Eerste bewoners IBB keren na 50 jaar terug: 'Mijn dochter is hier verwekt'

Frans van der Avert naast de net onthulde plaquette in Huize Frits onder toeziend oog van onder meer Annemarie, foto DUB

“Mijn oudste dochter is hier verwekt. Dat staat me nog helder voor de geest.” Jan Pasman (69) zit samen met zijn vrouw op het bed tussen de teddyberen van de huidige bewoonster van het kleine kamertje waar het grofweg vijftig jaar geleden gebeurde. “Mijn vrouw heeft net als ik dierengeneeskunde gestudeerd”, vervolgt hij terwijl hij liefdevol glimlacht naar zijn wederhelft. “Het klikte tussen ons, en al snel was het boem-bam-raak.” 

Pasmans ontboezeming is één van de vele wervelende anekdotes deze zaterdagmiddag. Zes oud-bewoners van de IBB brengen een bezoekje aan een unit op de derde verdieping van IBB nummer 89. Vijftig jaar geleden waren zij de eerste bewoners van het studentencomplex wat toen een all boys unit was. 

Toen was het net zo’n rotzooi

Er heerst een jolige sfeer in huize Frits - zoals de huidige bewoners hun huis hebben genoemd. De huiskamer is tot de nok toe gevuld met vrolijke, luidruchtige oud-bewoners en hun echtgenotes. Een rijtje breed grijnzende huidige bewoners slaat het geheel gade en kwebbelt met de oudjes. Naar het schijnt was er gisteren ergens een huisfeest, en toen de oud-bewoners rond twaalf uur aanbelden was het gros van de studenten nog bezig met ontwaken. Op de achtergrond klinkt toepasselijk Hotel California van the Eagles –  “we haven't had that spirit here since nineteen sixty-nine”.

In het huis hangt de typisch weeïge lucht van een studentenkot; het is een melange van etensresten, verschaalde alcohol en een brede variëteit aan obscure schimmels die zich de afgelopen 50 jaar diep de funderingen van het gebouw in knaagden. Ook  vertoont het alle kenmerken van een studententhuis: plakkerige vloeren die een gitzwart residu achterlaten op blote voeten; een met afwas bezaaid aanrecht vol half opgegeten tosti’s; doorgezakte banken en intrinsiek smerige fornuizen bedekt met zilverpapier; knipselcollages van blote tijdschriftmeisjes, met op hun borsten 35-procentkortingstickers van de Albert Heijn.

“Toen was het net zo’n rotzooi.” Volgens Frits Blacquiere (71) is er weinig veranderd in het complex. Samen met Frans van der Avert (70) zit hij op één van de doorgezakte banken. De twee kornuiten leerden elkaar kennen in dit huis. Van der Avert studeerde scheikunde, Blacquiere geneeskunde. Ze maakten carrière als respectievelijk chemicus en gynaecoloog. Blacquiere was destijds etage-oudste. Volgens hem klinkt dat zwaarwegender dan het was: zijn voornaamste verantwoordelijkheid was het innen van geld voor de gemeenschappelijke bierpot.

De Beatles en de Stones waren een belangrijk gegeven

Toen Van der Avert – forse man met een blozend, vriendelijk gezicht, het type gezellige brombeer – zijn kamer bij een keurige hospita in Hoograven verruilde voor de IBB, begon zijn studententijd pas echt. De vrijheid, blijheid en flower power van toen staat hem helder voor de geest. “De studiedruk was nog niet zo hoog. Studietoelages werden langer verstrekt dan nu. Ik kan me herinneren dat er hier op de IBB mensen met een wietplantje in de vensterbank en een gitaartje in de hand relaxt zaten te wezen. Studeren deden ze al lang niet meer.”

Drugs waren in hun huis overigens niet aan de orde. Drank vloeide rijkelijk. “Er werd regelmatig een biertje gedronken”, zegt Blacquiere eufemistisch. “Veel feestjes, binnen en buiten de deur.” Van der Avert valt hem bij met een dromerige blik in zijn ogen, actief terugdenkend aan de tsunami van tijdloze muziek die de jaren 60 typeerde. “De Beatles en de Stones waren een belangrijk gegeven. Een indrukwekkend geluidssysteem om muziek zo hard en goed mogelijk te laten horen, was een statussymbool.” Van der Avert en Blacquiere zijn altijd vrienden gebleven. Uniek is dit volgens hun niet: veel vriendschappen die in de IBB-periode ontsproten, bestaan nog steeds.

Ik ben een keer zo laveloos geweest, dat ik twee uur lang op de plee heb zitten slapen

Blacquiere maant de groep tot stilte en spreekt zijn oud-bewoners toe, zoals een echte etage-oudste betaamt. “Een jaar geleden ongeveer, zaten een paar bejaarden op de bank te doen wat bejaarden vaak doen, mijmeren over het verleden.” Hij heeft de lachers op zijn hand. “Het is bijzonder dat deze etage Frits heet. Het is buiten mijn invloed om geweest, maar ik was de eerste etage-oudste. Ik kan me voorstellen dat jullie je huis naar me vernoemd hebben.” Als hij is uitgesproken, onthult hij een gouden plaquette die de voormalige bewoners geven aan de huidige. Van der Avert ontkurkt onder luid gejuich een gigantische fles champagne.  

