'Plat gezegd wil ik graag weten wie er in Nederland de baas is'

'Plat gezegd wil ik graag weten wie er in Nederland de baasis'

Een vak in diaspora. De bestudering van degeschiedenis van de internationale betrekkingen raakte de laatstedecennia steeds meer in diskrediet binnen de historischeinstituten, om vervolgens weer op te leven binnen anderevakgebieden. Het is in dat kader veelbetekenend dat de politicoloogdr. Duco Hellema de Utrechtse leerstoel Geschiedenis van deInternationale Betrekkingen ten deel viel. Vanmiddag houdt hij zijnoratie, getiteld 'de Handelende Staat'.

De 'geschiedenis van de internationale betrekkingen' is eenonderzoeksveld dat grote aantrekkingskracht uitoefent op zowelonderzoekers als studenten. In Utrecht is de specialisatie gemetennaar het aantal studenten zelfs de grootste van deletterenfaculteit. Toch zijn er in Nederland nog maar enkeleleerstoelen te vergeven. Hoe kan dat?

Volgens Hellema heeft het vak tijdenlang onder vuur gelegenvanwege de traditioneel grote aandacht van historici voor deDiplomatieke Geschiedenis. Daarin werd op een `klassieke' manierdoor middel van archiefonderzoek het handelen van staatslieden endiplomaten onderzocht. "Te behoudend, te elitair en te masculien",verwoordt Hellema het dedain dat in de jaren zestig ontstond voorde wereld van de `grote mannen met hun oorlogen en allianties'.

Hoewel de belangstelling voor de Kissingers en Srebrenica's bijhet grote publiek altijd is blijven bestaan, verdwenen hetonderzoek en de leerstoelen daardoor langzaam uit degeschiedenis-vakgroepen.

Binnen de sociale wetenschappen en met name de politicologie isde bestudering van de internationale betrekkingen lang beschouwdals een gedragswetenschap, compleet met systeemtheorieën enallesomvattende modellen. Opmerkelijk genoeg heeft juist binnen depoliticologie de laatste tien jaar een kentering plaats gevonden inde richting van het historisch onderzoek. Steeds meer onderzoekersvan sociaalwetenschappelijke richtingen trokken de archievenin.

"Velen hadden genoeg gekregen van dat vruchteloze getheoretiseeren zagen in dat toch eerst naar het verleden moet worden gekekenwanneer men de ontwikkeling van een wereldsysteem of de patronenvan afhankelijkheid tussen de rijke en arme landen wil begrijpen",aldus Hellema.

De hoogleraar die voor zijn benoeming in Utrecht werkzaam wasbij de Amsterdamse vakgroep politicologie aarzelt niet te erkennendat ook hij de schoolstrijden en debatten `een beetje zat' was. "Dewereld van de historici vind ik in veel opzichten aantrekkelijker.Vooral het meercontemporaine onderzoek met de archiefstukken vindik een leuk metier."

Hellema zegt het jammer te vinden dat het vakgebied zoversplinterd is geraakt. Hij spreekt daarom de hoop uit eenbijdrage te kunnen leveren aan het slechten van de rigidedisciplinegrenzen. Juist omdat hij een band heeft met zowel dehistorische als de sociologische invalshoek zou hij daartoe instaat kunnen zijn.

Verwarrend

Om een brug te slaan tussen de 'klassieke' diplomatiekegeschiedenis van de sterke figuren en de 'politicologische'wereldgeschiedenis legt Hellema de nadruk op de Handelende Staatals centraal onderzoeksthema. "Het handelen van ministers is tevensop te vatten als het handelen van een maatschappij als geheel",meent de hoogleraar. "Als onderzoekers de onderhandelingen tussenNetanyahu, Arafat en Clinton bestuderen dienen ze daarom nietalleen te kijken naar die drie individuen, maar ze moeten zich ookrealiseren dat die mensen gestuurd worden door hele complexesociale verbanden."

Is die grote nadruk op de natie-staat niet vreemd gezien dehuidige tendensen naar Europese integratie en de desintegrerendekrachten elders? "De soevereiniteit van de staat is inderdaad nietmeer vanzelfsprekend", geeft Hellema toe. "Ik ben altijdvoorzichtig met voorspellingen, maar Europa staat waarschijnlijkeen verwarrende periode te wachten. Het zou best kunnen dat denatie-staat over vijftig jaar niet meer bestaat. Ik vraag me af ofde Europese Unie een alternatief zal zijn. Misschien ontstaat ereen zekere verbrokkeling van die soevereniteit en gaan we terugnaar een situatie die vóór de negentiende eeuwbestond."

