‘Masters Geesteswetenschappen zijn juist wel aantrekkelijk’

Te veel programma’s die bovendien weinig interessant zijn voor masterstudenten. Aan die situatie moeten de Utrechtse geesteswetenschappers een einde maken van het universiteitsbestuur. Een foute analyse, vindt hoogleraar Peter Schrijver.

Peter Schrijver, hoogleraar Keltisch, raadt zijn Geesteswetenschappenbestuur aan de masterherziening die het universiteitsbestuur wil doorvoeren “conservatief” te benaderen. In een adviesrapport verwerpt hij de gedachte dat de faculteit Geesteswetenschappen drastisch moet snijden in het aantal masteropleidingen of hard moet ingrijpen in de inhoud van de programma’s. “We moeten niet uit het oog verliezen dat we ook veel dingen prima voor elkaar hebben.”

Het standpunt van Schrijver is opmerkelijk. Binnen de universiteit zijn velen er toch van overtuigd dat het masteraanbod van de geesteswetenschappers flink op de schop moet. De alfa’s bieden te veel masteropleidingen aan die ook nog eens te weinig studenten trekken, zo is vaak te horen.

Die opvatting wordt ook nog eens bevestigd door een interne notitie die de scheve balans in beeld brengt tussen het aantal UU-studenten dat een bachelor afrondt en het aantal studenten dat aan een UU-master begint. In Utrecht is er een verschil van liefst 300 studenten. De alfa-studies zijn verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel daarvan. Masterstudenten vinden de programma’s van Geesteswetenschappen klaarblijkelijk niet interessant, zo luidt de conclusie.

In zijn rapport (pdf) weerlegt Schrijver deze interpretatie van de in- en uitstroomcijfers die een angstbeeld oproept van de UU als “bacheloruniversiteit”.

Ik snap wel dat je als universiteitsbestuur een gevoel van urgentie wilt en daarom iedereen een schop onder de kont geeft. Maar de feiten liggen toch anders dan die eerste alarmerende berichten deden vermoeden.

Op basis van zijn eigen onderzoek concludeert Schrijver juist dat de Utrechtse alfa-masters aantrekkelijker zijn voor studenten dan de opleidingen van bijna alle andere universiteiten. Van de masterinstroom van de Utrechtse faculteit Geesteswetenschappen is 19 procent afkomstig van andere Nederlandse universiteiten. Alleen de VU doet het met 24 procent beter, maar die universiteit heeft veel minder studenten dan de UU. Ook andere Utrechtse faculteiten trekken percentueel minder studenten van elders dan de Geesteswetenschappenmasters, aldus Schrijver.

Maar waar blijven dan al die Utrechtse afgestudeerde Geesteswetenschappenbachelors die niet met een Utrechtse master beginnen?
Volgens Schrijver zijn er veel alfa-studenten, zo’n 20 tot 25 procent, die al dan niet tijdelijk stoppen met studeren na het behalen van een bachelor. “Dat is een landelijk verschijnsel bij de opleidingen van Geesteswetenschappen. Bij veel andere opleidingen heb je echt een master nodig om een bepaald beroep te mogen uitoefenen: om psycholoog te worden of jurist, bijvoorbeeld. Klaarblijkelijk zien onze studenten die meerwaarde van een master veel minder.”

Daarnaast ziet Schrijver dat Utrechtse studenten Geesteswetenschappen vaker dan alfa-studenten van zusterfaculteiten kiezen voor een vervolgstudie bij een andere universiteit. Ook hier gaat het om zo’n 20 tot 25 procent. “Naar de reden hiervoor is het enigszins gissen. Mogelijk heeft het iets te maken met de vroege invoering van de harde knip, de rigoureuze scheiding tussen bachelor en master, in Utrecht en beseffen onze studenten beter dat ze voor een nieuwe keuze staan. En daar is ook niets mis mee.”

