Westerse landen pakken buitenlandse mensenrechtenschendingen vaak verkeerd aan

Westerse landen pakken buitenlandse mensenrechtenschendingenvaak verkeerd aan

"Wees niet bevreesd om landen die de mensenrechten schenden, tedreigen met sancties." Behoedzaam formuleert Marlies Glasius hetadvies dat ze regeringen zou willen geven. In de praktijk is datvooral gericht aan het adres van westerse landen, die mensenrechtenals een onderdeel van hun buitenlandse beleid beschouwen. Ookzouden ze goed moeten nagaan waarom 'doelwitlanden' nu preciesovergaan tot het schenden van mensenrechten, concludeert Glasius.Deze week (1 september) promoveert de dertigjarige juriste inUtrecht op een studie naar de invloed die (westerse) landen met hunbuitenlands beleid kunnen uitoefenen om schending van mensenrechtentegen te gaan.

In een constructieve dialoog met degenen die verantwoordelijkzijn voor de schendingen, heeft ze minder vertrouwen. "In veelgevallen hebben die te veel belang bij schending van demensenrechten." Bijvoorbeeld om afscheidingsbewegingen de kop in tedrukken en de vaak zo 'heilige' nationale integriteit te handhaven.Of men heeft simpelweg te veel financieel voordeel bij handhavingvan de status quo, zoals het geval was bij de voormaligeIndonesische president Soeharto en zijn familie. Met zwarerepressie gaat men dan veranderingen tegen die mogelijk in deportemonnee te voelen zijn.

In haar onderzoek heeft Glasius zich beperkt tot demensenrechtensituatie in Indonesië tussen 1970 en 1994, en deeffecten daarop van het buitenlandse mensenrechtenbeleid vanAustralië, de VS, Groot-Brittannië, Nederland en deEuropese Gemeenschap (later Europese Unie). "De situatie inIndonesie is representatief voor veel mensenrechtenschenders. Datwas een van de argumenten om voor dit land te kiezen. Bovendien iser over Indonesië zeer veel materiaal voorhanden."

Frankrijk

Schending van mensenrechten beperkt zich overigens niet totautoritair geregeerde landen, geeft Glasius toe. Onlangs nog werdFrankrijk door het Europees Hof voor de Rechten van de Mensveroordeeld wegens marteling (van een gearresteerdedrugshandelaardoor de politie). Wat meer en vroegere verontwaardiging van anderewesterse landen was op zijn plaats geweest, vindt Glasius."Nederland reageerde vooral omdat de aanklacht was ingediend doorhet Nederlands-Marokkaanse slachtoffer, en bovendien na deuitspraak van het hof, terwijl de feiten eerder bekend waren."

Dat het 'hier' ook misgaat is zeker geen reden voor de landenvan de EU om de kritiek naar buiten toe te matigen; het is wel eenreden om ook elkaar kritisch te volgen, vindt de promovenda. "Bijbuitenlands mensenrechtenbeleid gaat het overigens niet om hetbeschuldigend wijzen met het vingertje, maar om het werkelijkverbeteren van de situatie van mensen."

Hoewel buitenlands mensenrechtenbeleid en verontwaardiging dusenigszins 'selectief' zijn, is het volgens Glasius wel duidelijkdat de mensenrechten onder dictaturen en in oorlogssituatiesmassaler worden geschonden dan in democratieën en invredestijd. Ook is duidelijk dat economische overwegingen hetbuitenlands mensenrechtenbeleid doorkruisen, schetst Glasius. Deeconomische reus China krijgt een voorzichtige diplomatieke aanpak,tegen het weinig belangrijke Birma treedt het westen veel harderop.

De aanpak van Indonesië ligt grofweg daar ergens tussenin,maar verschilt van land tot land, en van situatie tot situatie. Hetonderzoek schetst vier situaties waarin de westerse landen hebbengeprobeerd de Indonesische autoriteiten te beïnvloeden. Teneerste probeerden ze gevangenen die in de jaren zeventig nog steedsvastzaten vanwege de vermeende communistische couppoging van 1965,vrij te krijgen: door Indonesië aangeduid als 'B-gevangenen'.Ook wilden de westerse regeringen voorkomen dat een groep dierechtstreeks bij die coup betrokken zou zijn geweest('A-gevangenen'), werd geëxecuteerd. Eind jaren tachtig enbegin jaren negentig eisten de VS eerbiediging van arbeidsrechtendoor Indonesië. Het bloedbad van 1991 op de begraafplaats vande Oost-Timorese hoofdstad Dili was aanleiding om onder meerverbetering van de mensenrechtensituatie op Oost-Timor te eisen,een diepgaand onderzoek, bestraffing van de daders en meer openheidop de door Indonesië geannexeerde vroegere Portugesekolonie.

