‘Vertrouw niet op kullekoek uit cursusevaluaties, maar investeer in jonge docenten’

Oordeel van studenten over cursus levert onzekere jonge docent vaak te weinig op

Na elke cursus moeten studenten een enquête invullen over hoe het vak bevallen is. Met deze feedback kunnen docenten hun onderwijs en cursussen verbeteren. Dat is fijn voor de studenten die het vak nog moeten volgen, zo is de gedachte.

Dat studenten meepraten over het onderwijs vinden UCU-docent Floris van der Burg en docent Psychologie Tom Slöetjes helemaal prima. De vragenlijsten leveren ook echt wel nuttige en leerzame informatie op, zeggen ze. Toch hebben de twee felle kritiek op de cursusevaluaties.

De enquêtes worden vaak misbruikt als schaamlap bij de beoordeling van beginnende docenten. Als een goede begeleiding ontbreekt, wordt het studentenoordeel van doorslaggevend belang voor een vervolg van een loopbaan, zeggen ze. Van der Burg: “Dat zou misschien nog te accepteren zijn als de cursusevaluaties een betrouwbaar en bruikbaar beeld gaven van de capaciteiten van een docent. Maar dat is ook niet het geval.”

De twee docenten schreven op de site van de UU-docentengemeenschap TAUU over de valkuilen van cursusevaluaties. DUB bracht de twee die elkaar nog niet eerder ontmoetten, samen voor een interview.

Onder de titel Jij bent een slecht docent, want je hebt een lage cursusevaluatie hekelde Van der Burg dit najaar het absolutisme waarmee de uitkomsten van cursusevaluaties – “vaak gereduceerd tot één cijfer ergens tussen de 1 en 5” - binnen de universiteit worden gebruikt.

Tom Slöetjes vond de kritiek terecht, maar was vooral blij met de oplossing die Van der Burg aandroeg: betere evaluaties en meer begeleiding van junior-docenten. Sterker nog: daar had Slöetjes samen met 16 andere docenten in het eerste jaar van de Psychologie-opleiding al een begin mee gemaakt, zo schreef hij.

'Studenten blijken vaak meer tevreden over een cursus waarin ze hoge cijfers halen'

In de werkkamer van Floris van der Burg op het UCU-terrein volgt een geanimeerd gesprek. Van der Burg heeft het over de grote hoeveelheid wetenschappelijk onderzoek dat uitwijst dat studenten vaak bevooroordeeld zijn. Zo blijken zij mannelijke docenten bijvoorbeeld hoger aan te slaan dan vrouwelijke (bijvoorbeeld hier en hier). En het gaat over bewijzen dat er helemaal geen relatie is tussen het studentenoordeel en de mate waarin de docent erin slaagt studenten daadwerkelijk iets te leren (bijvoorbeeld hier of hier pdf). “Studenten blijken vaak meer tevreden over een cursus waarin ze hoge cijfers halen en niets hoeven te doen, dan over een cursus waar ze moeten zwoegen.”

Daarnaast gaat het over de statistische onbetrouwbaarheid van de Utrechtse cursusevaluaties (UCU en Psychologie gebruiken twee verschillende systemen) door de vaak geringe respons en de potentieel onevenredige invloed van boze of teleurgestelde respondenten. Of over de invloed die moment van afname van de enquête kan hebben. Slöetjes: “Bij ons gebeurde het lange tijd net na het tentamen. Dan wordt de informatie gekleurd door het gevoel dat een student overhoudt aan een zojuist gemaakt tentamen.”

Ook rare vragen die beginnende studenten moeten beantwoorden komen aan bod. Van de Burg: “Is de docent een expert in zijn of haar vakgebied? Dat kunnen eerstejaars studenten toch onmogelijk beoordelen?”

'Startende docenten verkeren in voortdurende onzekerheid'

Wat de twee maar willen zeggen: er is heel wat af te dingen op de waarde van de informatie die naar voren komt en de beoordelingen die docenten krijgen. Vooral kwalijk vinden ze dat de cursusevaluaties zo’n grote rol spelen binnen het personeelsbeleid van de universiteit.

