Onderzoeksmaster te veel ‘vagevuur voor de aio’

In een verkennend rapport van accreditatieorganisatie NVAO staat te lezen dat het wetenschappelijk onderwijs de researchmaster een zeer welkome aanvulling vindt, maar dat er tegelijkertijd zorgen zijn over het bescheiden aantal studenten dat voor zo’n zwaardere masteropleiding kiest.

De tweejarige trajecten zouden veel meer aantrekkingskracht hebben op de betere student als de opleidingen minder vanzelfsprekend verweven zou zijn met een loopbaan als onderzoeker. Dat stelt ook KNAW-president Frits van Oostrom in de notitie. Volgens hem is de opleiding nu gepositioneerd als “een soort vagevuur voor het aio-schap”. Terwijl het vooral een vervolgopleiding zou moeten zijn met een zwaardere wetenschappelijke basis.

Meer instroom in de zware trajecten betekent volgens de verkenning dat de overall prestaties van universiteiten omhoog gaan en dat daarmee de Nederlandse arbeidsproductiviteit ook stijgt: het betekent immers dat meer studenten hun mogelijkheden optimaal benutten.

De bescheiden omvang van de researchmasters – in 2006 kwamen zo’n 850 studenten door de voorselectie heen – is volgens VSNU-voorzitter Sijbolt Noorda deels te wijten aan de prille levensfase van de opleidingen: ze bestaan immers pas sinds 2003 en moeten nog een duidelijke plek in het wo krijgen. Daarnaast zullen studenten zich afvragen wat de waarde van de opleiding eigenlijk is buiten de wetenschap.

De universiteiten zouden er volgens Noorda verstandig aan doen als ze de opleidingen niet te smal maakten. “Een te specialistische masteropleiding dwingt studenten al vroeg tot een verplichtende keuze, en dat is gezien de dynamiek in de wetenschap nergens goed voor.”

Als de onderzoeksmasters op termijn meer studenten gaan trekken, is het volgens de Leidse hoogleraar Rudy Andeweg wel te hopen dat de universiteiten de volledige twee jaar gefinancierd krijgen. Nu worden ze als eenjarige masteropleidingen bekostigd.

HOP