Pauluskerk-dominee Hans Visser promoveert: 'De stad is een uitdaging die je niet moet ondergaan maar moet m'ken'

Pauluskerk-dominee Hans Visser promoveert: 'De stad is eenuitdaging die je niet moet ondergaan maar moet m'ken'

Gehavend doet dominee Hans Visser de voordeur open. Zijnlinkeroog is blauw, op zijn voorhoofd zit een bult vol korsten. Zesdagen eerder heeft hij een ongeluk gehad. Het gekke is, hijherinnert zich er niets van. Het ene moment steekt hij de weg over,het volgende moment wordt hij wakker in een ziekenhuisbed. "Deperiode daartussenin is een zwart gat. Dat schijnt wel vaker voorte komen bij een hersenschudding", zegt Visser. Hij heeft gelukgehad, de kneuzingen genezen goed. Vanwege zijn weekje 'ziek-zijn'vindt het interview bij hem thuis plaats. Aan de oever van de Maasbewoont Visser een tweekamerappartement met uitzicht op deErasmusbrug. Rotterdamser kan bijna niet.

Hans Visser is geen doorsnee dominee. Hij neemt het op voor deuitgestotenen van de maatschappij: het heroïnehoertje, dejeugdige drugskoerier, de dakloze. Niet alleen vinden zij soep enbrood en een luisterend oor in zijn Pauluskerk. Visser neemt fermestandpunten in en verdedigt die onvermoeibaar, onder meer op deopiniepagina's van dagbladen. Zijn pleidooien voor de vrijeverstrekking van harddrugs aan zwaarverslaafden ligt waarschijnlijkhet meest vers in het geheugen. Eerder, in de jaren zestig, ginghij de straat op om te demonstreren tegen de wapenwedloop. Entijdens zijn verblijf in Indonesië in de jaren zeventig dreefhij de autoriteiten tot wanhoop met zijn strijd tegen corruptie enonderdrukking.

Wat buiten het zicht van de media bleef: al die tijd werkteVisser in zijn spaarzame vrije tijd aan zijn promotie-onderzoek.Dertig jaar geleden begon hij zijn speurtocht naar de rol van dekerk in de moderne stad. Tien jaar geleden werd het serieus.Visser: "Toen vulde ik van die formulieren in en zocht tweepromotoren." Hij stortte zich enthousiast op allerlei boeken enschreef vellen vol. Een aantal jaren later zat hij met een stapelpapier vol mooie teksten maar zonder kop of staart. Bijna gooidehij het bijltje erbij neer. Zijn toenmalige promotor vond dat hijhet werk moest uitgeven als een gewoon boek. Omdat die optie Visserniet bevredigde,legde hij de stapel teksten voor aan een anderetheoloog, de hoogleraar Jongeneel. Die zag er wel degelijkpromotie-materiaal in. Maar dan moest wel de hele boel overhoop.Samen schreven ze een nieuwe opzet waarin de helft van het werksneuvelde. Visser: "Jongeneel leerde me om mij te beperken tot dehoofdlijn. Ik was bezig een heelal te bouwen dat alsmaar uitdijde.Dankzij de onverbiddelijkheid van Jongeneel is het goedgekomen."

Parochiemodel

Het resultaat is een dissertatie van ruim driehonderdpagina's:Creativiteit, wegwijzing en dienstverlening: de rol van dekerk in de postindustriële stad. Vissers beschrijft deontwikkeling van de stad door de geschiedenis heen en onderscheidtdrie tijdvakken: de preïndustriële, de industriëleen de postindustriële tijd. Vervolgens onderzoekt hij deplaats en de rol die de kerk innam in de steden uit die periodes.Hij heeft zich moeten aanpassen aan de regels van hetwetenschappelijk schrijven. Maar als hij praat over zijn onderzoeksluipt de alledaagse Rotterdamse tongval weer in zijn verhaal. Eneen voordeel van dit vertellen is dat hij met zevenmijlslaarzen degeschiedenis van de kerk kan doorlopen, om snel te belanden in deperiode waar zijn hart ligt: de hedendaagse tijd... en wat daarinanders zou moeten.

"Dat is mijn missiologische kant. Als ik ergens begeesterd overraak, wil ik dat graag uitdragen." Na de Franse Revolutie en deIndustriële Revolutie is het afgelopen met de dominante roldie de kerk voordien in de samenleving speelde. "Maar tragischgenoeg heeft de kerk niet door dat de samenleving voorgoed aan hetveranderen is", constateert de dominee. "Ze blijft zich presenterenmet het oude parochiemodel, met haar dorpsgericht handelen. En zeblijft uitgaan van de vanzelfsprekendheid van het geloof. De kerkraakt de kluts kwijt, ze kan het tempo van die alsmaar uitdijendestad niet bijhouden... en mist de boot. Het is mijn theorie dat dekerk vanaf dat moment niet langer trendsettend is. De kerk wordttrendvolgend."

