Arbeidsgehandicapten komen moeilijk aan de bak bij de UU, maar met Ferrell en Govert-Jan gaat het top
Eind dit jaar hadden er minimaal 36 mensen met een arbeidshandicap aan het werk moeten zijn aan de UU. Dat gaat bij lange na niet lukken. Toch zijn er al een aantal positieve ervaringen.
De UU slaagt er niet in om voldoende functies te vinden die geschikt zijn voor mensen met een arbeidshandicap. Dat blijkt uit cijfers van het tijdelijke universitaire project 'implementatie participatiewet'.
In 2016 gingen er acht mensen binnen de universiteit aan het werk. Lang niet genoeg om te voldoen aan de verplichting die de UU in het kader van de participatiewet is aangegaan. Ook niet als de zes arbeidsgehandicapten worden meegeteld die al eerder bij de Utrechtse universiteit een baan kregen.
De Nederlandse universiteiten moeten voor 2023 1200 banen voor arbeidsgehandicapten scheppen. De UU dient als grootste universiteit 140 daarvan voor haar rekening te nemen, waarvan al 36 in 2016. Onhaalbare kaart, zeker als men bedenkt dat het om ‘voltijdsbanen’ van 25 uur per week moet gaan. Aan de UU werken de meeste betrokkenen nu korter.
“Het blijft sleuren en trekken”, constateert projectleider Ronald Oosting. Samen met projectmedewerker Marileen Reinders hield Oosting het afgelopen jaar talloze presentaties en gesprekken binnen de universiteit om “zinvolle” functies voor arbeidsgehandicapten te vinden.
Hoewel de eerste twee jaar van de aanstelling volledig worden vergoed door het universiteitsbestuur en het in eerste instantie altijd om een detacheringsverband gaat, wil de participatiewet volgens hem nog niet echt gaan leven bij leidinggevenden en bestuurders binnen de universiteit. “Mensen zijn bang voor de tijd die het ze gaat kosten, deinzen ervoor terug om ‘problemen’ in huis halen of vrezen dat het uiteindelijk ten koste van hun formatie gaat.”
De UU blijft net als andere universiteiten ver achter bij andere (semi-)overheidsectoren en het bedrijfsleven. Daar gaat het veel beter. In totaal waren er in 2015 meer dan twee keer zoveel arbeidsgehandicapten werkzaam in reguliere banen als de doelstelling van 9000. Dat was voor de minister zelfs een reden om een aangekondigde boeteclausule voorlopig nog niet in werking te laten treden.
Toch vinden Oosting en Reinders dat de universiteit niet mag opgeven. Er zijn immers ook rooskleurigere verhalen te vertellen. Op dit moment zitten er bijvoorbeeld elf vacatures in de pijplijn, waaronder drie plekken in het laboratorium van Farmacie. En bij de faculteit Sociale Wetenschappen start binnenkort een pilot waarbij twee arbeidsgehandicapten gebouwbeheerders gaan ondersteunen met het op orde houden van collegezalen.
Reinders: “Onze hoop is natuurlijk dat er we voor een bepaald type werkzaamheden binnen de universiteit structureel mensen kunnen inzetten. Tot nu toe is het allemaal maatwerk. De Albert Heijn heeft het een stuk gemakkelijker met winkels in het hele land waar hetzelfde werk wordt gedaan.”
En heus niet overal, maar op de meeste plekken binnen de UU waar wél al arbeidsgehandicapten werken, worden positieve ervaringen opgedaan. Op bezoek bij een apotheekondersteuner bij Diergeneeskunde en een ict-ontwikkelaar bij Informatiekunde (lees hieronder) kreeg DUB dat ook te horen. Teamleider Christa Hendriksen zegt bijvoorbeeld dat de nieuwe medewerker in de apotheek van Diergeneeskunde “echt tijd oplevert”.
