Burn-outexpert: er is een probleem, maar we kunnen tegen een stootje

Foto uit de voorstelling Time Out over studenten en burn-out die op 30 november in Utrecht te zien is

De studentenbond LSVb kreeg onlangs een fikse veeg uit de pan voor de manier waarop zij een onderzoek naar psychische problemen onder studenten had uitgevoerd. Toch vroeg gemeenteraadspartij Student & Starter op basis van de resultaten vorige week om een Utrechts Deltaplan waarmee burn-out bij studenten te lijf kan worden gegaan.

De Utrechtse burn-outexpert Wilmar Schaufeli wil weinig woorden vuil maken aan het rammelende rapport van de LSVb of aan het voorstel van Student & Starter. “Als je zo’n onderzoek gebruikt om te pleiten voor een actieplan, dan maak je jezelf wel erg kwetsbaar.”


Tegelijkertijd vindt Schaufeli aandacht voor burn-out en overbelasting van belang. De universiteit heeft immers de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat studenten en medewerkers “optimaal en duurzaam” kunnen functioneren. “Maar laten we hier alsjeblieft met een wetenschappelijke bril naar blijven kijken. Nu worden er soms op basis van schimmige vragenlijsten en criteria hoge percentages genoemd. Dat vind ik niet juist. Als je echt een burn-out hebt, dan is dat namelijk een zeer ernstig en langdurig probleem waar je meer dan twee jaar mee zoet bent.”

Toch horen we ook in andere maatschappelijke sectoren erg veel over burn-outklachten. Er lijkt soms sprake van een nationale epidemie. Hebben mensen hier de laatste jaren meer last van gekregen?
“Nee, als we kijken naar de resultaten van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden van TNO en het CBS dan vind je daar over een langere periode een percentage van respondenten met burn-outklachten dat schommelt rond de 10 procent. De laatste jaren is er een lichte stijging naar zo’n 12 tot 13 procent. Die loopt overigens niet parallel met de economische crisis van 2008, zoals velen denken. De toename dateert van iets later en begint in 2010. Het is wel zo dat vooral jongeren aangeven meer last te hebben van burn-outklachten.”

Het zou dus zo kunnen zijn dat er een toename is specifiek bij studenten of promovendi?
“Het is misschien vreemd, maar eerlijk gezegd weten we dat niet. Er zijn goede onderzoeken gedaan, bijvoorbeeld bij Diergeneeskundestudenten, die daarop lijken te wijzen. Maar hoe het precies zit, weten we niet. Misschien zijn er ook verschillen tussen studies of vakgebieden? Tussen bachelorstudenten en masterstudenten? Of tussen mannen en vrouwen? Daar zou echt nog wat beter naar gekeken moeten worden.

“Het is wel zo dat er tal van hypotheses zijn. Het zou bijvoorbeeld best kunnen dat mensen nu erg beschermd opgroeien en in hun jeugd weinig tegenslagen hebben. Als je dan, bijvoorbeeld als je gaat studeren, opeens alleen gaat wonen, kan dat lastig zijn. Misschien dat mensen dus minder weerbaar zijn dan vroeger.

Misschien dat mensen minder weerbaar zijn dan vroeger

“Het kan ook zijn dat de eisen waaraan studenten en promovendi moeten voldoen steeds hoger worden. Dan kan het gaan om eisen die opleidingen of werkgevers stellen, maar ook om interne eisen: dat is het bekende verhaal dat jongeren niet alleen in hun studie willen uitblinken, maar ook veel vrienden willen hebben en allerlei sociale of sportieve activiteiten willen ontplooien. Maar zoals gezegd: dat is allemaal gissen.”

Wanneer krijg je eigenlijk een diagnose ‘burn-out’?
“Daar zijn richtlijnen voor die gebruikt worden door bedrijfsartsen en psychologen. Je moet ernstige uitputtingsverschijnselen hebben, zo erg dat je je sociale rol – je baan of je studie - niet meer kunt vervullen. Dat moet dan ook al een hele poos duren, minimaal drie tot zes maanden.

“Het gaat om een psychische vermoeidheidstoestand met allerlei bijbehorende klachten, bijvoorbeeld concentratie- en aandachtsproblemen. Je merkt, als je het zo definieert, vallen er maar weinig mensen in die categorie. Uit ons eigen onderzoek blijkt dat maximaal zo’n 4 tot 7 procent van de Nederlandse werkende bevolking zulke grote burn-outklachten heeft, dat ze eigenlijk naar een dokter zouden moeten.”

