Beatrice de Graaf: hoogleraar met 'maatschappelijke roeping'
Al ruim vijf weken wordt Beatrice de Graaf (42) elke ochtend wakker met het gevoel dat er iets leuks is gebeurd. Maar die blijdschap kon de hoogleraar History of International Relations & Global Governance tot vrijdag met niemand delen. Oké, ze heeft op vakantie in Griekenland met haar familie geproost toen ze het telefoontje kreeg dat ze de winnaar van de Stevinpremie was, maar voor de rest van haar omgeving was het tot de uitreiking een groot geheim. Dus probeerde ze haar blijdschap te onderdrukken door niet aan de prijs te denken. “Er is niets, er is niets”, was drie weken lang haar mantra.
Maar er is dus wel wat: De Graaf ontving van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) de Stevinpremie. Het initiatief voor de oeuvreprijs werd vorig jaar genomen door staatssecretaris Sander Dekker en Beatrice de Graaf is de eerste die de prijs ontvangt. Met de 2,5 miljoen euro worden wetenschappers beloond die met hun onderzoek een grote economische of maatschappelijke impact hebben gehad. In de lofrede wordt de UU-hoogleraar geroemd voor het feit dat ze “vanaf het begin van haar carrière er altijd naar heeft gestreefd om theoretische inzichten in terrorisme en veiligheid tastbaar te maken voor overheden en, via de media, voor een breder publiek”.
De Graaf heeft "een ruime mate van bestedingsvrijheid" voor de 2,5 miljoen euro van de Stevinpremie. Ze mag het uitgeven aan "personeel (wetenschappelijk en niet-wetenschappelijk), materieel, investeringen, reis- en verblijfkosten, overkomst van buitenlandse onderzoekers, activiteiten met betrekking tot kennisbenutting, et cetera. Wel moet een beknopt bestedingsplan ter goedkeuring worden voorgelegd aan de raad van bestuur van NWO."
'Als je kennis uitdraagt haal je ook kennis binnen'
De vraag waarom ze het belangrijk vindt om de wetenschap en maatschappij te verbinden, heeft De Graaf zichzelf nooit gesteld omdat het zo vanzelfsprekend voor haar is, zegt ze. “Misschien heb ik het van huis uit meegekregen. Mijn vader en moeder zaten allebei in het onderwijs, dus het kan zijn dat het daar vandaan komt dat ik mijn kennis wil uitdragen.” De toepassingsgerichte kant van haar werk, zoals ze het zelf noemt, gaat hand in hand met haar onderzoeken naar de geschiedenis. “Beiden zijn heel belangrijk. Door in de geschiedenis van bijvoorbeeld de Koude Oorlog te duiken, doe ik inzichten op die ik kan vertalen naar het heden.” Maar het werkt ook andersom. “Als je kennis uitdraagt, haal je daarmee ook kennis binnen. Doordat ik lezingen ben gaan geven, kom ik mensen tegen die zeggen: ‘Heb je dit al gehoord?’. Sterker nog, terrorismeverdachten komen soms zelf naar mij toe. Laatst kreeg ik een brief van iemand die zei: ‘Ik was in de jaren 80 terrorist, doe onderzoek naar mij’.”
“Het vertalen van die inzichten uit het verleden naar het heden, kun je niet alleen”, vervolgt de hoogleraar. “Als je grote maatschappelijke thema’s wilt aansnijden en uitwerken, dan heb je meer specialisten nodig uit diverse takken van sport.” Het beeld van de historicus die zich terugtrekt in de studeerkamer en dikke boeken schrijft, klopt voor haarzelf dan ook niet volgens De Graaf. Of in ieder geval niet helemaal, want ook zij trekt zich nog steeds weleens terug om te schrijven. Maar ze vindt het ook “steeds leuker” om in een team te werken. Het woord team valt dan ook meermaals tijdens het gesprek en voor De Graaf is het belangrijk dat niet alleen zij aan het woord komt over de projecten waar zij nu de oeuvreprijs voor ontvangt. Ze doet het namelijk niet alleen.
'Beatrice vindt het soms ongemakkelijk dat zij het publieke gezicht is'
Postdoc Trineke Palm die met De Graaf samenwerkt, moet lachen als ze het hoort. “Als Beatrice de kans krijgt om anderen naar voren te schuiven of in het zonnetje te zetten, dan doet ze dat. Ze vindt het soms ongemakkelijk dat zij het publieke gezicht is en dat mensen altijd bij haar terechtkomen. Dat is natuurlijk niet toevallig. Het is ontzettend knap hoe Beatrice wetenschappelijke kennis weet te vertalen. Ze kan op een hoog en abstract wetenschappelijk niveau denken, maar dat uitleggen in een taal die mensen thuis op de bank begrijpen. Ze koppelt dat wat er die dag gebeurd is aan de brede historische context. En daarin sluit ze aan bij de lees- en denkwereld van mensen op de bank, waardoor die blijven luisteren en meer willen weten.”
