‘Voor de meeste opleidingen heeft Engels een meerwaarde’
Bij onderwijs in het Engels zal je altijd iets verliezen op kwaliteit, maar het levert ook veel op. Bij de afweging zal de balans meestal doorslaan naar het Engelstalige onderwijs. Dat zegt het College van Bestuur in een gesprek met DUB over het Werkprogramma Internationalisering.
Alle masters in het Engels, tenzij er een goede reden is dat niet te doen. Het organiseren van een international classroom. Meer buitenlandse studenten en onderzoekers naar Utrecht halen. De helft van alle studenten ervaring in het buitenland laten opdoen. Het zijn een paar plannen uit het Werkprogramma Internationalisering (pdf) dat vorige maand in de Universiteitsraad is besproken. Op DUB kwam er direct respons op de ideeën.
Waarom wil de universiteit meer op de internationale toer? Zouden opleidingen niet zelf moeten bepalen of hun master Engelstalig wordt? Is het aanbieden van vakken in het Engels wel een kwaliteitsverbetering? Is internationalisering voor studenten die toch veelal gaan werken op de Nederlandse arbeidsmarkt wel nodig? En als je als universiteit een bijdrage wilt leveren aan de Nederlandse samenleving, waarom moet je dan het onderzoek internationaal maken?
Deze vragen van lezers legde DUB voor aan collegevoorzitter Marjan Oudeman en directeur Onderwijs & Onderzoek Leon van de Zande.
Eén van de uitgangspunten bij de vernieuwing van de masterfase is dat alle masterprogramma’s hun studenten een internationale oriëntatie bieden. Waarom is dat nodig als het overgrote deel van de studenten op de Nederlandse arbeidsmarkt terecht komt?
Marjan Oudeman: “Je ziet dat de arbeidsmarkt steeds globaler wordt. Veel bedrijven en organisaties in Nederland hebben internationale contacten. Je zult als werknemer dus bijna altijd te maken krijgen met organisaties in het buitenland. Daarom is het goed dat studenten in hun opleiding een internationale oriëntatie krijgen. Bijvoorbeeld door een tijdje naar het buitenland te gaan, een summer school te volgen of kennis te maken met buitenlandse studenten in hun eigen masterprogramma.
Het gaat ons niet alleen om de Engelse taal, maar ook om het leren samenwerken met mensen uit andere culturen en het kennismaken met andere didactische methoden. Die ervaring doe je op als je in een groep moet samenwerken met studenten uit een andere cultuur.”
Toch is de kritiek dat lesgeven in het Engels kan leiden tot kwaliteitsverlies. Je kunt in een andere taal niet dezelfde diepgang bereiken.
Marjan Oudeman: “Het is waar dat je bij onderwijs in het Engels iets kunt verliezen aan kwaliteit als docenten en studenten niet de eigen taal spreken. Dat moet je ook onderkennen. Aan de andere kant leveren het onderwijs in het Engels en een international classroom ook heel veel op. Je zult dus voor elke opleiding de afweging moeten maken wat de meerwaarde van het Engels groter is.”
“Wij als College van Bestuur denken dat de balans meestal zal uitslaan naar het Engelstalige onderwijs. Maar wij bieden de opleidingen wel de kans om aan te geven waarom hun master Nederlandstalig moet blijven.
Hoe zorg je er als universiteit voor dat het Engels van docenten en studenten voldoende is?
Leon van de Zande: “Van de buitenlandse masterstudenten eisen we een TOEFL-score van 93, dat ligt boven het Engels op vwo-niveau. Bij de Nederlandse studenten stellen we die eis niet, omdat ze via het vwo of een vergelijkbare opleiding de universiteit binnenkomen. We bieden in de bachelorfase wel meer vakken aan in het Engels, zodat de overgang van bachelor naar master niet te abrupt is.
“In onze basiskwalificatie onderwijs verwachten we dat een docent de taal die hij of zij doceert goed beheerst, dat geldt zowel voor vakken in het Engels als het Nederlands. We eisen geen bepaald taalniveau, maar we bieden voor de docenten wel cursussen aan om hun Engels te verbeteren als ze dat willen.
“Uit onderzoek van de international student barometer blijkt overigens dat buitenlandse studenten meer tevreden zijn over het Engels van onze docenten dan de Nederlandse studenten.”
Bij het wetenschappelijk onderzoek is de internationale context in veel gevallen vanzelfsprekend. Maar de Universiteit Utrecht wil ook zichtbaar zijn in de Nederlandse samenleving. In hoeverre botst dat?
Marjan Oudeman: “De Universiteit Utrecht heeft de ambitie om een oplossing te zoeken voor maatschappelijke uitdagingen. Dat zit ook in onze strategische thema’s. Hoe moeten we omgaan met schaarste van grondstoffen? Hoe moeten we de energievoorziening in de toekomst aanpakken? Die thema’s spelen in Nederland, maar houden niet op aan de grens. Het zijn internationale thema’s waar overal in de wereld onderzoek naar gedaan wordt. Door internationale contacten en samenwerking krijg je dus toegang tot kennis van de hele wereld.
“Als je in de top van dat onderzoek wilt meedraaien, ga je mee in een internationale wereld en leg je overal contacten en werk je samen. Door die samenwerking kun je je ook als Universiteit Utrecht beter positioneren.”
Leon van de Zande: “Bovendien is het zo dat je om zaken in Nederland te begrijpen, vaak moet kijken hoe het elders werkt. Bij het strategische thema Instituties onderzoeken ze hoe maatschappelijke mechanismes in Nederland werken. Je ziet dat sommige wetenschappers in China onderzoek doen naar diezelfde mechanismes om te kunnen vergelijken met de Nederlandse situatie. Het is verrijkend om vanuit het andere perspectief naar je eigen onderzoek te kijken.”
Waarom is het nodig om meer wetenschappers uit het buitenland naar Utrecht te halen?
Marjan Oudeman: “Wetenschap draait veelal om samenwerking. Je moet de krachten bundelen. Kennis is vloeibaar en je wilt op een bepaald gebied de beste mensen uit de wereld in huis halen. Het is toch prachtig dat internationale talentvolle wetenschappers hier onderzoek willen doen. Dat maakt het team sterker en je kunt ook de studenten direct laten profiteren van de kennis die je in huis hebt. Zo komt het ook ten goede aan de kwaliteit van het onderwijs .”
Als je meer buitenlandse onderzoekers en studenten naar Utrecht haalt, wat betekent dat voor de organisatie?
Marjan Oudeman: “Als je mensen aanneemt, moeten ze zich hier ook thuis voelen. We zijn aan de slag met een International Service Desk, waar we mensen helpen met praktische zaken als het vinden van huisvesting, het regelen van visa. Ook willen we een partnerprogramma opzetten.
Om mensen zich welkom te laten voelen, moeten we zorgen dat onze communicatie tweetalig is. Maar veel is een kwestie van evolutie."
Leon van de Zande: “We geven nu al de universiteitsbrede informatie van personeelszaken en alle universiteitsbrede informatie voor studenten in twee talen. De website van de UU is ook beschikbaar in het Engels. Dat aanbod zal zeker nog groeien.
Marjan Oudeman: “We gaan werknemers niet verplichten dat ze Nederlands te leren, maar we bieden hen wel de mogelijkheid.
De medezeggenschap zal bijvoorbeeld gewoon in het Nederlands blijven, dus als iemand daar aan mee wilt doen, zal hij het Nederlands moeten beheersen.”