In welke situatie lopen studenten en promovendi een groter risico op een burn-out?
“Veel hangt samen met de vraag in hoeverre je beschikt over zogenoemde regelmogelijkheden: ben je in staat om zelf te bepalen hoe je je werk inricht? Daarnaast is het belangrijk dat je voldoende steun vindt en goede feedback en adviezen krijgt. Ook moeten er groei- en ontwikkelmogelijkheden zijn. Dat zijn allemaal energiebronnen die burn-out tegengaan.

Ook met weinig werkdruk kun je burn-outklachten hebben

“Werkdruk is ook een risicofactor. Het interessante is alleen dat hoogleraren en uhd’s de hoogste werkdruk ondervinden van alle universitaire medewerkers. Ze hebben er alleen minder last van, omdat ze die werkdruk kunnen compenseren met energiebronnen. Ze staan immers in hoger aanzien, verdienen meer, hebben meer macht en meer regelmogelijkheden.

“Omgekeerd kunnen promovendi met relatief weinig werkdruk wél burn-outklachten hebben, omdat ze bijvoorbeeld niet zeker weten wat de criteria zijn waaraan ze moeten voldoen. Of omdat hun toekomstperspectief heel onduidelijk is. Ze kunnen zich ook alleen gelaten voelen met hun project en te weinig steun voelen van hun supervisor.”

Maar studenten hebben toch juist veel zeggenschap over hun eigen keuzes?
“Dat valt te bezien. Die zitten natuurlijk ook in een keurslijf. De studies zitten tegenwoordig behoorlijk dichtgetimmerd. Bovendien is het in Nederland zo dat alle studenten er een baan bij moeten nemen om rond te komen. Ze studeren in deeltijd. Het komt erop neer dat ze allemaal een parttime baan hebben. Dat is best lastig om te combineren met de studie.”

Zijn er persoonskenmerken die het risico vergroten?
“Ja, daar is veel onderzoek naar gedaan. Vooral mensen die emotioneel niet zo stabiel zijn, aan zichzelf twijfelen en weinig vertrouwen in hun eigen competenties hebben, lopen een groter risico. Ook mensen die heel perfectionistisch zijn vormen een risicocategorie.

De academische context vraagt om persoonskenmerken die het risico op burn-out vergroten

“Als je naar de universiteit kijkt, dan is dat bij uitstek een omgeving waarin je tegen een stootje moet kunnen. Je werk wordt voortdurend geëvalueerd en je moet zelfvertrouwen uitstralen wanneer je iets presenteert. Daarnaast moet je ook nog eens heel secuur zijn in wat je doet; het gaat immers om wetenschap. Kortom, juist in de academische context zijn díe persoonskenmerken van belang die het risico op burn-out vergroten.”

Wat kun je doen om te voorkomen?
“Allereerst moet je er zelf van bewust zijn als het niet zo goed gaat. Dat is voor veel mensen lastig. Je moet erkennen dat iets niet lukt en dat geeft een gevoel van zwakheid. Daarnaast moet je goed herstellen en een balans tussen inspanning en ontspanning vinden. En je moet zelf energiebronnen aanboren. Dat betekent dat je je leven en je werk zo organiseert dat je steun krijgt. Niet denken: men bekommert zich wel om mij. Het vervelende is dat al deze zaken nog moeilijker worden, naarmate je vermoeider raakt. Als je eenmaal een burn-out hebt, lukt dit niet meer.”

Zijn er verschil tussen vrouwen en mannen?
“In het algemeen vind je dat niet terug in de onderzoeken. Een van de burn-outklachten is mentale distantie, een cynische houding ten opzichte van je werk dus. Dat zie je vaker bij mannen dan bij vrouwen. Maar klaarblijkelijk zie je in onderzoeken onder wetenschappelijk personeel naar burn-outklachten vaak wel hogere scores bij vrouwen. En dan is het weer gissen: het kan met een dubbele belasting werk/gezin te maken hebben. Het kan ook zo zijn dat het hier niet werkelijk om man/vrouw-verschillen gaat, maar om verschillen in de positie in de organisatie. Dat moet je altijd goed onderscheiden.”

