‘Een universiteit is zo rijk als haar studentenpopulatie’

Hoogleraar Berteke Waaldijk, foto Ivar Pel

“Ik vind het erg belangrijk dat docenten verschillen tussen studenten binnen een collegezaal durven te erkennen”, zegt Berteke Waaldijk. “Een onderzoekstagiaire van mij werkte met de term credibility. Studenten moeten het gevoel hebben dat zij krediet hebben bij de docent. En dat hun inbreng dus niet onmiddellijk wordt geclassificeerd als niet goed of niet goed genoeg als die niet past bij de manier waarop we binnen de universiteit gewend zijn vragen te stellen en antwoorden te geven. ”

Als meer docenten op die wijze te werk gaan, kan dat bijdragen aan meer gevarieerde groepen studenten in de collegezalen, meent de historica, gespecialiseerd in Genderstudies. “Het is niet overdreven om te zeggen dat de Universiteit Utrecht een witte universiteit is.”

Waaldijk vooral veel studenten van wie de ouders ook studeerden. Dit kan volgens haar tot een sfeer leiden waarin studenten met een andere achtergrond zich niet thuis voelen. “Het allerbelangrijkste is daarom dat er een leeromgeving ontstaat waarin mensen met verschillende achtergronden, verschillende vragen en verschillende meningen zich thuis voelen en in gesprek gaan.”

En dat gaat nu niet goed?
“Er is nu vaak een soort handelingsverlegenheid bij docenten. Ze gaan moeilijke gesprekken over verschillen niet aan, omdat ze niet weten hoe ze dat moeten doen. Of ze maken de fout om individuele studenten te vragen vanuit hun ‘anders-zijn’ bij te dragen aan de discussie. Ze worden dan aangesproken alleen op basis van hun uiterlijk. Dat noem ik het outsourcen van diversiteit.”

Hoe kunnen docenten dat beter doen?
“Docenten kunnen opdrachten bedenken waarin de ervaringen en inbreng van álle studenten tot hun recht komen. Vraag eens naar ervaringen met migratie in de familie van een student. Sommige studenten zullen misschien zeggen: die zijn er niet in mijn familie. Maar na twee colleges over koloniale- en arbeidsmigratie heeft iedereen wel een verhaal: ‘mijn oma ging van Limburg naar Rotterdam om daar als dienstmeisje te gaan werken, is dat ook migratie?’ Dat is dus wat anders dan een student met een donkerder huid vragen hoe het is om immigrant in Nederland te zijn.”

Hoe reageren je collega’s op dit verhaal?
“Voor een docent is het soms gemakkelijker om van de lesstof uit te gaan: wat moeten studenten leren? Als je begint met de inbreng van studenten begint het college wellicht chaotischer. Dat is inderdaad lastig, en praten over verschillen tussen studenten is helemaal niet eenvoudig. Er hoort bijvoorbeeld ook bij dat je nadenkt over je taalgebruik. Wat doe je wanneer studenten je vragen de woorden ‘hij’ en ‘zij’ en ‘zijn’ en ‘haar’ niet te gebruiken? 

“Docenten hebben er terecht moeite mee wanneer iemand zich gaat bemoeien met de manier waarop ze les geven of de manier waarop ze communiceren. Rond diversiteit klinkt die bemoeienis alsof het persoonlijke verwijten zijn. ‘Vind je dan dat ik een racist of een seksist ben?’, wordt er dan gevraagd. Maar ik zou zeggen: laten we taal als een professioneel ding zien. Een universiteit moet de verantwoordelijkheid nemen om met nette taal te kunnen praten over verschillen, over ongelijkheid en over privileges.”

Wat vinden studenten van discussies over hun onderlinge verschillen? Die zijn misschien meer geïnteresseerd in wat de docent te vertellen heeft dan in meningen en ervaringen van medestudenten…
“Wie alleen in kennis van de docent is geïnteresseerd, kan onbeperkt Ted Talks op YouTube kijken. De universiteit kan verschil maken door echte ontmoetingen tot stand te brengen, tussen mensen die elkaar proberen te begrijpen en zich willen laten overtuigen. Ik denk dat studenten juist op werkelijk contact met elkaar en met docenten zitten te wachten. Ze willen een universiteit die leeft. En daar kunnen we nog veel winnen.”

“Alleen studenten die zich thuis voelen binnen een collegezaal zullen zich ook durven uit te spreken. Daarom moet je je als docent zorgen maken wanneer bijvoorbeeld mannelijke studenten veel vaker aan het woord zijn dan vrouwen. Misschien is het toeval en voelt iemand zich in het geheel niet afgebluft, maar als iemand tien colleges niets zegt, is het de vraag of de studenten in deze groep wel hebben geleerd kritisch te communiceren. Want dat is toch wat we willen: creatieve en kritische geesten opleiden.