Van der Burg: “Die uitkomsten komen vaak aan de orde in de beoordelingsgesprekken. Meestal niet bij docenten in vaste dienst zoals ik. Die weten dat de informatie nietszeggend is en halen hun schouders er ook over op; ze worden ook heus niet ontslagen. Maar als je net als docent begonnen bent en een tijdelijk contract hebt, worden die cursusevaluaties wél heel serieus besproken. Door deze kullekoek kunnen docenten werkelijk een vaste aanstelling mislopen.”

Slöetjes: “Veel jonge docenten hebben inderdaad het gevoel dat ze in zo’n gesprek worden afgerekend op de cursusevaluatie, ook al is dit niet de insteek van de leidinggevende. Ze worden voor een jaar aangesteld en hebben behoefte aan regelmatige feedback om te kunnen groeien als docent. De leidinggevende heeft hier nauwelijks tijd voor, dus deze komt een keer in het jaar een uur meekijken. Vervolgens leveren de cursusevaluaties ook nog eens weinig bruikbare informatie op. Hierdoor verkeren startende docenten in voortdurende onzekerheid over of hun werk wel gewaardeerd wordt. En vervolgens volgt er een gesprek van drie kwartier.”

'De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het onderwijs wordt afgeschoven'

De twee benadrukken niet iemand de schuld te willen geven van de huidige werkwijze. Leidinggevenden hebben het vaak gewoon te druk om elke docent persoonlijke aandacht te schenken en nemen hun toevlucht tot ‘het systeem’.

Volgens Van der Burg en Slöetjes gaat het vooral fout door de groeiende verantwoordingscultuur waardoor universiteitsbestuurders aan de buitenwereld duidelijk moeten maken dat de kwaliteit van het onderwijs is gewaarborgd. Cursusevaluaties worden dan al snel gezien als een handzaam instrument waarmee de lagere echelons de hogere bestuurslagen kunnen geruststellen.

Van der Burg: “Mijn eigen opleiding streef actief naar een gemiddelde van 4 of hoger. En dat halen we dan ook. Geweldig, maar het betekent helemaal niets.”

Slöetjes: “Omdat die cursusevaluaties zo geïnstitutionaliseerd zijn, kan de verantwoordelijkheid voor de inhoud van het onderwijs op een systeem worden afgeschoven. Cursuscoördinatoren gaan daarop vertrouwen en praten bijvoorbeeld niet meer met studenten zelf.”

Van der Burg: “Hoe verder je van het onderwijs afstaat, hoe waardevoller die cijfertjes natuurlijk lijken. Zo werken die dingen.”

'De nieuwe vragenlijst levert ons concrete tips op'

In zijn bijdrage aan de TAUU-site pleitte Van der Burg voor een grondige herziening van de huidige cursusevaluaties, maar vooral ook voor meer begeleiding en collegiale ondersteuning voor jonge docenten. Zijn UCU werkt sinds kort met een aanpak waarbij de eigen vakspecialisten de nieuwe docenten, die veelal worden ingehuurd vanuit de rest van de universiteit, onder de hoede nemen.

Die oproep was Slöetjes uit het hart gegrepen. Een aantal jaar geleden kwam hij er als onzekere startende docent die zich verder wilde ontwikkelen achter dat hij heel weinig had aan de informatie uit de cursusevaluaties. Ook omdat de meeste vragen helemaal niet gaan over het functioneren van de docent, maar over de cursusopzet. Maar op welke informatie kon hij zich dan wél baseren?

Zijn zestien collega’s die in het eerste jaar van Psychologie allen alle kernvakken verzorgen voor een eigen groep studenten, bleken zijn behoefte aan meer feedback te delen. Zij besloten een jaarlijkse inwerkweek te organiseren om werkafspraken te maken. Daarnaast kwam er een peer-reviewsysteem. Jonge docenten krijgen sindsdien een senior-docent als buddy toegewezen en spreken in intervisiegroepen met collega’s.