Het is de zichtbare kant van haar werk, reageert promovendus Wouter Klem die Beatrice de Graaf al sinds zijn bachelor kent. “Minder zichtbaar zijn de andere projecten die ze doet”. Zo geeft de hoogleraar onder andere lezingen voor justitie, reclassering en politie; vertelt ze Utrechtse basis- en middelbare scholieren over terrorisme en heeft ze de leiding over diverse onderzoeken. “Ook in al die projecten is ze een verbindende factor tussen de wetenschap en samenleving.”
'Niet alleen een academische obsessie met het verleden'
Volgens Ralph Sprenkels, docent Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen, slaagt De Graaf daar beter in dan de “gemiddelde academicus”. “Zij is in staat bepaalde ontwikkelingen in de maatschappij snel te signaleren en die aan te grijpen om werk te doen wat impact heeft. Het is een kwaliteit die tekenend voor haar is. Als je het hebt over een academicus met een belangrijke mate van maatschappelijke betrokkenheid en impact, dan is zij wel één van de beste voorbeelden in het Nederlandse veld. Die betrokkenheid komt denk ik voort uit haar overtuiging dat de geschiedenis een toegevoegde waarde heeft voor de samenleving, omdat we als mens afhankelijk zijn van onze capaciteit om ervaringen in perspectief te plaatsen. Ze kijkt heel nadrukkelijk naar wat we van het verleden kunnen leren voor het heden en de toekomst. Geschiedenis ziet ze als een maatschappelijke roeping en niet alleen als een academische obsessie met het verleden.”
“Daarmee is ze een enorme inspiratiebron geworden”, vervolgt Sprenkels die benadrukt dat ook haar academische werk uitzonderlijk is. “Zij heeft mij geleerd om de verschillende ervaringen die ik heb met elkaar te verbinden zodat ze een toegevoegde waarde krijgen. Wat dat betreft inspireert zij mij om mij completer te ontwikkelen en een academicus te worden die middenin de samenleving staat.” Het is iets wat Klem en Palm herkennen. Palm: “Ze zegt tegen ons: ‘Je hebt een bepaalde kennis en expertise die je mag laten zien. Daarin moet je niet bang zijn.’ Dat inspireert heel erg! Tegelijkertijd ziet ze ook dat de mensen in haar team verschillend zijn. Niet iedereen wordt er blij van om met zijn kop op tv te komen. Sommigen zijn het meest gelukkig als zij in het archief teksten lezen. Maar Beatrice benadrukt ook dat we niet overal goed in hoeven te zijn. Juist als we het hele palet hebben, kunnen we elkaar versterken.” Volgens Sprenkels is het “mooi om te zien dat zo’n inspirerend persoon daarom wordt beloond met een prijs zoals deze”. Klem voegt toe: “Het is een mooie erkenning voor de rol die ze heeft om middenin haar carrière al zo’n grote oeuvreprijs te krijgen”.
Op de basisschool van de kinderen van Beatrice de Graaf dachten ze eerst dat zij toerisme-expert was. “Omdat ik zo snel praat”, vertelt ze lachend. “Daarbij herkende de eerste jaren niemand mij van tv, want daar ben ik mooi gekapt, maar op het schoolplein sta ik in mijn joggingbroek.” Toen op een gegeven moment duidelijk werd dat De Graaf expert was in een ietwat andere tak van sport, kreeg ze al snel de vraag of ze niet een keer in de klas kon langskomen. Kinderen hadden namelijk vragen over terrorisme en docenten konden niet altijd antwoord geven. Zo merkte De Graaf dat 8-jarigen op hun telefoon al onthoofdingsfilmpjes keken of wisten hoe je een Kalasjnikov in elkaar zet, ermee schiet en wat er gebeurt als je ermee schiet. “Ze zien en weten soms meer dan ze aankunnen op hun leeftijd. En stellen daar dan vervolgens vragen over, maar hoe ga je daar als docent mee om?”
“Kennis biedt houvast”, vervolgt De Graaf. “Met ons project bieden we een kader bij de kennis waar kinderen helaas al mee worden geconfronteerd op straat, in de hoop dat die informatie goed landt. Je merkt bijvoorbeeld dat jonge kinderen rustig worden van een grafiek waarin duidelijk wordt dat terrorisme soms erger is en soms minder erg, maar dat het altijd komt in golven en dat het dus ook weer voorbij gaat. Daarmee probeer ik niet te zeggen dat terrorisme niet erg is, maar wel te laten zien hoe het in elkaar zit.” Dat bleek zo’n succes dat de hoogleraar al snel gevraagd werd om in meerdere klassen te komen praten.