De westerse landen staat in dit soort gevallen een aantalmiddelen ter beschikking, vertelt Glasius. "Je hebt de stillediplomatie, publieke verontwaardiging en natuurlijk, zwaarderemiddelen als handelssancties, wapenembargo's, het stopzetten vanontwikkelingshulp, druk op bedrijven om niet in zo'n land teinvesteren, VN-resoluties en in het ergste geval militairingrijpen." In wisselende mate hebben de westerse landen dezeverschillende middelen gebruikt, maar met beperkt succes. Glasius:"De westerse landen kijken nauwelijks naar de motieven achter demensenrechtenschendingen. Hetzijn vaak internationale enbinnenlandse politieke overwegingen, zoals druk uit de eigensamenleving, die het beleid sturen."

Voor 'minder noodzakelijke' mensenrechtenschendingen, zoals inIndonesië het blijven vasthouden van de grote groepenB-gevangenen, is minder zware druk nodig. Voor 'noodzakelijke'schending is juist een harde opstelling vereist. Dat klinktlogisch, maar door het ontbreken van analyse, kiezen de westerselanden vaak niet de juiste middelen bij de juiste situatie, meentGlasius. "Daarmee zeg ik niet dat er niets is bereikt. In de latejaren zeventig zijn, onder buitenlandse druk, toch tienduizendenpolitieke gevangenen vrijgelaten."

Maar zelfs al worden wel de juiste middelen gekozen, dan nog isenige bescheidenheid over de invloed die regeringen met hunbuitenlandse mensenrechtenbeleid kunnen uitoefenen geboden,nuanceert de onderzoekster. "Democratie kan je niet van buitenafopleggen. Ik ben ervan overtuigd dat buitenlandse pressie geen rolheeft gespeeld bij de 'reformasi'-beweging van 1998 inIndonesië en het verdwijnen van Soeharto. Dat hebben deIndonesiërs zelf gedaan, onder invloed van de economischeAzië-crisis."

Studenten

Een voortouw bij die omslag speelden de studenten. Nietverwonderlijk, meent Glasius. "Die worden niet alleen breedopgeleid, maar hebben ook meer tijd dan bijvoorbeeld arbeiders.Bovendien zijn ze ongebonden en hebben ze minderverantwoordelijkheden." De kritiek van de studenten is met hetverdwijnen van Soeharto en de verkiezingen niet verstomd. Het landis juist nu weer volop in de actualiteit. Het rommelt opOost-Timor, waar voor- en tegenstanders van de onafhankelijkheidelkaar te lijf gaan. Het rommelt ook op Ambon waar christenen enmoslims elkaar afslachten.

Staven kan ze het niet, maar volgens Glasius zijn er "sterkeaanwijzingen dat delen van het Indonesische leger achter de rellenop Ambon zitten."

Provocateurs vanuit Java zouden stoken om aan te tonen dat hetop Ambon zonder het Indonesische leger helemaal een grote chaoswordt en dat Indonesië dus onmisbaar is. In de opstandigeprovincie Atjeh schendt het Indonesische leger, volgens lokaleactivisten en internationale mensenrechtenorganisaties als AmnestyInternational, al sinds 1989 de mensenrechten op grote schaal. Eindjuli zijn geplande vredesbesprekingen niet doorgegaan en heeftJakarta extra troepen gestuurd om de onafhankelijkheidsbeweging'Vrij Atjeh' eronder te krijgen.

De studenten zijn dan ook onverminderd kritisch over de rol vanhetIndonesische leger in deze situaties. Van de universiteitenmoeten veranderingsgezinde studenten het echter niet te hebben,meent Glasius. "De juridische faculteiten van veel Indonesischeuniversiteiten zijn bijvoorbeeld heel conservatief." Of deuniversiteiten in Indonesië de verlengstukken zijn van deregering en zo mogelijk zelfs tips geven aan de politie overpolitiek actieve studenten, betwijfel ze. "Daarvoor heb ik geenenkele aanwijzing," stelt de promovenda, die dergelijk'verklikgedrag' de enige reden zou vinden voor de UniversiteitUtrecht om bijvoorbeeld de samenwerking met de Indonesische GadjahMada-universiteit stop te zetten. "Samenwerking tussenuniversiteiten is geen mensenrechteninstrument, maar een middel totuitwisselen van kennis en ideeën. Dat stimuleert juist eenkritische houding."

Een belangrijkere rol ziet Glasius weggelegd voor internationaleorganisaties, (particuliere) non-gouvernementele organisaties enbedrijven, zeker in dit tijdperk van terugtredende overheden. Alsvoorbeeld van een succesvolle en gezamenlijke buitenlandseinspanning - van regeringen, organisaties én bedrijfsleven -om schending van mensenrechten tegen te gaan, noemt ze Zuid-Afrika.Uiteindelijk heeft de apartheid daar het loodje gelegd, niet in delaatste plaats vanwege jarenlange, brede sancties.

Henk Boon