Coronapandemie kan wetenschap schaden: ‘Hele datasets zijn onbruikbaar’

Bron: Shutterstock, DUB

Tot twee keer toe zag Sierksma in de winterperiode een streep gaan door haar data in het wetenschapsmuseum Nemo. Ze voert, face-to-face, gedragsexperimenten uit bij kinderen over het ontvangen van hulp en is daarbij afhankelijk van scholen, musea en de kinderdagopvang. Toen die dichtgingen, kwam haar onderzoek stil te liggen. 

“Maanden aan werk en alle daarmee gemoeide kosten zijn voor niks geweest”, vertelt Sierksma. Het onderzoek verplaatsen naar online was geen uitkomst. “We kregen hele andere resultaten.” En doordat de verschillen te wijten zijn aan “enorm veel alternatieve verklaringen” blijft Sierksma met oninterpreteerbare onderzoeksresultaten zitten.

Minder nieuwe onderzoeken
De gevolgen van de coronapandemie op de wetenschap lijken langdurig te zijn, waarschuwen Amerikaanse onderzoekers in het wetenschappelijk tijdschrift Nature. Wetenschappers besteedden in de beginperiode van de coronapandemie minder tijd aan onderzoek en meer aan onderwijs. Ook nam het aantal nieuwe onderzoeksprojecten af: een ontwikkeling die in alle onderzoeksgebieden is terug te zien.  

Ook Nederlandse wetenschappers zagen de extra tijd die naar onderwijs ging, ten koste gaan van hun onderzoekstijd, schrijft de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). De coronapandemie trof verschillende onderzoekers onevenredig hard. Vrouwelijke academici met jonge kinderen ervaarden de meeste moeite met het combineren van hun werk en gezin. Meer dan de helft van de PhD-kandidaten, postdocs en assistent-professoren liepen vertraging op vanwege de coronapandemie en konden hierdoor niet op tijd hun onderzoeksprojecten afronden. Zij deden ook minder aanvragen voor onderzoekssubsidies en gaven het vaakst aan zich zorgen te maken over hun toekomstsperspectief.

Vertekende resultaten
Dat Sierkma’s onderzoek stil kwam te liggen, was dus geen uitzondering. Ook andere typen onderzoeken werden getroffen, waarbij gebreken soms onherstelbaar zijn. Onderzoekers die bijvoorbeeld longitudinaal onderzoek uitvoeren zijn afhankelijk van verschillende meetmomenten (om de zo veel maanden of eens per jaar) waarop ze hun constructen onderzoeken.

“Zij hebben heel specifieke hypothesen over wat er verandert en wat deze veranderingen drijft. Dat kan niet zo maar worden aangepast”, vertelt Sierksma. “Door de snelle ontwikkeling van kinderen kan het missen van meetmomenten de resultaten enorm vertekenen. Dramatisch, want van jarenlange onderzoeken dreigen hele datasets onbruikbaar te worden.”

De schade beperkt zich dus niet enkel tot wetenschappelijk onderzoek dat tijdens de coronapandemie stillag, maar in het geval van longitudinaal onderzoek ook van daarvóór. De gaten die in onderzoeken zijn gevallen, kunnen voor “vertraging in kennis” zorgen, vreest Sierksma. “Sommige onderzoeken zullen niet meer op te pakken zijn, omdat de subsidie op is. Op die onderzoeksvragen komt geen antwoord meer.” 

Achterstanden
Onderzoeken die tijdens de coronapandemie het zwaarst getroffen zijn, concurreren wel met andere studies. “Onderzoekers die wél konden publiceren, maken hierdoor meer kans op banen. Vertraagd onderzoek delft het onderspit: het krijgt geen aandacht, levert geen banen op en de angst is dat het langzaam van het toneel verdwijnt.”

Ook begint een deel van de promovendi met een achterstand. Zij moesten tijdens de coronacrisis noodgedwongen afwijken van hun oorspronkelijke promotieonderzoek en leverden in op kwaliteit, doordat bijvoorbeeld vervolgstudies werden uitgesteld of onderzoeksvragen en methoden noodgedwongen werden aangepast. Het beklimmen van de academische ladder zal voor hen niet alleen afhankelijk zijn van deskundigheid, maar ook op toeval; kon hun promotieonderzoek bijvoorbeeld doorgaan?

