‘Waarom zouden opleidingen niet Nederlandstalig willen blijven?’
In de grote zaal van de Openbare Bibliotheek Amsterdam lopen de gemoederen begin oktober af en toe hoog op. Ter discussie staat het rapport van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) over het gebruik van Nederlands dan wel Engels als taal in het hoger onderwijs. Volgens de Nijmeegse communicatiewetenschapper Jo Bardoel is het een gelopen koers: een status van “kombuistaal” dreigt voor het Nederlands.
Een van de panelleden op het podium is de voorzitter van de verkenningscommissie van de KNAW: de Utrechtse hoogleraar Fundamentele Rechten Janneke Gerards. Met een rustige zelfverzekerdheid haalt ze de angel uit de betogen. In het rapport wordt het belang van het Nederlands juist onderstreept, zegt ze.
Gerards doet dit najaar een soort roadshow van debatten over taal en onderwijs. Met DUB blikt ze kort terug op de ontvangst van het rapport, waarin het belang van internationalisering van het onderwijs wordt benadrukt, maar tegelijkertijd wordt aangedrongen op zorgvuldigheid.
“De commissie wilde vooral overzicht creëren en rust brengen. De gesprekken over de onderwijstaal waren vaak erg rommelig. Er liepen twee kwesties door elkaar: waarom er voor Engels of Nederlands gekozen wordt en of de kwaliteit wel gegarandeerd is. Voor een zuivere discussie moesten die twee uit elkaar worden gehouden. Steeds meer mensen zien gelukkig dat het om een veelkoppig monster gaat. Het debat wint aan nuance.”
Het mag niet alleen om aantrekkingskracht en geld gaan
U zegt dat opleidingen zelf moeten kunnen bepalen welke taal ze gebruiken. ‘Alsof je de banken voor de bankencrisis oproept tot zelfregulering’, vonden sommige critici ….
“Dat getuigt van weinig vertrouwen in de opleidingen. Maar die hebben toch echt het beste zicht op de inhoud van het vak, op de onderwerpen die ze behandelen en het materiaal dat ze gebruiken. Zij weten ook het beste welke mensen ze willen opleidingen en voor welk werkveld. Daarom moeten opleidingen ook de belangrijkste stem hebben als het gaat om de onderwijstaal. Waarom zouden studies die nu Nederlandstalig zijn en daar goede redenen voor hebben niet Nederlandstalig willen blijven?”
Misschien omdat opleidingen onder druk kunnen staan om voor Engels te kiezen, uit concurrentieoverwegingen bijvoorbeeld … .
“Daarom hebben we als commissie ook gezegd dat de besturen van universiteiten en hogescholen moeten controleren of opleidingen een goede afweging hebben gemaakt. Het mag niet alleen om aantrekkingskracht en om geld gaan.”
Maar zitten die universiteiten en hogescholen niet in zo’n zelfde concurrentiestrijd?
“De minister moet ervoor zorgen dat er geen perverse prikkels zijn. Op het moment dat blijkt dat de bekostigingssystematiek bepaalt dat instellingen op Engels overgaan dan zou ze die moeten veranderen.”
Sommigen hebben de indruk dat iedereen tegenwoordig graag naar het Engels wil …
“Dat denk ik niet. In de politiek is er veel aarzeling en ambivalentie. Het regeerakkoord zegt dat internationalisering moet worden gestimuleerd maar ook dat er scherper gaat worden toegezien op de wettelijke bepaling die Engels toestaat als er een aantoonbare meerwaarde is. Ook binnen het hoger onderwijs is er geen eenduidig standpunt. Het beeld van ‘geef opleidingen de kans en ze gaan over op het Engels’ klopt echt niet.”
Uw adviezen veronderstellen dat tot nu toe geen bewuste keuze werd gemaakt?
“Dat wisselt heel erg sterk. Er zijn instellingen die quota hanteren voor het aantal opleidingen dat Engelstalig zou moeten worden. Dat is vanuit ons perspectief dus niet wenselijk.”
Een goede wetenschapper hoort niet graag dat hij niet goed Engels spreekt
U bent behoorlijk kritisch over de manier waarop docenten en opleidingen ondersteund worden als een opleiding overstapt op het Engels. Wat schort eraan?
“Geld en menskracht. Het vraagt heel wat om docenten te coachen zodat ze in een internationale omgeving kunnen werken en om studenten te begeleiden zodat ze het Engels kunnen volgen. Niet alle opleidingen kunnen daar evenveel in investeren. Het is heel jammer dat de minister heeft gezegd dat er geen extra geld beschikbaar is voor dit doel.”
Wat kunnen universiteiten doen?
“Dat is best een ingewikkeld verhaal. Studenten klagen bijvoorbeeld vaak over het accent van een docent, ook al spreekt iemand grammaticaal foutloos. Tegelijkertijd accepteren ze van een goede docent eerder dat deze minder goed Engels spreekt. Het gaat meestal toch om de didactische kwaliteit om iets te kunnen overdragen en om studenten bij de stof te kunnen betrekken.
“Vooral hogescholen blijken vaak erg actief met het verbeteren van de taalvaardigheid. Daar bestaat soms een mooi systeem waarbij docenten individuele coaching krijgen en ook elkaar coachen. Bij universiteiten zie je vaak wat terughoudendheid bij docenten om dat zo te doen. Een goede wetenschapper hoort niet graag dat hij geen goed Engels spreekt, dat is toch een kwetsbaar punt. Soms wordt nu aandacht besteed aan de kwaliteit van de taalvaardigheid binnen de beoordelingscyclus van wetenschappers, zoals nu ook de Universiteit Utrecht. Dat lijkt een slimme zet.
