Oeso: Nederland heeft lage onderwijsuitgaven

De kosten van studiefinanciering per student zijn hier lager danin de meeste omringende landen. Wellicht verklaart dat het groteaantal werkstudenten. Van alle leerlingen en studenten tussen detwintig en 24 jaar heeft in Nederland bijna zestig procent betaaldwerk. Met dat cijfer staat ons land internationaal bijna aan detop. Volgens het dinsdag verschenen rapport Education at a glancevan de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling(Oeso) heeft alleen Denemarken meer werkende studenten.

Op andere fronten scoort Nederland in dit tweejaarlijkseOeso-rapport minder hoog. Met zijn onderwijsuitgaven is ons landtussen 1995 en 1997 verder bij andere westerse landen achteropgeraakt. Die uitgaven zakten van 5,4 naar 5,1 procent van dewelvaart, uitgedrukt in het Bruto Binnenlands Product (BBP).Terwijl het gemiddelde van alle Oeso-landen juist steeg van 6,0naar 6,5 procent van het BBP.

Minister Hermans wijt de ongunstige cijfers in een reactie vooreen deel aan de snelle groei van de economie. De hogeonderwijsuitgaven van de VS zouden bovendien de vergelijkingvertekenen. De ons omringende landen geven volgens hem iets minderdan 6 procent van hun BBP uit aan onderwijs. Maar Nederland blijftook daarbij nog 0,7 BBP-procent achter.

De armoe wreekt zich vooral in het basis- en voortgezetonderwijs en de beroepslopleidingen. Scholieren krijgen wel veelles, maar die wordt verzorgd door overbelaste docenten met weinigfaciliteiten.

Intussen blijken de lage onderwijsuitgaven nog niet ten koste tegaan van de prestaties. Nederland heeft, na Zweden, de meestgeletterde bevolking. Ook in de exacte vakken scoren de leerlingenhoog.

Uit de Oeso-cijfers blijkt ook de jeugdwerkloosheid vergelekenmet omringende landen zeer laag ligt. In 1997 was maar 1,9 procentvan de jonge afgestudeerden werkloos. In Duitsland lag dat cijfervier keer, in Frankrijk zelf zeven keer zo hoog.

HOP, FS