Het project van Oosting en Reinders dat de opstartfase moet begeleiden, stopt eind volgend jaar. Dan moeten de afdelingen human resources van de faculteiten het overnemen. Er is al een kenniskring van betrokken contactpersonen opgebouwd. Maar Oosting waarschuwt: “Die moeten straks wel de tijd krijgen om zich echt in te zetten voor deze heel specifieke doelgroep. Of dat gaat gebeuren is nog maar de vraag.”
Oosting en Reinders pleiten daarom voor een blijvend expertisecentrum op centraal niveau. Dat zou ook kunnen helpen om van de detacheringen van de arbeidsgehandicapten vanuit de werkvoorziening BIGA Groep in Zeist “echte” vaste banen te maken. Dat zou immers pas werkelijk inclusiviteit betekenen. “Maar we moeten realistisch zijn: voorlopig zijn we blij met elke tijdelijke aanstelling via een detacheringsconstructie.”
Ferrell de Zinger (36) verzorgt het voorraadbeheer binnen de apotheek van de faculteit Diergeneeskunde. Christa Hendriksen is zijn teamleider.
'Ja iemand heeft een handicap, maar wat dan precies?'
Orders aannemen en registreren; vooral voorzichtig doen met opiaten. De voorraad aanvullen; de oudste producten vooraan. In het begin – dat wil Ferrell de Zinger best toegeven - duizelde het af en toe, maar inmiddels gaat zijn baan in de apotheek van de faculteit Diergeneeskunde aan de Yalelaan hem uitstekend af. “Het is heel precies werk, en dat past heel goed bij mij. Ik heb een lichte vorm van autisme.”
Teamleider Christa Hendriksen is maar wat blij met de nieuwe kracht die de apothekersassistenten sinds afgelopen mei vier dagen per week veel werk uit handen neemt. “Van mij mag er zo nog een Ferrell bijkomen. Hij levert echt tijd op.”
Als gemeenteraadslid in Vianen had Hendriksen al vroeg te maken gehad met de invoering van de participatiewet. Toen ze vervolgens met het idee kwam om ook een arbeidsgehandicapte in haar eigen apotheekteam op te nemen, had ze behoorlijk wat overtuigingskracht nodig. “Mensen denken al snel dat er geen plaats te vinden is binnen een universiteit. In een lab of in een apotheek? Met al die gevaarlijke stoffen? Dat kan echt niet, hoor je dan. Maar ik zag dat we op sommige plekken best wel iemand konden gebruiken.”
Uiteindelijk gingen haar naaste collega’s toch nog vrij snel akkoord. De volgende horde was de afdeling HR. “Die zei natuurlijk: er is geen geld en geen functie”. Dat eerste werd opgelost door het geld dat de UU voor een eerste periode ter beschikking stelt. De functieomschrijving was lastiger. “Je hebt snel de neiging om alle mogelijke klussen op een hoop te vegen. Maar iemand is hier maar vier dagen.”
Toen de eerste contacten werden gelegd tussen Ferrell en de apothekers was het voor beide partijen spannend. Bij eerdere langere detacheringen wilde faalangst Ferrell nog wel eens parten spelen. “Mijn werktempo ligt wat lager; ik wil alles vooral heel goed doen. Als ik dan kritiek kreeg, kropte ik dat op. Op een moment dat niemand het verwachte of snapte, kon ik dan plots heel boos worden.”
Christa: “Je weet natuurlijk niet precies wat je kunt verwachten als je aan zo’n traject begint. Ja, iemand met een handicap, maar wat dan precies? De eerste keer dat Ferrell hier kwam, heeft hij alles aan de hele groep uitgelegd. Dat kan hij echt heel goed.”
Bij Diergeneeskunde zorgen de kordate dames in de apotheek er nu voor dat Ferrell zich gewaardeerd voelt. “Hier krijg ik veel complimentjes, dat is fijn. Maar als er iets misgaat, krijg ik het echt wel te horen. Gelukkig gebeurt dat op een rustige en duidelijke manier, dat werkt bij mij het beste.”