Desondanks houdt Hellema vast aan het belang van het onderzoeknaar de staat als bestuurseenheid. "De laatste 200 jaar zijn destaten de belangrijkste representanten van samenlevingen en dragersvan gezag geweest. Voorlopig kun je ook niet zeggen dat denatie-staat zijn einde heeft genaderd. In West-Europa staat hetverschijnsel misschien ter discussie, maar daarbuiten stervenmensen nog steeds bij bosjes om de natie-staat te realiseren."

Het onderzoek naar Nederland als 'handelende staat' geniet delaatste jaren grote populariteit. Hellema zelf promoveerde achtjaar geleden op het buitenlands beleid van Nederland in 1956 tentijde van de crises in Hongarije en rondom de Suez. Onlangs nogpubliceerde hij met twee mede-auteurs een boek over het optredenvan het kabinet Den Uyl tijdens de oliecrisis in 1973 en 1974. Debelangstelling voor de Nederlandse buitenlandse betrekkingen isvolgens Hellema voor een groot gedeelte te danken aan het liberalebeleid van het ministerie vanBuitenlandse Zaken waar het gaat omhet openstellen van de archieven. Bovendien kunnen onderzoekers inNederland een beroep doen op de Wet Openbaarheid Bestuur. "Daardoorkun je recent materiaal in handen krijgen. In Engeland duurt het algauw dertig jaar voordat papieren worden vrijgegeven", aldusHellema.

Robuust

Hoewel het recente archiefonderzoek naar het handelen vanNederland in internationaal verband volgens Hellema `vele mooieboeken' heeft opgeleverd, constateert de hoogleraar een grootgebrek aan synthese. De grote lijnen worden uit het oog verloren.Hij acht zichzelf daar overigens mede-schuldig aan. "Er is eenenorme hoeveelheid case-studies verschenen die bovendien vaakslechts een beperkte periode beslaan. De gebruikelijke, liberale,en misschien ook wel wat brave literatuur van waarin Nederland eenkeurige nette rol krijgt toebedeeld als Atlantische mogendheid enloyale steunpilaar van de Europese integratie, is met die studiesenigzins bijgesteld. Er is echter niet een mooie consistente langetermijn-visie voor in de plaatsgekomen. Overzichtsboeken zijn bijnaniet verschenen. Ik ben een van de weinigen die zich de laatstejaren daar aan gewaagd heeft."

Hellema betreurt tevens dat onderzoekers terughoudend zijn methet doen van meer robuuste uitspraken over de machtverdeling inNederland in de twintigste eeuw. "Plat gezegd wil ik graag wetenwie er in Nederland de baas is. Ik begrijp wel dat het met de KoudeOorlog sluimerend op de achtergrond een beetje moeilijk ligt omover klassen te spreken, maar schrijvers van boeken over dezeventiende eeuw hebben die schroom helemaal niet. Daarin blijkthet geen probleem te stellen dat de Hollandse handelsbourgeoisie dedominante klasse was. Dat soort uitspraken wordt nu angstvalligvermeden."

De komend jaren wil Hellema in zijn onderzoek weer wat afstandnemen van het archiefwerk om zich mede te richten op wat hij noemt`bredere, meer filosofische, onderzoeksvragen'. Is het zo dat debetrekkingen tussen staten steeds meer onderworpen zijn aan normenen regels? Is er een verbreiding van democratische beginselen? Datzullen vragen zijn die Hellema de komende jaren bezig zullenhouden. "Mooie klassieke onderwerpen die bovendien goed aansluitenbij het onderzoek dat in Utrecht wordt verricht", zo meent hij. "Erzijn hier de laatste jaren talrijke proefschriften geschreven overde mensenrechten en aanverwante thema's. Een aantal collega's maaktdeel uit van de onderzoeksschool Rechten van de Mens. En ook in hetkader van de vorming van een Centrum voor Conflictstudies door defaculteiten Letteren, Sociale Wetenschappen en Rechten is eensamenwerking op dat gebied interessant."

Xander Bronkhorst