Geïnspireerd door die behoefte en een vraag van het gemeenteproject Utrecht zijn wij Samen, besloot De Graaf - samen met Frans van Wiering en zijn studenten Informatiekunde, en met hulp van de pedagogen Micha de Winter en Mariëtte de Haan - een web-app te ontwikkelen voor basis- en middelbare scholen waarin er “verantwoorde kennis” over terrorisme wordt gegeven. Dat betekent niet alleen dat de informatiepakketjes voortkomen uit wetenschappelijk onderzoek, maar ook dat deze pedagogisch afgestemd is op de leeftijdsgroep. De website biedt beknopte historische kennis over terrorisme, duiding van recente gebeurtenissen, discussievragen en lesopdrachten. “Het idee is dat we op elk niveau iets aanbieden.” Docenten kunnen vervolgens zelf met dat materiaal aan de slag, vertelt Ralph Sprenkels die samen met De Graaf werkt aan dit project. “Als docenten met de informatie het aandurven om zelf terrorisme in de klas te bespreken, dan is dat de meest duurzame manier.”
Europa deugt niet. Of juist wel. The Netherlands first! Of Europa juist nummer één! “Als we praten over Europa dan gaat dat altijd gepaard met emotie”, aldus Beatrice de Graaf. “Een discussie over landbouw gaat vaak over onze ideeën over de Europese Unie. Bij het project Blueprints of Hope zoeken we uit of dat vroeger ook al zo was. Hoe spraken mensen toen over Europa? En welke emoties waren daarbij in de mode? Het is een onderzoek naar emotional history. Dat is best lastig want hoe kun je nog iets zeggen over de emoties van mensen die dood zijn?”
Het antwoord komt van Trineke Palm die als postdoc-onderzoeker de dagelijkse projectleiding heeft. “Het is een hele uitdaging, maar je kan in teksten zoals speeches, dagboeken en memoires zoeken naar zaken die verwijzen naar emoties. Dat kan een hele expliciete verwijzing zijn naar boosheid en angst, maar ook een impliciete opmerking die bijvoorbeeld een emotionele connotatie had in die tijd.”
Volgens Palm is het onderzoek interessant omdat onze ideeën over de Europese Unie nu gevormd worden vanuit de situatie dat we er onderdeel van uitmaken. Het onderzoek richt zich echter op de periode 1930 – 1963. “Toen was de samenwerking er nog niet en dachten mensen redelijk out of the box. Dat kan interessant zijn voor de discussies die nu gevoerd worden over hoe het verder moet met Europa.”
Van de European Research Council kreeg Beatrice de Graaf in 2013 een Consolidator Grant om onderzoek te doen naar de veiligheidscultuur van Europa tussen 1815 en 1914. Ze onderzoekt niet de aanloop naar oorlogen, maar kijkt naar vrede en veiligheid. Wat heeft er in het verleden gewerkt en waar ging het mis? “Dat is heel interessant”, aldus De Graaf, “Het onderzoek laat namelijk zien dat het fundament voor waar we nu staan met veiligheid, niet na de Tweede Wereldoorlog is gelegd, maar al na 1815. Dat Europese landen al gingen samenwerken op het gebied van veiligheid in de 19de eeuw, is een nieuwe visie.”
Het is een onderzoek waar De Graaf volgens eigen zeggen “helemaal in op kan gaan”. En hoewel het vooral over geschiedenis lijkt te gaan, heeft het project ook een connectie met de samenleving nu. Want de wetenschap onder welke condities veiligheid tot stand komt, kun je ook in de huidige tijd gebruiken. Die vertaalslag naar de samenleving werd gemaakt door onder meer Paul ’t Hart, Mirko Noordegraaf, Alie Bos en Scott Douglas van het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) de nationale contra terrorisme strategie te evalueren.
Een project waar ook promovendus Wouter Klem nauw bij betrokken was. “We hebben gekeken naar welke handvatten de strategie biedt om preventief en repressief op te treden tegen (potentiële) terroristen. We hebben onderzocht wat werkte en het resultaat daarvan in 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden. Op die manier heb ik van Beatrice geleerd om mijn historische onderzoek naar de eerste bouwstenen van terrorismebestrijding in het einde van de negentiende eeuw, te verbinden aan hedendaagse tendensen van veiligheid.”