Nu moet hij als werknemer van een diergeneeskundige faculteit eigenlijk alleen nog af van zijn kynefobie, zijn angst voor honden. Christa: “Maar dat gaat ook beter toch? Laatst heb je mijn hond zelfs geaaid.”
Govert- Jan Slob (28) ondersteunt als ict-ontwikkelaar het onderzoek van promovendus Garm Lucassen.
'Dit werk past zowel inhoudelijk als lichamelijk bij me.'
Als ze samen evaluatieformulieren invullen, kijken ze elkaar soms even aan. Gaat dit over onze situatie? Govert-Jan, een universitaire bachelor informatiekunde op zak, is nu eenmaal niet het prototype arbeidsgehandicapte dat vanuit de participatiewet aan de slag gaat. “Vragen of ik wel zelfstandig en zonder begeleiding kan werken, zijn niet bepaald op mij van toepassing.” Garm: “Het is klaarblijkelijk voor iedereen nog wennen.”
Govert-Jan kampt sinds een auto-ongeluk tijdens zijn studietijd met chronische pijnklachten. De problemen met zijn hoofd en nek zorgen ervoor dat hij zich maar een beperkt aantal uur per dag concentreren op studie of werk. Als gevolg hiervan deed hij zes jaar over zijn bachelor Informatiekunde. “Een master zou qua belastbaarheid echt een te grote uitdaging zijn.”
Na zijn afstuderen drie jaar geleden belandde Govert-Jan in de wajong-regeling. Zijn zoektocht naar een betaalde baan werd belemmerd door zijn specifieke wensen: parttime, graag een deel thuis, en niet te lang reizen. Uiteindelijk liep hij bij een loopbaanevent Marileen Reinders, projectmedewerker participatiewet bij de UU, tegen het lijf. “Zij raadde mij aan contact op te nemen met mijn oude vakgroep.”
Via hoogleraar Sjaak Brinkkemper kwam Govert-Jan in contact met Garm die promotieonderzoek doet naar manieren om software te verbeteren aan de hand van wensen en eisen van gebruikers. Garm had na een eerste kennismaking wel oren naar verdere samenwerking. “Govert-Jan vindt ontwerpen leuk, ik minder. Dus dat was een mooie aanvulling.”
De formele afhandeling van alle zaken kostte even wat tijd, maar sinds deze zomer werkt Govert-Jan aan een visualisatie van de werking van softwaresystemen voor opdrachtgevers en gebruikers. Garm: “Dat project was niet essentieel voor mijn proefschrift, maar inmiddels vind ik het misschien wel het interessantste onderdeel van mijn onderzoek.”
Vier dagen per week komt Govert-Jan een ochtend naar de universiteit. Dan gaat hij naar huis om te rusten. ’s Middags werkt hij nog een of twee uur thuis. “Dat gaat heel goed. Dit werk past zowel inhoudelijk als lichamelijk perfect bij me.”
Alleen tijd vinden voor overleg blijft lastig. De uren waarop Govert-Jan er is, zijn de drukste uren voor Garm. En eigenlijk is Garm altijd druk. Daarom hebben ze nu bewust momenten vastgelegd waarop ze echt even rustig kunnen praten.
Belangrijk gespreksonderwerp vinden beiden hoe Govert-Jan zich wil ontwikkelen. Een verlenging van zijn detachering zit er waarschijnlijk wel in, maar wat komt daarna? Zelf ziet hij zich over aantal jaar het liefst werken als interaction designer, in een team met collega’s. De universiteit zou een mooie springplank kunnen zijn, hoopt hij.
Garm: “Govert-Jan heeft mensen om zich heen nodig. Ik heb zelden zo’n sociaal dier gezien. Wat dat betreft brengt hij hier een frisse wind tussen al die in zichzelf gekeerde wetenschappers.”