Bovendien stelden Slöetjes en zijn collega’s ook een eigen Docent Evaluatie Vragenlijst (DEV) samen. Het gaat om vijftien stellingen en vier open vragen die samen aangeven of de docent goede feedback en begeleiding geeft, of zijn of haar inhoudelijke rol in orde is en of de docent een professionele houding stimuleert.

De vragenlijst wordt nu voor het tweede jaar digitaal ingevuld tijdens de laatste werkgroep, samen met de cursusevaluatie. De respons ligt tussen de 90 en 100 procent. “Dit levert ons concrete tips op over hoe studenten vinden dat we dingen beter kunnen doen. Daarnaast kunnen we op een verantwoorde wijze onderling vergelijken: wij zijn met zeventien docenten en hebben per cursus zo’n vier- tot vijfhonderd ingevulde vragenlijsten.”

'Je ziet dat de leercurve van startende docenten veel steiler is geworden'

Alle psychologiedocenten krijgen nu hun eigen data te zien en hoe die zich verhouden tot hun collega’s. Eventuele problemen of opvallende uitkomsten kunnen ze bespreken met collega’s en met de buddy. Volgens Slöetjes, zelf inmiddels geen beginnend docent meer te noemen maar nog steeds niet in vaste dienst, kunnen jonge docenten daarna met meer vertrouwen en meer informatie een beoordelingsgesprek met de leidinggevende voeren.

“De DEV schetst een concreter beeld van hoe studenten de docent zien functioneren, aangevuld met feedback en tips om het functioneren te verbeteren. Met de huidige cursusevaluaties krijgen docenten dat beeld dat studenten van hen hebben niet helder. Onze docenten weten nu waaraan ze moeten werken en je ziet dat de leercurve van beginnende docenten veel steiler is geworden. Cursusevaluaties worden alleen nog maar gebruikt om de cursus te verbeteren en niet om de docent te beoordelen.”

Van der Burg is onder de indruk van de aanpak van de psychologiedocenten en prijst Slöetjes. “Het is toch ook raar dat de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit docenten binnen de universiteit wordt afgeschoven op een populariteitswedstrijd voor studenten. Jij bewijst dat met helemaal niet bovenmenselijke inspanning echt veel beter kan.”


Reactie Maarten van der Smagt, onderwijsdirecteur Psychologie:
'Het is absoluut niet zo van: je hebt een 3 en doei'

“Dat jonge docenten het idee hebben dat cursusevaluaties zo’n doorslaggevende rol spelen bij hun beoordeling, herken ik wel. Maar die gedachte wordt vooral in stand gehouden door die junior-docenten zelf. Leidinggevenden gebruiken de evaluaties om het gesprek aan te gaan en om te reflecteren. En natuurlijk moeten ze dan geen heel expliciete waarde toekennen aan de uitkomsten ervan. Cursusevaluaties zijn ook helemaal niet bedoeld om docenten te beoordelen; die moeten een cursus beter maken. Het is daarom ook absoluut niet zo van: je hebt een 3, doei. Zo gaat het niet in die gesprekken, maar jonge docenten zijn er inderdaad wel bang voor.

“Dat neemt niet weg dat ook leidinggevenden behoefte hebben aan betere informatie. Wij zijn bij psychologie daarom ook erg tevreden met de vragenlijst die studenten nu invullen om de docent te evalueren. Dat ze deze tool zelf hebben ontwikkeld, geeft het hoge niveau van onze docenten aan.

"Maar de docenten hebben vooral zichzelf een dienst bewezen met hun initiatieven om de eigen intervisie en begeleiding te verbeteren. Voorheen waren zij erg afhankelijk van hun leidinggevende voor feedback, maar die heeft vaak niet de tijd om met alle docenten meerdere een-op-eengesprekken te voeren of om vaker colleges of werkgroepen bij te wonen.”

Advertentie