Brandveiligheid studentenhuizen laat vaak te wensen over
Een week voor de brand de 24-jarige student in Leeuwarden fataal werd, sprak hij nog zijn angst uit over de brandveiligheid van zijn studentenhuis. Zijn huisgenoten verwijten hun huisbaas dat deze nalatig is geweest. Hij zou geen aanstalten hebben gemaakt om rookmelders, een blusdeken en een ontsnappingstouw te kopen, terwijl in het huis ‘een wirwar’ aan trappen aanwezig was. De studenten kochten daarom zelf een rookmelder en blusdeken. Toch konden die niet voorkomen dat de student Media, Entertainment & Management ingesloten raakte door de brand en het leven liet.
In studentenhuizen is vaak iets mis op het vlak van brandveiligheid, blijkt uit een landelijk onderzoek van de Inspectie van leefomgeving en transport uit 2009. Van de bezochte panden voldeed ruim de helft niet aan de belangrijkste technische brandveiligheidseisen. Bij 10 procent van de panden moest zelfs direct maatregelen worden genomen vanwege de onveilige situatie.
Ook bij Maartje in huis was het slecht gesteld met de brandveiligheid. “De brandweer kwam langs om te controleren. De brandblusser stamde uit 1979 en werd afgekeurd. We hadden meteen een nieuwe kunnen kopen van de brandweer, maar de huisbaas wilde dat liever zelf regelen. Dat deed hij niet. Met alle gevolgen van dien.” Een maand later vloog haar kamer in brand. Een huisgenoot probeerde de beginnende brand te blussen, maar de schuimblusser weigerde dienst. Niemand raakte gewond, maar Maartjes kamer – met daarin al haar spullen – brandde volledig uit.
Regelmatig zijn branden in studentenwoningen in het nieuws, zoals die van een studentenhuis aan de Oudegracht, in Casa Confetti in De Uithof en De Warande in Zeist. Maar studentenwoningen zijn niet bovengemiddeld vertegenwoordigd binnen de 4500 tot 6000 woningbranden (waarvan 30 tot 60 fatale) die per jaar in Nederland plaatsvinden. Dat blijkt uit onderzoek van verzekeraar Interpolis. De brandweer registreert niet op studentenwoningen en kan dit niet bevestigen. Wel zegt de brandweer dat het niet studenten maar juist 60-plussers zijn die relatief het vaakst om het leven komen bij een woningbrand.
Toch besteedt de Brandweer Utrecht veel aandacht aan studenten, vertelt Renée Kollmann, teamleider Toezicht en Handhaving. “In het centrum van Utrecht zijn veel studentenpanden. Omdat de binnenstad zo compact is en er in studentenhuizen vaak veel mensen wonen, kan dat extra gevaar opleveren.” Voorlichting aan studenten levert relatief veel op: “Allereerst hebben ze nog een heel leven voor zich, waardoor ze er lang profijt van hebben. Hun kennis is nog beperkt omdat ze pas net op zichzelf zijn gaan wonen. Hiervoor waren ze nog niet verantwoordelijkheid voor hun eigen veiligheid en dus wisten ze nog niet veel van de risico’s.”
De noodzaak van die voorlichting blijkt uit het onderzoek van de inspectie. Studenten geven zichzelf het rapportcijfer 3 als het gaat om kennis over blusmiddelen, de helft van de studenten weet niet waar de brandblusser in hun huis hangt en een derde weet (vrijwel) niets van de brandveiligheid van hun eigen woning. Kollmann: “Studenten zijn niet dom en weten bijvoorbeeld dondersgoed dat ze snel weg moeten gaan bij een brand. Tijdens de introductieweek en de controles die wij houden, geven wij voorlichting aan studenten. Dan blijkt dat ze over veel onderwerpen weinig tot niets weten. Zo weten ze doorgaans niet dat je een vlam in de pan niet moet blussen met water. En studenten schrikken er enorm van hoe snel een ruimte zich vult met rook en hoe weinig ze daardoor zien, zo blijkt als wij tijdens de introductieweek in een container een brand nabootsen.”
Risico- en preventie-expert bij Interpolis Sjak van Nieuwkuijk heeft na talloze woningbranden ‘met zijn voeten in het bluswater gestaan’. “Mij valt op dat studenten nog wel het een en ander weten over de blusmiddelen, maar dat ze niet stilstaan bij de vluchtwegen. Als ik studenten spreek, adviseer ik ze altijd om met huisgenoten af te spreken hoe te vluchten en er altijd op te letten dat de vluchtwegen vrij zijn.”
