Amsterdammers domineren promotorenranglijst UU
Hoogleraar Farmacie Jos Beijnen is promotor van het jaar 2013 van de Universiteit Utrecht. Max Viergever (Geneeskunde) staat op nummer 2 en is daarmee de meest productieve UU-promotor aller tijden.
Promotores van 2013
Nummer 1: met 12 promoties Jos Beijnen (Farmacie)
Nummer 2: met 11 promoties Max Viergever (Geneeskunde)
Nummer 3: met 9 promoties Frans Moll (Geneeskunde) en Jan Schellens (Farmacie)
Nummer 4: met 7 promoties Johan Garssen (Farmacie) en René Kahn (Geneeskunde) en Jaap Kappelle Geneeskunde)
Nummer 5: met 6 promoties Marc Bonten (Geneeskunde) en Peter Luyten (Geneeskunde) en Bert Weckhuysen (Scheikunde)
Naar vertrouwd recept publiceert DUB kort na de kerstvakantie de lijst met meest productieve promotoren van het voorbije kalenderjaar. “Is dit niet de derde keer?” Beijnen, naast hoogleraar ook hoofdapotheker en lid van de Raad van Bestuur van het Amsterdamse Slotervaartziekenhuis, heeft een goed geheugen. Ook in 2004 en 2009 stond hij bovenaan. Dit jaar met 12 promovendi. Net als toen verklaart hij de productiviteit van zijn groep uit de goede samenwerking tussen zijn kliniek en het nabijgelegen Nederlands Kanker Instituut (NKI)/Antonie van Leeuwenhoek.
Jos Beijnen: Ontwikkelen van kankermedicijnen
“Het lijkt misschien vreemd dat een apotheker van een buurtziekenhuis in Amsterdam-West zoveel promovendi begeleidt, maar dat is te danken aan het NKI met zijn fantastische laboratoria en zijn proefdierfaciliteit. De rode draad in ons onderzoek is de ontwikkeling van kankergeneesmiddelen in de breedste zin des woords: hier kunnen we werken aan het hele traject, vanaf het meest fundamentele biomedische onderzoek tot en met de toepassing bij patiënten.”
Voor dat doel werkt Beijnen al jaren nauw samen met internist Jan Schellens van het Antonie van Leeuwenhoek, net als hij hoogleraar in Utrecht en dit jaar ook hoog geëindigd in het promotoren klassement. Die samenwerking is zelfs zo intensief dat zij dit jaar zeven maal gezamenlijk als promotor optraden. Schellens: “Beijnen is apotheker, ik ben dokter, maar onze belangstelling voor het onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen voor kanker, overlapt in zo grote mate dat we onze twee groepen al lang geleden hebben gefuseerd. Onze promovendi kunnen daardoor zowel in de apotheek en het lab als in de kliniek onderzoek doen. Dat geeft onze groep power.”
Jan Schellens: Onderwijs geven in Utrecht
Veel lezers zullen zich afvragen wat Amsterdamse wetenschappers te zoeken hebben in een lijst van Utrechtse promotoren. “Het klopt dat het merendeel van onze promovendi hun onderzoek in Amsterdam doen”, erkent Schellens, “ze komen alleen naar Utrecht om te promoveren. Maar vergis u niet, wij zijn wel degelijk UU-hoogleraren. Wij werken nauw samen met verschillende Utrechtse collega’s en we geven bij Farmaceutische Wetenschappen ook flink wat onderwijs. “Ik stuur op dit moment zelfs een heel blok aan. Ik moet soms afschuwelijke stapels tentamens nakijken”, lacht hij. “Mijn Utrechtse aanstelling is bepaald geen wassen neus.”
Veel promoties levert patiënten iets op
Op de vraag naar de recente discussie over slow science en de mening van sommigen dat er tegenwoordig wel erg veel gepubliceerd en gepromoveerd wordt, geeft Beijnen een duidelijk antwoord. “Met die discussie houd ik me niet zo bezig. Wat voor mij telt, is dat er onderzoek wordt gedaan dat voor patiënten iets oplevert en dat voor promovendi een goede basis is voor een vervolgstap. Aan beide voorwaarden wordt hier voldaan. Ik ben als promotor vooral heel blij dat al onze promovendi van de afgelopen jaren een baan hebben gekregen, sommigen als ziekenhuisapotheker, anderen als medisch specialist, in de farmaceutische industrie of als onderzoeker in de VS.”
Johan Garssen: Goed nieuws over suiker
Opmerkelijk in de top van het promotorenklassement is de sterke vertegenwoordiging van Farmacie, want ook Johan Garssen staat dit jaar hoog in de lijst. De Utrechtse hoogleraar Immunopharmacologie beweegt zich op het snel groeiende terrein waar pharma en food elkaar raken.
Garssen: “In de farmawereld worden nog maar weinig moleculen ontwikkeld die het ook echt tot geneesmiddel brengen. Daardoor groeit de aandacht voor het maken van nieuwe combinaties van bestaande moleculen en ook voor de toepassing daarvan in voedingsmiddelen. Daar profiteren wij van. Wij concentreren ons onder meer op medische voeding, op slimme combinaties van moleculen die ons afweersysteem kunnen beïnvloeden en hopelijk versterken.”
Een doorbraak, waarmee bijna alle promoties in de groep van Garssen vorig jaar van doen hadden, was de recente ontdekking van de invloed van bepaalde suikerstructuren op het immuunsysteem. “Zij lijken erg op de suikerstructuren in moedermelk. We hebben de werking ervan onder meer uitgetest op mensen met bepaalde vormen van allergie en zelfs op patiënten met het HIV-virus. Uit die studies blijkt dat deze suikers het menselijk afweersysteem op een heel efficiënte en veilige manier kunnen helpen bij het bestrijden van zulke aandoeningen. De grote vraag is nu welke mechanismen dat positieve effect veroorzaken, want als we dat in detail weten, biedt dat zicht op de ontwikkeling van medische voedingsmiddelen met dezelfde beschermende en/of genezende werking.”