“Ik ben een keer zo laveloos geweest, dat ik twee uur lang op de plee heb zitten slapen.” Pasman is aan het woord. Bevlogen spreker, goedlachs, twinkeling in de ogen. Hij is op dreef: de wilde verhalen volgen elkaar in rap tempo op. Hij wijst naar Van der Avert, die iets verderop met een glas champagne in zijn hand staat te bulderlachen. “Ik haalde mijn kandidaatsexamen. Daarom was er bij mij op de kamer groot feest. Frans moest de volgende dag een belangrijk examen doen. Hij kwam op mijn feest, maar haakte om één uur al af. Dat pikten we niet. Toen hebben we een brandslang die in de gang hing uitgerold, die onder zijn deur geschoven en zijn hele kamer blank gezet. Frans reageerde laconiek. Dat examen heeft hij nog gehaald ook.”

Die periode hier vormt de basis waarop je de rest van je leven met andere mensen omgaat

Dat de studententijd de mooiste tijd van je leven is, beaamt Pasman meteen. Wat je kwijtraakt als je de studententijd achter je laat? “Je jeugd. Je onschuld. Daarna word je een man – of een vrouw. Dat is een geweldige verrijking, maar die periode hier vormt de basis waarop je de rest van je leven met andere mensen omgaat.” Zijn woorden zijn nauwelijks uitgesproken of Pasman geeft meteen een demonstratie van zijn jeugdigheid. Hij doet een handstand tegen de deur van het kleine kamertje, een ritueel dat volgens hem vroeger onderdeel was van het drankgelach. De huidige bewoonster van het kamertje kijkt ernaar met grote ogen en houdt haar hart vast: als dit maar goed gaat.

Annemarie Blacquiere (70) is de vrouw van Frits. Met een hoop nostalgie kijkt ze terug naar haar studententijd. Nu is ze met pensioen, wat haar een beetje doet denken aan het leven van toen. “Alles mag en niks hoeft. Als je studeert moet er wel wat maar niet iedereen ziet dat zo”, grinnikt ze. Toen ze Frits leerde kennen, werkte ze al. Ze bleef logeren in zijn tachtig centimeter brede bedje. Dat moest stiekem, want omdat IBB 89 een jongenshuis was, waren vrouwelijke logees illegaal. Annemarie voelt zich vitaal, maar dat is wel eens anders geweest. In het verleden kreeg ze twee keer borstkanker. Ook verloor ze niet lang geleden twee vriendinnen aan de dood. “Je moet dit geen vijf jaar meer uitstellen. Nu is iedereen nog gezond”, zegt ze enigszins weemoedig, terwijl ze haar haar blik over de groep luidkeels keuvelende oud-bewoners laat glijden.

Ik ben dankbaar voor elke dag. Het kan elk moment over zijn

Zaken als ouderdom en aftakeling vormen de schaduwzijde van dit feestelijke samenzijn. Veel oud-bewoners kregen de afgelopen jaren te maken met de realiteit van eindigheid. Ook Pasman ontsnapte in 2006 ternauwernood aan de dood. “Na een hartaanval en een dubbele bypassoperatie ben ik actief gaan fietsen”, zegt hij – serieus van toon nu. Ook zijn geliefden kregen het zwaar: zijn oudste zoon ontsnapte op zijn vijftiende aan de dood toen hij de ziekte van Hodgkin kreeg. In 2005 werd zijn jongste zoon gediagnostiseerd met een hersentumor, waaraan hij succesvol geopereerd werd. Het heeft hem nederig gemaakt. “Ik ben dankbaar voor elke dag. Het kan elk moment over zijn. Dat besef zou je eigenlijk altijd moeten hebben – ook als je jong bent.” Met een indringende blik: “Het grote concert van het leven, daar heb je als mens niks over te zeggen.”

Als de champagne op is en elk hoekje van het met herinneringen overladen pand uitvoerig geïnspecteerd is, vervolgen ze hun weg naar de stad, om daar een kop koffie te drinken bij Broers en vervolgens door te stomen naar een bierbrouwerij. Uitgelaten nemen ze afscheid van de studenten. Als de laatste oud-bewoner is verdwenen, maken de studenten nog giechelend de balans op. Ze zijn blij verrast: de meeste ouderen ogen minstens zo levenslustig als zijzelf. Misschien kijken zij in 2067 ook wel liefdevol terug op hoe zij destijds in hun tachtig centimeter brede bedden kinderen verwekten, als ze hun levens overzien en enigszins weemoedig concluderen dat de studententijd de mooiste tijd van hun leven was. 
 

Advertentie