijn over de hoofdlijnen deafzonderlijke collegeleden het wel met elkaar eens. Maar tussenidee en werkelijkheid is nog een lange weg te gaan. Ik zie het alsvoornaamste uitdaging om aan het realiseren van die werkelijkheidbij te dragen, méér dan aan het formuleren van nieuwebeleidspunten."

Organisatie

Over wat die werkelijkheid dan is lichtte Veldhuis al een tipjevan de sluier op tijdens de nieuwjaarsreceptie van het college vanbestuur, vorige week dinsdag: de universiteit zou meergeorganiseerd moeten worden langs de lijnen van onderwijs- enonderzoekinstituten, en minder langs die der faculteiten. D'trealiseren, zou een belangrijke opdracht zijn voor het nieuwecollegelid.

Kardux heeft daar oren naar: "Dit wordt ongetwijfeld het taaistedeel van mijn portefeuille. Maar ik bepleit al langer dat deinstituutsvorming krachtig ter hand genomen moet worden wil deuniversiteit beter kunnen aansluiten op maatschappelijkeontwikkelingen. Via interdisciplinaire onderwijs- enonderzoekinstituten kan flexibeler en slagvaardiger gereageerdworden op wat de maatschappij van ons vraagt.

"Daarmee pleit ik niet voor een einde van de faculteiten. Hetgaat om een matrix-model van én én. Enerzijds de inslagvan de disciplines, die zich langs wetenschappelijke lijnen goedmoeten kunnen blijven ontwikkelen - zeg maar het meer in zichzelfgekeerde back-office. Anderzijds het front office, het op debuitenwacht gerichte en meer slagvaardige instituut waarbinnen vaakwordt gewerkt op de grenzen van verschillende disciplines. Dat isde theorie. Waar het nu om gaat is die in de praktijk te brengen.Dat is weerbarstige materie. Als het gaat om de plek vanaanstelling van personeelsleden, om budgettering, mandatering, omadministratieve randvoorwaarden, om shared services tussenfaculteiten op gebied van financiën, personeels- enhuisvestingstaken... dan is er nog een lange weg te gaan."

En oppositie te verwachten: faculteiten met een lange traditieen een groot gevoel van eigenwaarde zullen niet graag ofgemakkelijk het bestaande opgeven ten behoeve van een nieuweorganisatievorm. "Bepaalde faculteiten hebben de draad opgepakt,anderen wat minder. Over de hele linie genomen zit er te weinigschot in", geeft Kardux toe. "Het kost moeite om oude structuren tevernieuwen. We zullen vaak en met veel mensen aan tafel moeten gaanzitten. Het punt is bereikt dat het college niet alleen ideeënkan verkondigen. Er zal nu met beide benen op de grond gelandmoeten worden. Het is niet voor niets dat de universitaireorganisatie een expliciet deel is geworden in deportefeuille-verdeling van de collegeleden."

Outsourcing

Is er, in zijn streven naar efficiency en een zakelijkeorganisatie, nog veel te vrezen van de 'kampioen uitbesteding',zoals Kardux in het verleden in de wandelgangen wel genoemd is? "Ikzou mezelf niet met die bijnaam willen tooien", zegt hij. "Maar alsje een groter accent wil leggen op de primaire taken van eenuniversiteit, dan is het nodig om de ondersteunende diensten zozakelijk mogelijk teorganiseren. Op IT-gebied gaan deontwikkelingen razendsnel en die mogen we niet missen. Dan is hetgoed om de afhankelijkheid van een ACCU van je af te schudden. HetACCU d'cht voor ons, maar het ACCU kon de hectiek op IT-gebied ookniet bijbenen. Het werd noodzakelijk om breder te kunnen kijken, endat heeft geleid van de outsourcing van het ACCU naar CapGemini.