Hoe dan ook, niet alle masters bij Geesteswetenschappen halen de minimuminstroom van 20 studenten die het universiteitsbestuur eist. Het college van bestuur wil bovendien een “overzichtelijk” aanbod daarmee implicerend dat er nu te veel opleidingen zijn. Moeten er niet gewoon minder alfa-masters komen?
Nee, er zijn niet te veel masters in Utrecht, zegt Schrijver. Benchmarking met andere Nederlandse universiteiten en University College Londen wijst uit dat de Utrechtse geesteswetenschappers met 42 programma’s en een gemiddelde instroom van 20 studenten het eigenlijk prima doen.

De hoogleraar ziet in de internationale benchmark ook het bewijs dat het ongewenst is om bij elk individueel programma een instroom van 20 te eisen.

Bij een pluriforme faculteit als Geesteswetenschappen hoort een pluriform aanbod. Als ik een mooi programma heb met 10 gemotiveerde studenten die straks prima terecht kunnen op de arbeidsmarkt, waarom zou ik dat opheffen?

Schrijver verwerpt de gedachte dat een minimuminstroom van 20 masterstudenten nodig is om een programma te financieren. Hij denkt dat op dit moment met de inkomsten uit succesvolle masterprogramma’s vaak andere zaken zoals het bacheloronderwijs worden gesubsidieerd. Een masterdiploma levert immers vier keer zoveel op als een bachelordiploma. “Zelfs masterprogramma’s met tien studenten zijn prima levensvatbaar, als de rendementen tenminste in orde zijn.”

Gooit Schrijver met deze stellingname niet al te erg de kont tegen de krib?
Nee, vindt hij. De meeste uitgangspunten van het universiteitsbestuur bij de masterherziening ondersteunt hij immers volledig. “Laten we vooral de dingen doen die wel heel hard nodig zijn.”

Zo hoopt Schrijver net als het universiteitsbestuur dat opleidingen van Geesteswetenschappen beter gaan aansluiten op de arbeidsmarkt. Op die manier moeten al die afhakende bachelorgediplomeerden bij Geesteswetenschappen ervan overtuigd worden om toch een master te doen.

Wij bewijzen studenten geen dienst door net te doen of de bachelor een mooi uitstroommoment is. De arbeidsmarkt zit niet op bachelors te wachten, die vraagt een masterdiploma. We moeten studenten daarom duidelijker maken dat ze straks echt wat hebben aan ons masterdiploma. Bovendien hebben we daar als universiteit een groot financieel belang bij.

Daarnaast beveelt Schrijver het faculteitsbestuur aan om flink in te zetten op het aantrekken van meer internationale studenten. Met een percentage van 9 procent in de masterfase blijven de Utrechtse geesteswetenschappers achter bij zusterfaculteiten in Nederland.

Het verhogen van de rendementen in de masterfase heeft de hoogste prioriteit, zegt Schrijver. Veel alfa-studenten doen te lang over de master. Bij de eenjarige masters is bijvoorbeeld maar 45 procent van de studenten binnen één jaar klaar.

Schrijver stelt een pakket aan maatregelen voor. Zo pleit hij ervoor erkende struikelblokken als de stage en de afstudeerscriptie goed tegen het licht te houden. Ook een “voorzichtige” selectie voor alle Geesteswetenschappenmasters vind hij een goed idee. Nominaal studeren zou eigenlijk de norm moeten worden, vindt hij. “In het buitenland weten studenten niet beter, en docenten ook niet. Daar zit het gewoon in het esprit de corps.”

Woensdagmiddag vergadert de faculteitsraad van Geesteswetenschappen over een facultaire visie van het Geesteswetenschappenbestuur op de masterherziening. Begin januari moet het faculteitsbestuur een nieuwe lijst masterprogramma’s voorleggen aan een certificeringscommissie.

Lees ook het DUB-magazine 'Door naar de Master'

Advertentie