Verhuurder en huurder zijn samen verantwoordelijk voor de brandveiligheid. De verhuurder moet zorgen voor bijvoorbeeld een brandmeldinstallatie, rookmelders en blusmiddelen. De huurders zijn verantwoordelijk voor brandveilig gebruik van het gebouw, waaronder het vrijhouden van vluchtwegen. Zijn er vijf of meer wooneenheden op een adres gevestigd, dan levert dat volgens de brandweer meer gevaar op. De 1800 adressen met kamergewijze verhuur in Utrecht waar dit het geval is, worden daarom jaarlijks gecontroleerd; zowel op gebouw als op gebruik.
Zo’n 60 procent van de studentenwoningen is volgens Kollmann in handen van woningstichtingen zoals SSH. “Die hebben hun zaakjes doorgaans uitstekend voor elkaar en pakken eventuele gebreken snel aan.” Particuliere verhuurders voldoen volgens haar meestal ook aan alle regels. Slechts een kleine groep hiervan, simpel gesteld de huisjesmelkers, geeft problemen. “Zij verhuren echt voor het geld en weigeren te investeren in brandveiligheid. Vaak zijn ze pas geneigd iets te doen als er een boete dreigt. We doen extra moeite om bewoners van deze panden alert te maken op de gevaren.”
Een fiets voor een nooduitgang, een krat bier in de gang of aan elkaar gekoppelde stekkerdozen: onveilige situaties ontstaan volgens Kollmann doorgaans niet door nalatigheid van de verhuurders, maar door dat van de studenten. “Constateren we een overtreding, dan sturen we eerst een brief aan de eigenaar. Na twee maanden is er een hercontrole en in negen van de tien gevallen blijkt dan alles oké te zijn. Slechts in een handvol gevallen op jaarbasis wordt er een last onder dwangsom opgelegd.”
Utrechts grootste studentenhuisvester SSH heeft een vaste medewerker brandveiligheid in dienst die steekproefsgewijs studentenhuizen controleert. Spullen die in vluchtwegen staan worden in beslag genomen en kunnen tegen een vergoeding worden teruggehaald. Annemiek van Vondel van SSH: “Het komt regelmatig voor dat vluchtwegen vol met spullen staan of brandwerende deuren open zijn. Dat lijkt heel onschuldig voor bewoners, maar kan grote gevolgen hebben. Denk aan huisfeesten, als er veel mensen aanwezig zijn en het huis versierd is met materiaal dat gemakkelijk brandt.”
Als voorbeeld van onachtzaamheid noemt Van Vondel de bewoner van het IBB-complex die een aantal jaar geleden vergeten was om een waxinelichtje uit te doen, met een grote brand tot gevolg.
Kaarsjes zijn in studentenhuizen een voorname oorzaak van brand, weten Van Nieuwkuijk en Kollmann uit de praktijk. Bovenaan het lijstje staan ook het doorlussen van elektriciteitskabels in stekkerdozen, koken (met name vlam in de pan), sigarettenpeuken en elektrische apparaten (vooral drogers).
Bij Maartje werd de brand waarschijnlijk veroorzaakt door kortsluiting. In de zwartgeblakerde kamer kon dat echter niet meer met zekerheid worden vastgesteld. Van het ene moment op het andere was ze al haar spullen kwijt. Inclusief computer met scriptie, waar ze al twee maanden aan had gewerkt en waarvan ze geen back-up had. Als pleister op de wonde had ze een goede inboedelverzekering, waar haar moeder aan mee betaalde.
Nog niet de helft van de studenten (41 procent) heeft volgens het Nibud een inboedelverzekering en kan dus eventuele brand- en blusschade vergoed krijgen. Het gemiddelde schadebedrag bij studenten is volgens Van Nieuwkuijk 2000 euro, bij grotere branden kan dat oplopen tot 15.000 euro. Voorkomen is altijd beter dan genezen, maar toch zou Kollmann iedere student als tip willen meegeven om een goede inboedelverzekering af te sluiten.
Maartje kreeg uiteindelijk 20.000 euro terug van de verzekering. “Mijn spullen waren verzekerd voor de de nieuwwaarde, daarom is het bedrag zo hoog. Ik ben met een huisgenoot naar Ikea gegaan en heb de hele winkel leeg gekocht. Leuk denk je dan, maar dat is het niet. Liever was ik blijven zitten met al mijn oude spulletjes die geen drol waard waren. Waaronder alle foto’s, de kunst die ik had, mijn computer en mijn lievelingskleren.”
Uit privacyoverwegingen is de naam Maartje gefingeerd