Theorievorming over de kinderopvang als economisch goed

"Discriminatie is een luxe die werkgevers zich alleenin tijden van economische voorspoed kunnen veroorloven."

"Individualisering van het belastingstelsel zal voormaar een beperkt deel van de niet-werkende vrouwen een prikkel zijnom betaald werk te zoeken."

En: "De overheid doet er uit zuiver economischeredenen goed aan, kindercrèches te subsidiëren en tereguleren." Aldus prof.dr. J. Siegers.

Het zijn enkele van de vaak verrassende conclusies uit detheorievorming en het onderzoek van het Economisch Instituut van deRechtenfaculteit, waar vijftien economen en econometristen werkzaamzijn. Dr. Jacques Siegers, hoogleraar Algemene Economie envoorzitter van het Instituut, noemt ze met lichte pretogen. Hijheeft er duidelijk plezier in om niet aan het clichébeeld tevoldoen van de puur op cijfers gerichte, economische onderzoeker.Siegers: "Op de economische faculteiten overheerst op dit moment deneiging zich terug te trekken op de wiskundig-economischemodellenbouw. Wij doen óók aan modellenbouw, maar hetaccent ligt bij ons toch anders. We werken hier sterkinterdisciplinair, uiteraard vaak samen met juristen. Maar ookbijvoorbeeld veel met sociologen."

Beperkingen

Bij die samenwerking richt het Economisch Instituut zich op drieaandachtsvelden: de arbeidsmarkt, de internationale economischebetrekkingen en de verhouding tussen markt en overheid. Eencentraal thema daarbij is 'efficiëntie'.

Siegers: "Hoe kun je de rechtsregels verklaren uit huneffectiviteit voor het economisch ordenen van de samenleving? Dieeconomische vraagstelling combineren we met de vraag naar derechtvaardigheid van marktuitkomsten en overheidsmaatregelen."

De twee invalshoeken worden op een hoger theoretisch niveaugeïntegreerd in de 'rationele-keuzetheorie'. Die vormt binnenhet instituut - en binnen zijn relaties met de beoefenaren vanandere wetenschappen - de gemeenschappelijke 'taal'. De theoriegaat uit van individuen die véél willen, maar bij hetrealiseren van hun wensen tegen grenzen aanlopen: juridische,sociale en economische restricties zoals wetgeving, subcultuur enwerkgelegenheid. Daardoor zullen zij keuzes moeten maken, en deuitkomst van dat keuzeproces is hun gedrag. Siegers: "Voor desamenwerking tussen een aantal disciplines iszo'ngemeenschappelijke taal van levensbelang. Overigens leert deervaring, dat het voor een succesvolle interdisciplinairesamenwerking minstens even belangrijk is dat het tussen deonderzoekers persoonlijk klikt."

'Rechtvaardigheid' en 'economisch handelen' komen mooi samen inonderzoek naar het verband tussen discriminatie en conjunctuur.Siegers: "Ons theoretisch uitgangspunt was dat werkgeversméér ruimte hebben om te discrimineren als ze hunproducten gemakkelijk verkopen. Je veroorlooft je bij discriminatienamelijk de keuze uit de mogelijke werknemers te beperken, en datkan alleen bij ruime winst. Dit hebben we getoetst door opmacroniveau de ontwikkeling van de bedrijfswinsten te koppelen aande verschillen in beloning tussen mannen en vrouwen. Daar kwamduidelijk uit dat die verschillen kleiner worden - en dus dediscriminatie vermindert - wanneer de winsten dalen."

De vrouw komt vaker terug in het onderzoek van het EconomischInstituut. Bijvoorbeeld bij een project waarin economie ensociologie werden gecombineerd. Siegers: "De verhouding tusseneconomie en sociologie wordt vaak getypeerd als: 'Economics is allabout how people make choices. Sociology is all about why theydon't have any choices to make.' Wij combineerden die invalshoekenin ons onderzoek naar de vraag in hoeverre de arbeidsverdelingbinnen het huishouden wordt beïnvloed door de uurlonen vanmannen en vrouwen. De economische theorie leert dat hoe hoger hetuurloon van de man ten opzichte van dat van zijn vrouw, hoe kleinerzijn aandeel in het onbetaalde huishoudelijk werk. Dat vonden weook terug in het empirisch onderzoek. Maar zoals we verwachttenbleek het verband zwakker in heel traditionele én in heelmoderne sociale omgevingen, dat wil zeggen in omgevingen waar'people hardly have any choices to make'."

Kinderopvang

Het onderzoek van het Economisch Instituut is sterk gericht opde veranderende arbeidsmarkt van dit moment. Het centrale thema isdaarbij 'de nieuwe werknemer'. "Op de arbeidsmarkt zijn enormeveranderingen gaande. Niet alleen willen steeds meer vrouwenbetaald werken, aan de andere kant nemen mannen steeds vakerzorgtaken op zich. Dat resulteert in een grote vraag naar parttimewerk en in een groeiende vraag naar kinderopvang", aldusSiegers.

Die groeiende vraag was de aanleiding voor theorievorming overde kinderopvang als economisch goed. Daarbij heeft de econoom ineerste instantie de neiging om te stellen dat de markt haar werkmoet doen, vraag en aanbod in evenwicht moeten komen, en er zovanzelf een optimale situatie zal ontstaan. Maar volgens Siegersligt het, ook theoretisch, niet zo eenvoudig: "Als je goed naar diemarkt gaat kijkendan zie je dat het om een groot aantaldeelmarktjes gaat. De crèche is iets anders dan de buurvrouwdie een kind een uurtje opvangt of het meisje dat dat kind van diecrèche haalt. Tussen en binnen deze deelmarkten is sprake vanconcurrentie, maar tegelijkertijd biedt elke aanbieder een productaan dat toch net iets verschilt van dat van de ander. Deeconomische theorie leert dat dit 'monopolie-element' maakt dat hetaanbod kleiner is dan onder volledige concurrentie het geval zouzijn geweest.

"Daar komt bij dat kinderopvang een bijzonder goed is, eenzogenaamd 'vertrouwensgoed'. Je moet er op vertrouwen dat de opvangnaar behoren gebeurt maar je kunt dat niet controleren. Deaanbieder heeft dus geen economische prikkel om het goed te doen,en dat zet de kwaliteit onder druk. Dat zet vervolgens weer eensoort negatieve selectie in gang. Omdat je niet precies weet hoegoed de opvang is ben je niet geneigd om meer dan de gemiddeldemarktprijs te betalen. De bijzonder goede kinderopvang kan dus geenbovengemiddelde prijs bedingen, en zal daarom de marktverlaten."

Het is een soort negatieve vicieuze cirkel, die alleen door deoverheid doorbroken kan worden. Vandaar dat de overheidkinderopvang subsidieert en er sinds enige tijd een AlgemeneMaatregel van Bestuur bestaat die kwaliteitseisen stelt aan decrèches. Verder is er, om die kwaliteit te garanderen, eencertificeringsysteem in de maak.

Siegers: "Een prachtig voorbeeld van de maatschappelijkerelevantie die economische theorievorming kan hebben. En zo kun jevoor meer goederen bekijken of er - uit redenen vanrechtvaardigheid, maar ook van zuivere economische efficiëntie- overheidsingrijpen gewenst is en, zo ja: wat voor soortingrijpen."

Adri Bolt