“Deze aio’s staan met één nul achter op de arbeidsmarkt. Ook zij moeten concurreren met onderzoekers die wel onderzoek konden doen. Banen, prijzen en subsidies worden toegekend aan de hand van output: hun artikelen, in welke journals ze publiceren, hun presentaties op congressen en andere verkregen subsidies. De gaten in productiviteit hebben niks te maken met hun kunnen, maar ze worden er wel op afgerekend. Daarnaast zijn deze gaten ongelijk verdeeld: sommige onderzoeksgroepen treft het veel harder, maar we gooien ze uiteindelijk wel op één hoop.”

Niet goed in beeld
De UU kwam met een verlengingsregeling, met geld vanuit het zogenoemde Covidfonds, waarbij aio’s en postdocs bij vertraging extra tijd kunnen krijgen. Maximaal een half jaar mogen zij langer over hun onderzoek doen. De regeling bestaat nog steeds. “Maar extra geld en tijd lost niet alles op. Onderzoekers hebben er niet zo veel aan als zij resultaten zijn misgelopen of nog steeds moeilijk data kunnen verzamelen.”

Het is volgens Sierksma vooral zorgwekkend dat de universiteit niet goed in beeld heeft welke onderzoeken geraakt zijn door de coronapandemie en waar gaten in onderzoeksgebieden zijn gevallen. Want volgens Sierksma zijn de “verhalen van onderzoekers heel wisselend” en speelt dit probleem waarschijnlijk universiteitsbreed. “Rechtsgeleerden die archiefonderzoek doen, konden niet in archieven ploeteren. Onderzoeken in het buitenland, zoals bij Antropologie of Evolutionaire Psychologie, moeten er wel onder geleden hebben.”

En de angel is er nog niet uit. “Scholen zijn alle schade van de lockdowns aan het repareren en zitten nog steeds met uitval onder personeel. Het ontvangen van onderzoekers staat bij scholen wel als laatste op het lijstje. Als er weer oplevingen van het virus komen, is het belangrijk dat onderzoek door kan gaan. Het is onduidelijk hoe de universiteit daarop anticipeert”, vertelt Sierksma. “Het heeft op mijn onderzoek nog steeds impact. Ik zorg ervoor dat nieuwe projecten eventueel ook online door kunnen gaan. Bij face-to-face dataverzameling heb ik gezegd: Liever niet meer in de winter. Ik kom wel in de zomer naar Nemo.”

Universiteitsbreed
Ook vanuit onderzoeksdirecteuren van de faculteiten kwamen geluiden van vertraagde onderzoeken door de coronacrisis, aldus Mark Pen, Hoofd Onderzoekbeleid bij de Universitaire Bestuursdienst. Al verschilt het van vakgebied tot vakgebied. “Binnen delen van de Geesteswetenschappen lijken onderzoeken minder getroffen dan bij veldonderzoek in de Geowetenschappen of bij mensgebonden onderzoek in de Sociale Wetenschappen. Ook experimenteel onderzoek in laboratoria werd noodgedwongen stilgelegd. Voor coronagerelateerd onderzoek zijn zoveel mogelijk uitzonderingen gemaakt.”

“Veel onderzoekers hebben last gehad van het stilleggen van veldwerk en de sluiting van laboratoria. Hoe lang dit doorwerkt en op welke manier, dat is de vraag.” De Universiteit Utrecht is bij de eerste lockdown nagegaan hoe onderzoek doorgang kon vinden, aldus Pen. “We hebben in die periode geen inventarisatie gemaakt van onderzoeksgebieden en -projecten die het zwaarst getroffen werden door de coronacrisis.

Pen laat weten met belangstelling uit te kijken naar onderzoek van KNAW naar de impact van de pandemie op onder meer wetenschappers en wetenschapsbeoefening dat in september verschijnt. “Die inzichten zijn natuurlijk ook voor onze universiteit van groot belang. De verhalen over de impact en de langetermijneffecten wisselen nu nogal.”

“Dit zijn belangrijke signalen, maar we weten ook nog veel niet over de langetermijneffecten. Mocht een nieuwe coronavariant opduiken die de samenleving op slot zet, dan zal de universiteit waarschijnlijk terug moeten vallen op de coronamaatregelen”, zegt Pen. “Er liggen geen nieuwe draaiboeken klaar die bij een oplaaiende pandemie hinder voor onderzoekers kan voorkomen.”

Advertentie