Een deel van zijn tijd is Garssen ook in dienst bij Nutricia-research, het innovatiecentrum van Danone in De Uithof. “De overheid is sterk geporteerd voor zogeheten public-private partnerships en door mijn aanstelling in zowel universiteit als bedrijf kan ik daaraan bijdragen. Sommige van mijn aio’s en postdocs doen daar een deel van hun onderzoek, terwijl onderzoekers uit mijn Nutricia-team nu heel gemakkelijk gebruik kunnen maken van universitaire labs en technologieën. Of mijn universitaire onderzoek daarmee nog wel onafhankelijk is? Volledig. Daarover zijn glasheldere afspraken gemaakt. Dat blijkt ook uit het feit dat ik als universitair onderzoeker het meeste onderzoek doe dankzij subsidies waarbij naast Nutricia ook andere bedrijven, zowel pharma als food, betrokken zijn.”
Jaap Kapelle: basisartsen promoveren binnen thema beroerte
Een nieuweling in de lijst is Jaap Kappelle, hoogleraar Neurologie met als speciaal aandachtgebied vaataandoeningen in de hersenen, ofwel beroertes. Het grote aantal promoties van dit jaar verklaart hij onder meer uit het feit dat de leiding van het UMC een jaar of tien geleden extra geld beschikbaar stelde voor wetenschappelijk onderzoek. “Onze promovendi zijn veelal basisartsen die hun promotieonderzoek combineren met hun opleiding tot neuroloog. Dat hele traject neemt een jaar of acht à negen in beslag en het grote aantal promovendi van afgelopen jaar weerspiegelt dus in zekere zin het stimuleringsbeleid van toen.”
Binnen het thema beroertes is in de groep van Kappelle sprake van een breed scala aan vraagstukken. “Ons onderzoek wordt eigenlijk altijd ingegeven door problemen die wij in de kliniek tegenkomen. Daardoor is het heel divers. In de proefschriften van vorig jaar varieerde het van een studie naar de afsluiting van belangrijke slagaderen in de hersenen als oorzaak van een beroerte tot het bepalen van de invloed van erfelijke factoren op het herstel erna.”
Een gepromoveerde neuroloog is een betere neuroloog
Net als in het geval van Beijnen en Schellens hebben ook de promovendi van Kappelle tot nu toe allemaal werk in hun vak gevonden. Maar had dat niet ook gekund zonder promotie? Kappelle betwijfelt het. “Ik weet dat er hier en daar kritiek is op het grote aantal promoties van de laatste jaren, maar ik denk echt dat je met een doctorsbul op zak gemakkelijker aan een baan als neuroloog komt dan zonder. Ik vind dat ook wel logisch. Als je in staat bent om de wetenschappelijke literatuur op waarde te schatten, ben je naar mijn mening gewoon een betere neuroloog.”
Voor Kappelle vormt het persoonlijk contact een duidelijke meerwaarde van het begeleiden van promovendi. “Je hebt het met elkaar over meer dan alleen het onderzoek en dat leidt soms tot heel verrassende gesprekken. Zo heeft een van mijn promovendi mij onlangs ingewijd in de geheimen van het houden van een kaketoe. Je wilt niet weten wat daar allemaal bij komt kijken. Zo’n beest heeft een heel uitgesproken karakter en maakt vaak met veel lawaai duidelijk dat hij iets wil. Als eigenaar van een kaketoe heb je het net zo druk als wanneer je een kind adopteert. Ik had daar geen idee van, maar die kennis krijg je er als begeleider van een promovendus gewoon gratis bij.”
Binnenkort op DUB een verhaal over het onderzoek van Max Viergever die vorig jaar uitgebreid werd geïnterviewd toen hij op de gedeelde eerste plaats stond in het promotorenklassement van 2012.
UTRECHTSE PROMOTOREN VANAF 1900
1. M. Viergever (Geneeskunde, 1988) 117
2. J. Verhoef (Geneeskunde, 1980) 110
3. W. Seinen (Biologie / Dierg, 1984) 101
4. D. Grobbee (Geneeskunde, 1997) 100
5. J. Beijnen (Farmaceutische Wet., 1994) 99
6. L. Ornstein (Natuurkunde, 1914) 93
7. D. de Wied (Geneeskunde, 1963) 86
8. J. Sixma (Geneeskunde, 1975) 82
9. J. Vliegenthart (Scheikunde, 1980) 81
9. W. Mali (Geneeskunde, 1989) 81
11. W. Gispen (Geneeskunde, 1980) 80
12. M. Werger (Biologie, 1980) 76
13. J. Geus (Scheikunde, 1980) 75
14. J. Clevers (Geneeskunde, 1991) 72
15. J. Overbeek (Scheikunde, 1946) 71
16. R. Kahn (Geneeskunde, 1993) 70
17. H. Zwaardemaker (Geneeskunde,1897) 67
18. C. Went (Biologie, 1896) 64
19. P. Endt (Natuurkunde, 1955) 63
20. H. Kruyt (Scheikunde, 1916) 62
21. J. Gonda (Letteren, 1943) 61
21. G. Van Koten (Scheikunde, 1986) 61
23. S. de Laat (Biologie, 1987) 59
23. H. van Engeland (Geneeskunde, 1984) 59
25. C. de Vooys (Letteren, 1915) 58
In deze lijst zijn alleen promoties aan de (Rijks)Universiteit Utrecht meegeteld. Tussen haakjes het jaar van aanstelling in Utrecht.