"Waarmee ik niet wil zeggen dat we in die outsourcing dogmatischmoeten worden. Wat we als universiteit beter dan een ander kunnendoen, moeten we blijven doen. Maar iets meer van 'schoenmaker blijfbij je leest' zou geen kwaad kunnen. Academici hebben de neiging tedenken alles zelf te kunnen, maar dat is niet zo."

Maar in een complexe organisatie die een universiteit is, valtniet simpel aan te geven wat die 'leest' behelst. Met de stelling'de primaire taken zijn onderwijs en onderzoek' is het verhaal nietcompleet. Kardux: "Er zijn natuurlijke ondersteunende taken die zotypisch universitair zijn - de bibliotheek bijvoorbeeld - dat jemoet zeggen: dat is óók leest. Maar op de randen heb jeveel in huis wat ook elders op de markt te krijgen is. Dan is hetzinvol om steeds weer te bezien of je het zelf moet blijven doen.En zo niet, dan moet je ook oog hebben voor de sociale gevolgen vanuitbesteding."

Waarmee we over een volgende onderdeel van de portefeuille vanKardux komen te spreken: personeelsbeleid. "Waar het om gaat is eenwerkomgeving creëren waarin mensen zich prettig voelen, waarinruimte is voor initiatief en persoonlijke ontwikkeling, maar waarintegelijk gezamenlijk tot resultaten wordt gekomen", aldus het credovan het nieuwe collegelid. "Je ziet dat universiteiten geweldigonder druk staan, en die druk verplaatst zich naar de medewerkers.Ik zou willen dat die druk positief benut kon worden. Naar mijnmening kan dat alleen als er een meer op de persoon gerichtpersoneelsbeleid kan worden gevoerd, met minder nadruk op regels enmeer oog voor de individuele situatie en competentie en demobiliteit van het personeel. Het vervangen van eenpubliekrechtelijke positie van onze werknemers doorarbeidsvoorwaarden en een arbeidsrechtelijke positie zoals die inde rest van de maatschappij veelal geldt - en waarover momenteel inde cao-onderhandelingen wordt gedebatteerd -, maakt deel uit vandat streven. Ik denk dat het in het voordeel van universiteitén medewerkers is als die omslag gestalte kan krijgen."

Meebeslissen

Een laatste beleidsterrein waarop Kardux grote ontwikkelingenverwacht is dat van IT, "waardoor binnen een universiteit zich dekomende tien jaar méér veranderingen zullen voordoen danin de afgelopen dertig jaar." Die veranderingen zullenverstrekkendegevolgen hebben. "Als tijd en plaats geen rol meer spelen, dan moetje rekening houden met concurrentie van all over the world.Studenten krijgen meer keuzevrijheid, kunnen met hetzelfde gemakvia Internet een stukje studie uit de UU plukken als uit deUniversity of Wisconsin. En ze kunnen gemakkelijker studie en werkcombineren. Dat betekent dat je als institutie, als bolwerk eensteeds kleinere rol gaat spelen. Een universiteit wordt meer enmeer een open kenniscentrum én een keurmerk voor kwaliteit.Dat zijn ontwikkelingen die we niet mogen missen. De vraag waarmeewe moeten beginnen is: 'welke technische voorzieningen en welkeorganisatievorm horen bij die ontwikkeling'. Nogmaals: met deafhankelijkheid van het ACCU kwam het beleid in die richting teweinig van de grond."

Kardux verwacht dat hij zich nu, als collegelid, kan gaanrichten op dit beperkter aantal onderwerpen. "Als secretaris was ikbetrokken bij 'lle onderwerpen en daarnaast nog belast met interneBureauzaken, parafen zetten en brieven voorbereiden. Debelangrijkste verandering nu is dat ik kan meebeslissen en niet alsadviseur hoef op te treden. Daar ligt ook mijn ambitie."

Niet bij de opvolging van Jan Veldhuis? "Die vraag wordt vakergesteld want het was een element in het profiel. Mijn antwoord: ikben benoemd tot derde lid, daar ligt mijn ambitie en met dieportefeuille ga ik aan de slag."

Armand Heijnen