Rekenonderwijs geëvalueerd: "Een onbegrijpelijke uitkomst en een onzinnig plan"

Rekenonderwijs geëvalueerd: "Een onbegrijpelijke uitkomsten een onzinnig plan"

Het onderzoek in kwestie (PPON, `Periodieke PeilingOnderwijsniveau Nederland'), werd uitgevoerd door het Cito, hetCentraal Instituut voor Toetsontwikkeling, in opdracht van hetMinisterie van Onderwijs. De resultaten werden vorige weekbekendgemaakt op de conferentie `Tien jaar PPON: hoe goed is hetNederlandse reken- en wiskundeonderwijs?', dat het UtrechtseFreudenthal Instituut organiseerde.

Andere, misschien minder frappante, conclusies van hetonderzoek: meisjes zijn over het algemeen nog steeds slechter insommetjes dan jongens en kinderen uit achterstandsmilieus rekenenminder goed dan hun klasgenootjes uit bevoorrechter kringen.Wél weer frappant: de uitkomst van het Nederlandse onderzoekstaat haaks op een zeer recent internationaal onderzoek naar hetniveau van het rekenonderwijs, waar Nederland als één vande beste landen ter wereld naar voren kwam. Alleen de leerlingen inSingapore, Korea en Japan scoren significant hoger dan deNederlandse leerlingen.

Adri Treffers, hoogleraar/onderzoeker van het FreudenthalInstituut, heeft eigenlijk geen verklaring voor het feit dat hetniveau over de hele linie is gedaald, terwijl de positiefbeoordeelde 'Freudenthal-aanpak' van concreet rekenonderwijs opgrote schaal is ingevoerd. Hij speculeert: "Het zal iets met ADV temaken hebben, waardoor er meer verschillende mensen voor de klaskomen, de afname van het aantal lesuren", en met eenverontschuldigende blik, "kinderen zijn tegenwoordig tenslotte nietmakkelijk."

Toch ziet hij wel perspectief voor het rekenonderwijs:"Internationaal staan we nog steeds op een hoog niveau en deoplossing is voorhanden. Tenslotte is er in Nederland meer dangenoeg geld beschikbaar voor nascholing, begeleiding enonderzoek."

Onzinnig

Waar Treffers zich veel meer over opgewonden heeft is hetrapport `Zeker Weten. Leerstandaarden als basisvoortoegankelijkheid' dat de Onderwijsraad in oktober presenteerde.Daarin wordt voorgesteld dat het rekenonderwijs in de onderbouw vanhet basisonderwijs voortaan landelijk getoetst moet worden. Als eenschool meerdere malen slecht scoort, zouden sancties mogelijkmoeten zijn. Een onzinnig plan, vind Treffers: "Bij zo'n landelijkonderzoek kun je dus alleen de uitkomsten van de sommetjes zien,niet de manier waarop de kinderen ze hebben opgelost."

Geduldig legt hij uit: "Neem nou eens een gemiddeld moeilijkesom voor kinderen uit groep 3/4: 52 - 27. Je kunt dit opverschillende manieren gaan uitrekenen. Doe je 52 -20 en dan nog 7eraf, of 52 -7 en dan nog 20 eraf of ga je aftellen: 52, 42, 32, endan 31, 30, ... tot je bij 25 bent?" De eerste twee manieren gevenvolgens Treffers en zijn collega's blijk van een potentieelvermogen tot rekenen. Met de laatste methode, `tellend rekenen'genoemd, zal een kind bij ingewikkelder opdrachten al snel in deproblemen komen. "Het is heel belangrijk om te zien hoe iemand totzo'n uitkomst komt, in plaats van landelijk alleen maar naarresultaten te kijken."

Adri Treffers is vooral verbaasd over het feit dat deaanbevelingen geen enkele wetenschappelijke grond hebben: "Alleonderzoeken wijzen er juist op, dat dit soort landelijke toetsenalleen maar averechts werken op het niveau van het onderwijs." Watdan wel? "De verantwoordelijkheid voor het onderwijs moet bij deleraar blijven. Er is in Nederland genoeg mogelijkheid totnascholing en behoorlijke begeleiding; daar zou meer gebruik vangemaakt moeten worden. En dan twee tot drie keer per jaar zo'n testdoen, zodat de school zelf de zwakke punten kan signaleren."

Ook de lerarenopleiding, de Pabo, is mede-verantwoordelijk voorhet niveau van ons rekenonderwijs. Daar wordt echter maar weinigaandacht aan rekenen besteed. Gemiddeld maar ééncontactuur per week, ontdekte het Freudenthal Instituut. Dat isvooral te wijten aan de nieuwe trend van 'thematisch' onderwijs,waarbij alle schoolvakken worden geïntegreerd rondéén thema - denk aan `De derdewereld', `energie' of`verdraagzaamheid'.

Kortom; twee rapporten waarover nogal wat te doen is in hetFreudenthal Instituut. Eén met een intrigerende uitkomst, enéén met een omstreden aanbeveling. Treffers ziet veelmeer in een 'nationale nascholing' van leraren. "Eenpromotie-onderzoek heeft aangetoond dat minimale extra begeleidingvan leraren op de werkplek zorgt voor maximale prestaties van deleerlingen". Voor Treffers hét bewijs dat begeleiding ennascholing wél zorgt voor betere resultaten en landelijketoetsing het niveau van het Nederlands rekenonderwijs alleen maarnòg verder zal doen dalen.

Nathan Vos