“Dat betekent niet dat je vrouwelijke studenten die zwijgen moet aanspreken als vrouw. Dat is niet verstandig. Bedenk werkvormen waarin iedereen de kans en de opdracht krijgt zich mondeling te uiten. Het behoort bij je professionele bagage als docent om te weten dat mannen en vrouwen zich soms verschillend uiten.”

U vindt ook dat het docentencorps meer divers moet zijn en dat daarvoor het aanstellingsbeleid van docenten onder de loep genomen moet worden.
“Selectiecommissies moeten op zoek gaan naar een gevarieerde samenstelling van ons docentencorps. Wat mij betreft kunnen quota binnen zo’n beleid passen, maar gevarieerd samengestelde commissies en expliciete doelstellingen horen daar in elk geval bij.”

Maar moet de UU niet gewoon de beste docenten aanstellen, ongeacht geslacht, kleur of afkomst?
“De winnaar van de Erasmusprijs, sociologe Michèle Lamont, waarschuwt tegen ééndimensionale  criteria voor kwaliteit. Een universiteit heeft zeer veel verschillende kwaliteiten nodig, die misschien niet allemaal in één persoon te vinden zijn: toponderzoek doen, besturen, eerstejaars inspireren en ga zo maar door. Als je de criteria voor ‘beste docent of onderzoeker’ te nauw maakt, is er een kans dat je mensen uitsluit die een goede universiteit óók nodig heeft. Daar ben ik het erg mee eens. Voor de universiteit is het van het grootste belang dat er ruimte blijft voor andere stemmen en nieuwe perspectieven.”

In hoeverre is de groeiende aandacht voor diversiteit binnen de universiteit een politiek correcte modegril? Wie dat vindt, is bij Waaldijk aan het verkeerde adres. Zij ziet een analogie met haar eigen vakgebied dat vanaf de jaren 80 tot bloei kwam in Utrecht: Genderstudies. “Dat werd een succes, vooral dankzij vrouwelijke studenten die zich voor het eerst lieten horen. ‘Waarom gaat de wetenschap niet over ons?’, vroegen die zich af.”

“Toen ik studeerde was het ‘onwetenschappelijk’ wanneer je als historicus sprak over verschillen tussen mannen en vrouwen. Dat was academisch niet legitiem, je was ‘feminist’, geen wetenschapper. Dat is helemaal veranderd, mede dankzij die studenten. Een universiteit is zo rijk als haar studentenpopulatie. Onderzoeksvragen komen nu eenmaal niet alleen voort uit boeken of peer reviewed-artikelen, maar ook uit ervaringen en de woede of de vreugde van mensen die in de wetenschap verder willen.”

‘Interdisciplinariteit is een belangrijke oefening in het praten over verschillen’

Berteke Waaldijk en Merel van Goch zijn de voorzitters van de organisatie van de Onderwijsparade 2018. Het thema van de bijeenkomst is dit jaar: interdisciplinariteit. Volgens Waaldijk gedijen nieuwe ‘kritische’ studies en onderzoeksgebieden in een omgeving waarin wetenschappelijke disciplines gewend zijn om samen te werken.

“Interdisciplinariteit is een belangrijke oefening in het praten over verschillen. Studenten die een brede bachelor doen, een honoursprogramma volgen, een multidisciplinaire master of gewoon keuzevakken van andere opleidingen kiezen, beseffen dat één vraag in elk vakgebied op een andere manier wordt beantwoord. Ze zien ook dat de ene aanpak niet beter of slechter is dan de andere en dat elke insteek iets kan opleveren. Zo’n manier van nadenken geeft een vermenigvuldiging van het perspectief: je moet je immers ook verdiepen in een ander, in je eigen blik én je moet kijken naar wat je gedeelde vooronderstellingen zijn.”

“Als je je kunt verplaatsen in een vertegenwoordiger van een andere discipline, dan kun je je misschien ook verplaatsen in iemand met een andere maatschappelijke positie. Als je als docent niet na adoptie vanuit een ander werelddeel naar Nederland bent gekomen en ook nog nooit vanwege je huidskleur gediscrimineerd ben, dan kom je niet snel in je eentje op het idee om daar onderzoek naar te doen. Op basis van studentenvragen hebben collega’s van mij dat onderzoek opgepakt en samen met studenten uitgevoerd.

“Studenten brengen ervaringen, vragen en nieuwsgierigheid mee die nieuwe onderzoekvragen en nieuwe onderzoekcarrières opleveren. De kunst is je een voorstelling te maken van de nieuwsgierigheid van anderen. Ik hoop dat we dat vermogen meer kunnen integreren in onze universitaire onderwijspraktijk.”

Advertentie