Personeel: Verstokt reiziger is blij baas af te zijn

"Voor een verstokt reiziger met een gezin een perfectecombinatie", typeert Anepool zijn nieuwe baan enthousiast. Hij hadwel eens met het idee zitten spelen om ander werk te zoeken,schreef wat sollicitatiebrieven, maar daar bleef het dan bij. "Bijhet loopbaantraject kreeg ik de opdracht naar organisaties toe testappen waar ik zou willen werken, dat dwingt je je erin teverdiepen", zegt de Driebergenaar. 'Een soort verlateberoepskeuzetest', noemt hij het traject: "De begeleider dwong mijme af te vragen wat ik eigenlijk wilde in een baan, en waarom. Somshad ik het gevoel in therapie te zijn."

Wat hij niet wilde, was snel duidelijk: "Ik zou nooit kunnenwerken op een plek waar het alleen gaat om winst en opties." Toenhij de kans kreeg om bij Artsen zonder Grenzen een tijdje veldwerkte gaan doen, greep hij die met twee handen aan. Hij bracht zijnbaan van vier dagen in de week terug tot eentiende en kreeg negenmaanden vrij van de universiteit om naar Afghanistan te vertrekkenals logistiek manager .

Tweederangs burgers

Anepool: "Dat was heel spannend. Kan ik daar wel leven, hoe benik onder al dat menselijk leed, dat vroeg ik me af. Maar ik ben eentamelijk nuchter persoon en kon daar redelijk mee omgaan, hoewel jeover sommige dingen razend zou kunnen worden." Hij beschrijft desituatie in Afghanistan waar vrouwen onder het bewind van deTaliban tot tweederangs burgers zijn geworden: "Als man heb je hetdaar niet zo moeilijk, maar voor vrouwen is het een stuk lastiger.Onze verloskundigen, verpleegsters en vrouwelijke artsen mogenbijvoorbeeld niet alleen reizen. Daarom ging ik soms met ze mee alschaperonne."

Ter plekke te zijn en iets van de ellende te kunnen verlichten,dat gaf veel voldoening, ook al moest hij af en toe al zijndiplomatieke gaven aanwenden om iets gedaan te krijgen: "Onzeorganisatie probeert eenredelijke relatie te onderhouden met deautoriteiten, dus ik moest op bezoek bij de Taliban-gouverneur. Datis schipperen, want hij moet niet denken dat je het allemaalgeweldig vindt, wat hij doet, maar je moet hem wel zo ver krijgendat hij meer van ons toestaat."

Na Afghanistan was de bioloog drie maanden in Zuid-Sudan. Desituatie daar choqueerde hem: "In 1981 was ik al eens in dat landgeweest, toen was er nog openbaar vervoer en telefoon. De toestandnu is hartverscheurend, er is niets meer, het hele land isleeggeroofd." Op zo'n plek de logistiek verzorgen is geen sinecure,voegt hij hieraan toe: "Van een logisticus verwachten demedewerkers dat hij alles kan. Als het licht uitvalt, moet hij hetmaken, als de voorraad op is moet hij het aanvullen."

Capaciteiten

Zijn ervaring als hoofd van de wetenschapswinkel kwam zeer vanpas. "Ik heb op computergebied veel geleerd, cursussensysteembeheer gedaan en me allerlei computerprogramma's eigengemaakt. Ik werd me pas echt bewust van die capaciteiten inAfghanistan, waar mensen snel doorhadden dat ik iets van computerswist. Als ik op het hoofdkantoor in Pakistan kwam was het vaak,'mooi dat je er bent, dan kun je meteen even naar dit en datprobleem kijken'." De organisatie heeft zeer vooruitstrevend aanautomatisering gedaan en allerlei apparatuur het veld in gestuurd,maar de kennis hierover ter plekke laat volgens Anepool vaak tewensen over.

In eerste instantie kwam het niet bij hem op, te solliciterennaar de functie van ICT-manager op het Amsterdamse hoofdkantoor:"Ik dacht dat ik daarvoor te weinig ervaring zou hebben. Toen devacature er maanden later nog was, heb ik toch gereageerd." Deorganisatie wilde graag een ICT-medewerker die wist wat er in hetveld leefde, en dat was Anepool.

Als manager communicatietechnologie moet hij de veldwerkershelpen met hun computerproblemen: "Krijg je een mailtje van eenSpaanstalig iemand in Peru die nauwelijks Engels spreekt, dan moetje maar zien dat je het oplost." Ook werkt hij aan de ontwikkelingvan computercursussen voor medewerkers uit de lokale bevolking, deconstante factor in de buitenposten van AzG: "Hartstikke leuk isdat, die cursussen opzetten. Zo heb ik ook weer te maken metonderwijs, dat vind ik geweldig." Bovendien gaat hij alsICT-manager zo'n vier keer per jaar het veld in, dus wat reizenbetreft komt hij ook aan zijn trekken.

Het enige wat het hoofdkantoor zich afvroeg, was of Anepool welzou kunnen functioneren als ondergeschikte, na zo veel jaren aanhet hoofd van de winkel. "In het veld was ik op mijn leeftijd eenuitzondering, de meeste vrijwilligers zijn behoorlijk jong enhebben niet zo veelwerkervaring. Dan komen ze al snel om raadvragen, daardoor had ik een reputatie gekregen."

Maar de oud-universitair medewerker maakt zich geen zorgen,integendeel: "Ik sta weer onderaan de ladder, ik ben geen baasmeer, en dat vind ik toch leuk! Ik had mezelf langzaam in eenmanagementrol gemanoeuvreerd, maar ik geniet er steeds meer van datdat afgelopen is. Als ik nu mijn baas zie worstelen met eenjaarplan, dan ben ik oh zo blij dat ik dat niet meer hoef."

Femke van Zeijl