Visser zoekt de verklaring voor die omslag onder meer bij denegatieve kijk van de kerk op de stad. "De kerk ziet alleen dedreigende kanten: teveel mensen, seksuele uitdagingen,luchtvervuiling, criminaliteit, ontwrichting, eenzaamheid,armoede." Als reactie daarop keert het instituut kerk zich naarbinnen en stopt het zijn energie in theologische discussies en incharitas. "De kerk heeft zich laten terugdringen in een EHBO-rol.Ze biedt hulpverlening, maar ze vergeet in te spelen op moderneontwikkelingen. Wetenschap, economie, de opkomst van de markt: dekerk keerde zich ervan af. Daarmee heeft ze zichzelf buiten spelgezet. Als het individualismeopkomt in de jaren zestig, begint deonvermijdelijke leegstroom van de kerken." Zijn kritiek op dehedendaagse kerk is stellig: "Zij is niet publiek bezig. Demaatschappelijke thema's - euthanasie, abortus, gentechnologie, dewereldmarkt - daar zou men over moeten meedenken. In plaats daarvanveroordeelt de kerk, doet ze negatief."

Verhaal

De telefoon gaat... een kort gesprek over een zekere K. diewegens drugshandel is opgepakt door de politie. "Ik hou me ook metdealers bezig en met decriminalisering van drugshandel", vervolgtVisser het interview. "Dat is een hele andere wereld, waarmee dekerk zich ook zou moeten bemoeien. De kerk stuit in de stad op hetfenomeen. Daar moet ze een standpunt over innnemen." Vissers eigenstandpunt is bekend: "Het is hartstikke stom dat we drugsverbieden, want dat geeft alleen maar problemen. Het moet juistgelegaliseerd worden, het moet in banen geleid worden." Hijverzucht: "De kerk gaat nog altijd angstig om met de stad. De stadis goed, is gewild, is een realiteit, een uitdaging. Die moet jeniet ondergaan, die moet je m'ken. Ook als kerk."

Daarvoor moet de kerk heilige huisjes durven loslaten, betoogtVisser. Het idee dat je alleen een kerk kunt zijn in de vorm vaneen gemeenschap die elkaar wekelijks treft, vindt hij achterhaald.Visser bladert in zijn proefschrift: "In een stad heb je heel veellosse ontmoetingen. Die wisseling van patronen maakt het leven erongelooflijk vermoeiend maar tegelijkertijd ongeëvenaardboeiend en uitdagend. Ik merk het dagelijks. Je hebt eenmaligeontmoetingen met mensen, waarin je even wat beleeft met elkaar. Hetkan verdriet zijn, vreugde... je hebt elkaar iets te zeggen... enhet is weer voorbij. Dat is voor een kerk heel moeilijk acceptabel.Want die denkt in blijvende gemeenschappen, lidmaatschappen,betalingen, gebouwen waar je heen moet gaan. Dat hebben wegehad."

Het is Vissers stelling dat de stad een groot netwerk is datweer bestaat uit allemaal kleine netwerken. Een mens maakt deel uitvan diverse netwerken. Werk, hobby, familie, vrienden. De kerk moetdaarbij aansluiting zoeken. "Laat de kerk ook gebruik maken van demoderne netwerken als TV, radio, internet, literatuur", meentVisser. "Er zijn vele mogelijkheden om als kerk iets te latenoplichten van wat een kerk belangrijk vindt voor mensen. Er zijnnog zat mensen die geïnteresseerd zijn in levensvragen enzingeving. Kom ze tegemoet, maar op verschillende wijzen. NeemRotterdam. Je hebt hier het Citypastoraat in de Laurenskerk. Daarzitten de gelovigen die houden van cultuur, van een mooi stukliturgie, van een muziekuitvoering. De Pauluskerk trekt juistdaklozen en thuislozenaan; die willen ook wel eens een verhaalhoren uit de bijbel, maar dat moet dan wel te maken hebben met huneigen leven. Zo zie je dus dat die kerk al heel verscheiden isgeworden."

Tegen de stroom in is Visser niet somber over de toekomst van dekerk. "Tuurlijk, het christendom is afgenomen, de tijd van hetmassaal geloven en ter kerke gaan is voorgoed voorbij. Maar daarmoet je niet zielig over doen. Aanpakken, is mijn motto. Er isplenty werk. Neem genoegen met kleinschaligheid, met kwaliteit.Mensen willen best horen wat je te vertellen hebt, als je maarzorgt dat je een goed verhaal hebt. En dat hebben we. Alleen hetverhaal van God en de bijbel moet gekoppeld worden aan het verhaalvan de mensen nu."

Karin Alberts