De jeugd had de toekomst. Hoezo had?
Cursus | De jeugd had de toekomst |
Niveau, hoeveelstejaarsvak | Niveau: 3 |
Studie | minor Gouden tijden in Vroegmodern Europa |
Waar | Drift 21 0.03 |
Datum & duur | 7 maart 11 – 12.45 uur |
Docent | Feike Dietz |
Voertaal | Nederlands |
Aantal aanwezige studenten | 12 |
'De jeugd heeft de toekomst', die cliché geworden uitspraak duikt met regelmaat ergens op. In een interview met een minister op het nieuws, op Facebook als bijschrift bij een initiatief van jongeren of tijdens familiebijeenkomst als het gaat over de prestaties van de kleinkinderen. Waar ik de uitspraak niet had verwacht tegen te komen was op Osiris. Toen ik daar een cursus aantrof met de titel De jeugd had de toekomst was mijn interesse meteen gewekt. Hoezo had? Hebben we de toekomst niet meer dan? En wanneer zijn we onze toekomst dan verloren? Reden om voor DUB Collegetoer eens een kijkje te nemen bij het college van Feike Dietz.
Dat het college echter niet gaat over mijn toekomst en het vooruitzicht van de andere aanwezige studenten, vertelt Dietz mij al snel. De 'had' in de titel van de cursus verwijst naar een ander soort verleden tijd. “In dit college onderzoeken we de jeugd in de geschiedenis.”
Het vak is onderdeel van de minor Gouden tijden in Vroegmodern Europa, die vanaf volgend jaar de naam Conflict, competitie en creativiteit in vroegmodern Europa draagt. Het gaat in op de rol van jongeren in de periode 1550 tot 1800. Voor die periode is gekozen omdat de belangstelling voor onderwijs en opvoeding groeide en jongeren tegelijkertijd – ondanks deze sturing en disciplinering – steeds meer ruimte vonden om hun eigen stem te ontwikkelen en een nieuw geluid te laten horen.
Kan Lize Spit wel een boek schrijven als ze pas 20 is?
Maar we beginnen toch in het heden en wel bij de vraag hoe een jonge schrijver vandaag de dag wordt neergezet. Dietz laat de studenten een interviewfragment zien met de Vlaamse auteur van het boek Het smelt en tevens twintiger Lize Spit. We moeten leren hoe de schrijfster wordt geportretteerd en we moeten kunnen benoemen welke ideeën daarachter zitten. De verbazing van de interviewer over de leeftijd van Spit springt in het oog: kun je wel schrijven als je jong bent?
“In het interview zitten bepaalde aannames”, zegt Dietz als het fragment is afgelopen, “namelijk dat je een bepaalde levenservaring nodig hebt om schrijver te kunnen zijn en dat je die levenservaring niet hebt als je nog jong bent. Die nadruk op ervaring is een idee dat je binnen de literaire cultuur vandaag de dag vaker aantreft. In het televisieprogramma De Pennen Zijn Geslepen waarin bekende Nederlanders onder leiding van Saskia Noort een thriller schrijven, zie je ook dat mensen ervaring op moeten doen en dan gaan schrijven. Het is niet zo dat ze het literaire werk van anderen lezen, dat analyseren en dan gaan schrijven.” Een contrast met de vijftiende eeuw, zo legt Dietz uit. In die periode speelden (praktische) ervaringen een veel minder grote rol. Daar werd gekeken naar de bestaande literaire kaders en daar op voortgebouwd.
Kinderen van toen schreven alsof ze volwassenen waren
Maar dat betekent niet per definitie dat jongeren dat pad ook volgden, zegt Dietz. Misschien waren ze wel net zo vernieuwend als nu. Wat het moeilijk maakt om te bepalen hoe vernieuwend jonge schrijvers in de vroegmoderne tijd waren, is het feit dat jongeren vaak ‘object’ waren in de literatuur en geen ‘subject’. “Het is moeilijk om bronnen te vinden waarin de eigen stem van het kind is te vinden en als je die bronnen vindt, dan is het maar de vraag hoe eigen die stem is.” Want kinderen schreven destijds niet voor zichzelf zoals nu. Ze schreven voor hun ouders of leraar. Door hen werden ze aangemoedigd om te schrijven binnen dezelfde kaders als de volwassenen, waardoor de kinderwereld en de wereld van de volwassen niet echt los te koppelen zijn.
Het is een onderwerp waar Dietz zelf onderzoek naar heeft gedaan, zo blijkt als ze de studenten vraagt om in groepjes een artikel te bespreken naar de positie van jonge auteurs in de vroegmoderne tijd. Háár artikel! “Bediscussieer en analyseer de tekst kritisch alsof je een redacteur bent van een tijdschrift die overweegt dit artikel te plaatsen”, zegt ze tegen de studenten. “Met aandacht voor mogelijke zwakke plekken waarop je zo’n stuk misschien zou willen afwijzen. Of waar je de schrijver zou vragen het te laten bewerken. Maar noteer ook de redenen waarom je het wél zou plaatsen.”
Docent legt een van haar eigen artikelen ter discussie voor
De discussie tussen de twaalf studenten vindt plaats op fluistertoon. Alsof ze stiekem met elkaar aan het kletsen zijn achterin een collegezaal in plaats van de opdracht hebben gekregen om te discussiëren. “Er zijn zo weinig mensen, dan wil je niet te veel geluid maken”, verklaart één student. Dietz voelt zich niet kwetsbaar om studenten uit te nodigen de zwakke plekken in haar onderzoek aan te wijzen. “Ik denk dat ik mij wel bewust ben van de pijnpunten die zij zullen noemen.”
Om mij heen hoor ik: “Ik zou het niet afwijzen”; “het is een groot onderwerp maar ze proberen het niet te groot te maken” en “ze kennen de beperkingen”. Als er een aantal minuten overlegd is, nodigt Dietz de groep uit om feedback te geven. Eén student geeft aan dat hij het opvallend vindt dat er in de conclusie wordt gezegd dat het nog geen tijd is om conclusies te trekken. De studenten leren juist dat je dat wel op die plek moet doen. Een ander werpt tegen dat ze het juist wel bij de tekst vindt passen om geen conclusie te trekken: “Ik vond het logisch, omdat het een puzzel is en nog niet alle stukjes er zijn”.
Denk buiten de kaders
“Het is goed om te weten dat je als student de dingen soms wat eenduidiger leert dan ze in de praktijk zijn”, reageert Dietz. “Je hebt bijvoorbeeld geleerd dat je in je conclusie niet meer met nieuwe informatie mag komen, terwijl ik dat soms wel mooi vind.” Het is ook meteen de conclusie van het college. Een uitnodiging om soms buiten de kaders te denken en om de regels te breken, zoals de jeugd vroeger vermoedelijk ook deed.