Biologische producten moeten het hebben van de elite
De lobby voor het behoud van chemische bestrijdingsmiddelen. De overheid die koste wat kost de export wil veiligstellen. De gezagsgetrouwe consumenten. Het zijn de redenen waarom de biologische landbouwproducten nog steeds niet en masse in de super liggen. Dick Hollander promoveerde op dit onderwerp.
Om antwoord te krijgen op de vraag waarom de biologische landbouw achterbleef in vergelijking met de ons omringende landen, heeft Hollander voor zijn gemakkelijk te lezen proefschriftTegen beter weten in, de geschiedenis van de (biologische) landbouw in Nederland bestudeert. Maandag 7 mei promoveerde de 75-jarige. Uit de door Hollander beschreven geschiedenis blijkt dat het Ministerie van Landbouw een centrale rol speelde in de ontwikkeling van de landbouw.
Het ministerie richtte haar beleid vooral op de export van de agrarische productie en absoluut niet op de biologische landbouw. En als je je bedenkt dat de overheid belangen had in de kunstmestindustrie, is het misschien niet zo gek dat Nederland decennialang het hoogste gebruik van kunstmest per hectare ter wereld had. Ook qua gebruik van bestrijdingsmiddelen stond Nederland op nummer één: de overheid verdoezelde de gezondheidsrisico’s van chemische bestrijdingsmiddelen. Consumenten vertrouwden de overheid en aten de door de overheid aangeraden binnenlandse producten, zo staat er te lezen.
Biologische producten eten was lastig: in tegenstelling tot supermarkten in het buitenland weerden Hollandse supers zoals de Albert Heijn biologische producten lange tijd uit haar schappen, ontdekte Hollander. Daarom zette hij – die de met chemicaliën gekweekte groente niet vertrouwde - in de jaren zeventig een biologische groente- en fruitkwekerij op. In zijn voorwoord schrijft hij dat dit ‘in elk geval commercieel gezien, vooral een dom besluit was’.
Waarom was dit een dom besluit? En hoe is u uw eigen biologische landbouwavontuur te plaatsen in de beschreven ontwikkelingen?
“Ten eerste had ik enkel boekenkennis. Praktische kennis als ‘hoe schoffel je goed’ of ‘hoe moet je sla planten’ ontbrak. Daarnaast kwam de grond die ik gebruikte van een boomgaard waar zwaar gespoten was en het duurde al zo’n vijf à zes jaar om een biologisch evenwicht te krijgen.
“Omdat er amper biologische veilingcentra waren, moest ik mijn producten op de gewone veiling aanbieden. Mijn sla was niet populair, omdat die onbespoten was en kopers bang waren voor luisjes. Sperziebonen liepen wel goed, omdat die veel beter smaken zonder kunstmest en ik, doordat ik geen bestrijdingsmiddelen gebruikte, eerder op de markt kon komen.
“Helaas was biologische landbouw bedrijven in de jaren zeventig vechten tegen de bierkaai. Ik heb drie processen gevoerd tegen het Landbouwschap, een overheidsorgaan dat de biologische landbouw tegenwerkte maar waar wij biologische boeren wel belasting aan moesten betalen. Ik heb drie keer verloren, omdat het recht totaal niet onafhankelijk was, met leden van het Landbouwschap in de rechtbank. Het deed me denken aan de rechtspraktijken van voormalige communistische regimes in Oost-Europa.”
Het is duidelijk dat u als ideologisch boer een duidelijke mening heeft over dit onderwerp. Hoe heeft u ervoor kunnen zorgen dat u een onafhankelijk positie kon innemen?
‘Ja, dat was aanvankelijk ook het bezwaar van mijn professor, Jan-Luiten Van Zanden. Ik heb toen tegen hem gezegd: Mijn vrienden kennen me als iemand die veel zelfrelativering heeft en als dat niet zo is, dan roept u me maar terug.’
Die zelfrelativering, bijna zelfspot, proef je uit zijn werk. Zo schrijft Hollander in zijn voorwoord over de eerste keer dat hij de naam van zijn professor tegenkwam in een boek over de landbouwgeschiedenis: ‘Hieruit mag op zijn zachtst gezegd blijken dat de ontwikkelingen in de wereld van het wetenschappelijk geschiedkundig onderzoek aan mij voorbij waren gegaan.’
Zijn drijfveer om onderzoek te doen en te promoveren, was omdat hij ‘geen vrede kon hebben met de gedachte dat de geschiedenis van de biologische landbouw in Nederland nooit beschreven is en voorlopig niet beschreven zou worden’. Als buitenpromovendus, omdat ‘een dissertatie tot discipline dwingt’.
Biologisch boeren omdat het moet
Als je het proefschrift van Hollander leest, lijkt het bijna een wonder dat in de jaren negentig de biologische landbouw voet aan de grond kreeg in Nederland. Dit komt volgens Hollander niet doordat de Nederlandse overheid het licht gezien had, maar door inmenging van Europa:
‘Er was sprake van overproductie in de Europese landbouw. Europa probeerde dit op te lossen, en kwam met het idee om biologische landbouw te stimuleren: dat zorgt immers niet voor overschotten. De Nederlandse minister-president moest toen wel. Daarnaast waren in die jaren milieubewegingen actief, die behoorlijk de klok luidden.’
Uw proefschrift beslaat de periode 1880-2001. We zijn nu meer dan tien jaar verder en biologisch lijkt eindelijk echt op de kaart te staan. Hoe ziet u de toekomst van de biologische landbouw?
“Er wordt inderdaad net gedaan alsof de biologische landbouw nu wel belangrijk gevonden wordt, maar de cijfers laten wat anders zien. Het aandeel biologische landbouw en de omzet van verkochte biologische producten blijven beiden steken op twee procent. De prijs is nog steeds het belangrijkste voor de consument en als de overheid zegt dat de producten gezond zijn, dan blijft de Nederlandse burger dat geloven.”
Klopt het wat de overheid zegt? Zijn onze niet-biologische producten gezond?
“Wat fruit en plantaardige producten betreft, wil ik dat op het moment wel geloven. Maar betreffende vlees geloof ik het absoluut niet, als je ziet hoe ontzettend veel antibiotica er gebruikt wordt!”
Hoe kan in Nederland de biologische landbouw groeien?
“Dat is de moeilijkste vraag die u me stelt. Ik denk dat natuurvoedingswinkels creatiever moeten zijn en zich bijvoorbeeld richten op de vergrijzing die een groep rijke mensen voortbrengt, die op hun dieet willen letten. Daarnaast, als een elite biologisch eten vanzelfsprekend gaat vinden, dan sijpelt het vanzelf door naar andere lagen van de bevolking. Maar dat is iets anders dan dat biologisch eten hip moet worden, daar heb ik zo’n hekel aan. Het moet geen modegrill zijn maar een product van de nadenkbeschaving.”
U spreekt over de consumenten, maar zijn het niet juist de voedingsmiddelenbedrijven en de overheid waar een verandering plaats moet vinden?
“Ja, de voedingsmiddelenindustrie is een grote speler die onder druk gezet kan worden door milieuorganisaties. Bedrijven zitten niet te wachten op negatieve publiciteit en zo kan een actie als de Plofkipactie van Wakker Dier verandering bewerkstelligen. Uiteindelijk moeten boeren en tuinders echter intrinsiek gemotiveerd zijn. Consumenten moeten bereid zijn meer voor hun kaas te betalen. Ik sluit niet uit dat dit gaat gebeuren. Mensen kunnen er in elk geval een goed gevoel aan ontlenen.”