Visitatiecommissie onder de indruk van vernieuwing scheikundeonderwijs

“Ik ben een positief ingesteld iemand”, aldus Van Kammen, die het woord voerde, omdat commissievoorzitter Vliegenthart zich als Utrechts emeritus-hoogleraar discreet op de achtergrond hield. De rapporteur voegde de daad bij het woord en overlaadde zijn gehoor met complimenten. Hij had lof voor de meeloopdagen, waarin vwo-scholieren de kans krijgen om al aan de chemie te ‘ruiken’, en prees de manier waarop docenten de studenten begeleiden. “U moet wel goed voor de practicum- en werkgroepbegeleiders zorgen”, hield de Wageningse hoogleraar het departementsbestuur voor. "In feite zouden ze af en toe een sabbatical moeten krijgen, maar ik besef dat die wens niet gemakkelijk te realiseren zal zijn.”

Uiteraard had Van Kammen ook kritiek, maar zelfs die verwoordde hij zo vriendelijk dat zijn toehoorders zich na afloop afvroegen hoe zijn aanmerkingen precies geduid moesten worden. Helder was wel dat de commissie tutoren en een goede studieloopbaanbegeleiding had gemist. Over de college-responsgroepen waren zowel de studenten als de docenten waarmee de commissie had gesproken, positief geweest. Maar Van Kammen merkte fijntjes op (“een leuke truc van u”) dat die twee groepen gesprekspartners voor zijn gevoel wel erg selectief en eenzijdig waren samengesteld.

Opvallend was dat twee voorname punten van zorg van de commissie niet zozeer de scheikundeopleiding betroffen als wel het meer algemene onderwijsbeleid van de UU. De Utrechtse graduate school had gemengde gevoelens bij de commissie opgeroepen, aldus Van Kammen, met name vanwege de verwachting dat het promotietraject gaat indalen in de master, waardoor die opleiding wel erg sterk op de research wordt gericht. De opleiding van chemici voor functies in het bedrijfsleven of in maatschappelijke organisaties zou daardoor in het gedrang kunnen komen, vreest de commissie of in de woorden van Van Kammen: “De kans bestaat dat op die manier het civiel effect van de master wordt uitgehold.”

Ook het in Utrecht snel om zich heen grijpend bindend studieadvies bleek in de commissie weinig fans te hebben. Van Kammen adviseerde het college van bestuur althans om zeer terughoudend te zijn met de invoering van het bsa bij scheikunde. “Prima dat tutoren met studenten spreken over hun studievoortgang, maar laten we niet vergeten dat studenten ook de kans moeten krijgen op een studentenleven. Ze willen lid worden van een studentenvereniging en dat moet wel mogelijk blijven.” En in de richting van het departementsbestuur: “Ik laat het aan u om op te komen voor de belangen van uw studenten.”

EH