Heeft de universiteit een verantwoordelijkheid?
“Ja. Maar dat is volgens mij wel op orde. We hebben studentenpsychologen die dit soort problemen herkennen. Voor promovendi en medewerkers zijn er de arbodiensten en bedrijfsartsen. Mensen zouden er misschien sneller gebruik van moeten maken, maar de infrastructuur is er.”

Promovendi willen graag een psycholoog die hun specifieke problematiek kent
“Ik weet niet of dat echt nodig is. Zo specifiek of ingewikkeld is die positie van promovendi niet. Bovendien hebben psychologen en artsen zelf allemaal een academische achtergrond. Die hebben waarschijnlijk een groter probleem om laagopgeleiden of allochtonen te begrijpen.”

Moeten promovendi ook een cursus mindfulness kunnen volgen?
“Van een grote werkgever als de universiteit mag je verwachten dat die het personeel een aantal ondersteunende activiteiten biedt. Naast cursussen careercounseling of timemanagement kan er dan bijvoorbeeld ook een cursus mindfulness worden aangeboden. Van mindfulness is net zoals van sporten wetenschappelijk bewezen dat het werkzaam is voor wie met spanning wil om leren gaan. Je moet natuurlijk wel een onderscheid maken met onzinnige zaken als intercraniële of reïncarnatietherapie en er zitten natuurlijk ook grenzen aan wat je als werkgever op dit vlak kunt doen.”

Wat mogen promovendi van hun begeleider verwachten?
“Een supervisor mag je beschouwen als een begeleider en loopbaancoach van een promovendus. Die moet niet alleen kijken naar het product dat een promovendus aflevert, maar ook naar het proces dat iemand doormaakt. Als een begeleider in dat persoonlijke contact signalen krijgt dat het niet goed gaat met iemand, dan moet die daar het gesprek over aangaan. Wanneer ze er samen niet uitkomen dan kan een promovendus worden doorverwezen naar een bedrijfsarts of psycholoog. Het is dus belangrijk dat je als begeleider dat soort zaken constateert en er ook iets mee doet.”

En wat kan een student van de docent verwachten?
“Dat vind ik veel lastiger. Als docent heb je die persoonlijke band niet zozeer met een student, of het moet helemaal aan het eind van een studie zijn. Het welzijn van een student is ook niet je primaire verantwoordelijkheid. Als je merkt dat een student problemen heeft die het studeren in de weg staan, dan bespreek je dat natuurlijk. Maar om nu meteen te beginnen met tien tips tegen burn-out … Dat lijkt me erg paternalistisch.”

En zo erg is het allemaal nog niet?
“Nou, laat ik het zo zeggen: de problematiek bestaat al enkele tientallen jaren en we moeten er alles aan doen om die te verminderen. Maar je kunt er ook met een optimistische blik naar kijken. Het percentage burn-outklachten blijft vrijwel gelijk, terwijl onze productie en de intensiteit waarmee we werken is toegenomen. We werken gewoon harder, dat blijkt ook uit cijfers. Klaarblijkelijk kunnen mensen tegen een stootje.”

 



U-raad besteedt aandacht aan stress bij studenten en promovendi


De universiteitsraad organiseert de komende periode twee keer een bijeenkomst over het thema stress. Op 30 november is er de interactieve theatershow Time Out. De studenten in de U-raad willen samen met de theatergroep Podium T bewustzijn creëren over stress en burn-out zodat er meer open over gesproken kan worden. Hoe herken je een burn-out, hoe voorkom je het en hoe ga je ermee aan de slag?

Time Out is een theaterdebat, een interactieve muzikale theatervoorstelling over de hobbels op de weg van het leven van een student. “Wij maken een voorstelling die toegesneden is op de Utrechtse studenten", vertelt Frederiek Voskens, creatief directeur PodiumT. "Aan bod komen vragen als: ‘Hoe komt het dat veel studenten vastlopen?’ ‘Welke rol speel jezelf daarin?’ ‘Is het nu anders dan vroeger?’ Tijdens de voorstelling worden de studenten bij het stuk betrokken en is er ook een online onderzoek."

De voorstelling is gratis, maar vanwege het beperkte aantal plekken is reserveren noodzakelijk. De avond begint om 20.30 uur en vindt plaats in de Kerkzaal aan de Boothstraat. 

In januari is er een middag over stress en burn-out onder promovendi. Deze bijeenkomst wordt door de universiteitsraad georganiseerd in samenwerking met promovendi-overleg Prout. Precieze datum en locatie zijn nog niet bekend.

Advertentie