Visitatiecommissie ambivalent over informatiekunde

Voorzitter Wagenaar, hoogleraar ICT in Delft, begon zijn rapportage met loftuitingen aan het adres van de Utrechtse opleiding. Hij prees de goede voorzieningen en het gemotiveerde docentencorps en feliciteerde de informatiekundigen met het tegen de landelijke trend in toenemende aantal studenten. De brede opleiding sluit niet alleen goed aan op de arbeidsmarkt, constateerde Wagenaar, maar de twee masters bieden studenten ook een uitstekende opstap naar een loopbaan als onderzoeker.

Aanzienlijk kritischer was Wagenaar over de bachelorfase, waarin het naar zijn mening ontbreekt aan een logische samenhang tussen de verschillende onderdelen. Waar zijn commissie lovend was over de wetenschappelijke kwaliteit van de masterscripties, trof zij tussen de bachelorscripties wel erg zwakke werkstukken aan. Een bijkomend probleem noemde hij het feit dat een lijst met beoordelingscriteria voor scripties ontbreekt.

Misschien zou er wat harder gewerkt moeten worden, meende Wagenaar, want de studie is nu wel erg licht. “Volgens de studenten is dertig uur studie per week ruim voldoende om de bachelor te kunnen halen. Ook volgens henzelf kan er wel een tandje bij.” Hoewel hij eerder hun gemotiveerdheid had geprezen, had de voorzitter kritiek op de afstandelijkheid van sommige docenten. “De studenten zouden graag wat meer interactie met hun docenten willen hebben.”

Veel van de genoemde problemen zouden kunnen worden opgelost met een wat strakker management, was het oordeel van de commissie, die weinig greep had kunnen krijgen op de ‘governance’ in de nieuwe bètafaculteit. Ook een ander Utrechts paradepaardje werd door Wagenaar op de korrel genomen. “Uw didactisch concept is gebaseerd op wederzijds committent”, aldus Wagenaar, “maar dat begrip zegt ons niets en uw studenten trouwens ook niet. Maak dat expliciet en maak ook uw toetsingskaders scherper."

Ondanks deze kanttekeningen noemde Wagenaar de Utrechtse informatiekunde ‘een gedegen opleiding met veel potentie en mooie kansen’. Wil die potentie gerealiseerd worden, dan zal het management de genoemde tekortkomingen echter op korte termijn moeten aanpakken. “Sommige zaken zijn hier niet schaalbestendig. Als het aantal studenten verder toeneemt, kan iets wat nu een klein beetje rammelt, zonder snel ingrijpen wel eens heel erg gaan rammelen.”

EH