Het gaat volgens u niet alleen om taalvaardigheid, maar ook om de interculturele vaardigheden van docenten. Dat is ook een didactische kwaliteit?
“Ja, binnen onze eigen masters zie ik bijvoorbeeld allerlei subtiele culturele mechanismes. Nederlandse studenten klitten bij elkaar en laten internationale studenten een beetje links liggen, internationale studenten weten niet zo goed hoe ze moeten reageren op de Nederlandse directheid. Daarvan moet je je als docent bewust van zijn en weten hoe je daarmee moet omgaan. Daar moet echt meer aandacht voor komen bij universiteiten en hogescholen. Er zijn cursussen en workshops, maar er is ook vaak een hoge mate van vrijblijvendheid.”
Hoe weten we zeker dat het allemaal goed gaat met dat Engels?
“Op dit moment zijn er geen maatstaven op basis waarvan we kunnen zeggen dat een opleiding er goed aan doet om Engels als voertaal te gebruiken. De wettelijke bepaling waar voor- en tegenstanders naar verwijzen is boterzacht; Nederlands is het uitgangspunt, maar er is een opening voor Engels. In het regeerakkoord staat nu dat die bepaling strenger moet worden gehandhaafd. Als commissie hebben we geadviseerd nog eens goed naar de tekst daarvan te kijken. We vragen ons ernstig af of die nog wel bij de actuele discussie past.
“Tegelijkertijd speelt de onderwijstaal tot nu toe geen rol bij visitaties van opleidingen. Dat is best vreemd. Visitatiecommissies zouden kunnen beoordelen of die taalkeuze inderdaad logisch is en of de kwaliteit van het Engelstalige onderwijs gewaarborgd is. En ja, ik weet dat dat meer bureaucratie oplevert, maar hopelijk zijn er manieren om dat te doen op een niet al te dichtgeregelde manier.”
Er moeten mensen zoals Govert Schilling zijn
Hoogleraar Mark Bovens waarschuwde dat Engels als voertaal ervoor zorgt dat de universiteit zich loszingt van de maatschappij …
“Het is inderdaad een risico dat je de aansluiting met de samenleving verliest, als je de uitkomsten van onderzoek niet meer aan het grote publiek kunt uitleggen. Daarom is het ook belangrijk dat er mensen als Govert Schilling blijven die in het Nederlands kunnen uitleggen wat zwaartegolven zijn. Maar dat is meer een discussie die samenhangt met Engels als wetenschapstaal en niet met de onderwijstaal.”
Is dat zo? Er is veel discussie over toekomstige artsen en psychologen die in het Engels zijn opgeleid …
“Ik zie het inderdaad ook bij studenten Europees recht die een Engelstalige master doen. Als ze straks Nederlandse klanten moeten helpen, kan het een probleem zijn als ze de begrippen niet in het Nederlands kennen. Het is een lastig iets: in de bètahoek waar het hele discours in het Engels gaat, is Nederlands als voertaal waarschijnlijk kunstmatig. Maar je hebt ook ingenieurs die straks aannemers en uitvoerders moeten instrueren. Daarom zegt de commissie dat ook Engelse opleidingen voldoende aandacht moeten blijven besteden aan het Nederlands.
“We doen bovendien altijd of we per se moeten kiezen – óf Engels, óf Nederlands –, maar er zijn ook tussenvarianten. Je kunt ook zeggen: we hebben keuzevakken of minoren in het Engels of we bouwen het Engels gedurende de studie op. In de praktijk zie je dat die tussenvormen er ook zijn: in onze juridische onderzoeksmaster kun je afstudeeronderzoek en je scriptie in het Nederlands doen. Maar toch staat het stempel Engelstalig op deze master.”
Engelstaligheid kan toch ook groepen studenten afschrikken?
“Er zitten nu al grote knelpunten in de doorstroming vanuit het mbo naar het hbo en wo. We moeten voorkomen dat het Engels in het hoger onderwijs tot zelfselectie leidt en dat mensen worden afgeschrikt. Bij de taalkeuze zou dat óók een overweging moeten zijn. Sommige hogescholen kiezen nu al bewust niet voor Engels om voldoende ruimte te laten voor doorstroomstudenten.
“Het bewijs dat Engels inderdaad een obstakel is voor sommige groepen is tot nu toe vrij anekdotisch, al zijn er wel duidelijke aanwijzingen dat een extra taalstap lastig kan zijn. Maar voorlopig is dit vooral een zaak voor de minister. Er is meer onderzoek nodig naar die problematiek, en bovendien heeft dit uiteindelijk te maken met de hele leerlijn van basisonderwijs naar hoger onderwijs.”
Emoties blijven een obstakel
Wat moet er nu gebeuren?
“We willen dat universiteiten en hogescholen in discussie gaan over het rapport. Dit is een van de weinige KNAW-rapporten die niet alleen gaan over universiteiten. En dat is een eyeopener, denk ik. Op universiteiten staat internationalisering vaak gelijk aan Engelstalig onderwijs. Hogescholen zeggen: maar wij internationaliseren ook, want wij hebben uitwisselingsprogramma’s, ‘internationalisation at home’-trajecten en intensieve taalcursussen. Universiteiten zijn wat dat betreft weinig ruimdenkend.”
Wat staat zo’n discussie in de weg?
“Emoties blijven een obstakel. Als het weer een grote-stappen-snel-thuis-discussie wordt, kom je nergens. Er zit een hele wereld tussen ‘we moeten Nederlands behouden’ of ‘Engels is noodzakelijk voor internationalisering’."