Kamer vinden in Utrecht: pakken wat je pakken kan, of niet natuurlijk
Dat de nood onder kamerzoekers hoog is, zal niemand zijn ontgaan. Reacties op particuliere huizen, geadverteerd via Facebook, lopen op tot in de honderdtallen. Daarnaast kom je bij de SSH ook pas in aanmerking voor een kamer na een flink aantal maanden inschrijftijd. De zoekende eerstejaars is dus overgeleverd aan zijn of haar creativiteit. Voor het eerst op kamers betekent daarom vaak genoegen nemen met wat er op je pad komt. Dat ondervond ook Robin (19).
Haar eerste kamer was bij een hospita. Als dat je vreemd in de oren klinkt, is dat niet bijzonder. Dit is een vorm van huur waarbij je bij je huisbaas inwoont en slechts één kamer huurt. Deze woonvorm was jaren terug erg gebruikelijk, daarna nagenoeg uitgestorven en onlangs weer met een kleine opleving bezig. Robin kwam terecht in een huis in Kanaleneiland waar ze elke maand 500 euro - cash- moest aftikken. Daarnaast werden er strenge eisen gesteld aan het vaatwassergebruik: “Ik kreeg ooit een foto toegestuurd van mijn hospita met daarop de greep van de deur van de vaatwasser. Daarop zouden te veel vingerafdrukken. Als dat nog eens zou gebeuren “zouden we toch eens een goed gesprek moeten voeren”, aldus Robin.
Ook Bram (22) woonde niet bepaald in een paleis toen hij voor het eerst in Utrecht kwam. Zijn kamer was slechts 7 vierkante meter en zou pas maanden na zijn betrekking worden gerenoveerd, met als gevolg dat het naar binnen regende in de gang. Op de vraag of hij dit als een krot zou omschrijven, antwoordt Bram: “Dat lijkt me een nogal royale omschrijving.” Ook ik kan hierover meepraten.
Mijn eerste kamer huurde ik anti-leegstand in een voormalig ziekenhuis. Alhoewel de bedrijfskantine van het ziekenhuis zich goed leende voor een feestje zaten er ook nadelen aan. Zo werkte het geïntegreerde intercomsysteem nog en werd ik vrijwel elke vrijdag- en zaterdagnacht uit mijn bed gebeld omdat menig dronken student het zeer vermakelijk vond om de koffiekamer te bellen. Toch zijn Bram, Robin en ik het unaniem eens: als woningzoekende eerstejaars moet je pakken wat je pakken kan. “Behalve hospitahuur!” voegt Robin daar lachend aan toe.
Soms zorgen, meestal niet
Vreemd genoeg lijken de meeste ouders toch met een gerust hart hun kinderen achter te laten in deze suboptimale leefsituaties. Bram vertelt dat zijn ouders zijn krot eigenlijk wel grappig vonden. Ze vonden het misschien wel jammer dat met zijn vertrek alle kinderen het huis uit waren, maar dat was het ook wel. Ook Robin zegt dat haar moeder het eerst spannend vond maar zich snel gerust voelde toen ze zag dat ze al snel haar eigen sociale leven wist op te bouwen. Ook ik ga na bij mijn eigen ouders, hoe zij dit destijds hebben ervaren. Mijn vader, Jack (63), vertelt: “Het was voor jou wel tijd om te gaan. Wij dachten: je stoot vast je kop maar nooit echt heel hard. Bovendien is het ook goed om domme dingen te doen.” Echte zorgen hebben zij zich dan ook nooit gemaakt. Behalve misschien over mijn financiële huishouding, als ik aan het einde van de maand weer eens overgeleverd was aan pasta mayo (recept op aanvraag).
Bram en Robin beschrijven daarnaast ook vooral de praktische redenen om op kamers te gaan. Robin komt uit Limburg en was per saldo toch bijna 3 uur onderweg naar Utrecht. Daarmee was de prikkel om op kamers te gaan erg sterk. Bram voelde er idem weinig voor om elke dag te pendelen tussen Alkmaar en Utrecht. Ik was ook snel genezen van mijn behoefte om ‘even aan te kijken vanuit Eindhoven’ toen ik voor het eerst de bus van 6.53 uur moest nemen om het college van 9 uur te halen.
Dat geldt trouwens niet voor iedereen. Manon (22) vertelt dat er ook een hele goede reden is om niet op kamers te gaan. BIjvoorbeeld als je je daar nog niet helemaal klaar voor voelt. Ze geeft juist als tip mee aan de eerstejaars dat je je niet te veel hoeft te laten leiden door wat iedereen doet. Ook zij koos haar eigen pad toen ze een kamer kreeg aangeboden maar te veel twijfelde. Ze besloot te weigeren en thuis te blijven wonen. “Soms voelde ik me wel een backpacker, als ik met mijn veel te dure bakje pasta in de UB zat te eten. Maar ik vond het toch fijn om terug te gaan naar een huis waar het gezellig was en het eten altijd klaar stond: een soort veilige haven.” Vooroordelen over een gebrek aan sociaal leven blijken onterecht. Manon werd gewoon lid van roeivereniging Triton en heeft een waardig studentenleven. Inmiddels is ze ook voor het eerst op kamers en onderhuurt 6 weken een kamer in het huis van ondergetekende. “Dit voelt nu gewoon helemaal goed.”
Eén ding lijkt in ieder geval zeker of je nu wel of niet een kamer vindt: het komt uiteindelijk goed. Studeren is niet per se minder leuk als je niet op kamers woont. Bovendien vind je sowieso een kamer (mits je dat wilt) en je maakt zeker woonpromotie. Bram en Robin wonen inmiddels allebei op de IBB, een groot studentencomplex. Robin bijna een jaar en zij is lyrisch over het IB-Bestaan. “Het is net alsof je woont op een grote camping.” Corona heeft hier gelukkig niks op afgedongen. Bram herkent het gevoel maar is inmiddels al wat getemperd in zijn enthousiasme. “Na een tijdje heb je het hier ook wel weer gezien.”
Dat is trouwens helemaal niet erg want met genoeg wachttijd is de kans vrij reëel dat je in één van de stadspanden van de SSH terechtkomt, waar ondergetekende inmiddels ook woont. Voor een prikkie in een balzaal in het centrum van Utrecht wonen is met genoeg geduld eerder de regel dan een uitzondering en dat moet stemmen tot optimisme. Tot die tijd luidt het devies vooral: hospiteren, hospiteren en het hebben van een beetje geluk.
Nina heeft na jaren dan eindelijk een kamer in de binnenstad!