DUB-panel: verloop onder docenten te groot
Docenten krijgen te weinig tijd om een cursus op te zetten en studenten zien te veel wisselende gezichten voorin de collegezaal. Dat zeggen leden van het DUB-panel.
Uit cijfers die DUB maandag publiceerde, blijkt dat ruim 40 procent van de UU-wetenschappers een tijdelijke aanstelling heeft. We vroegen daarom aan de leden van ons panel of de flexibilisering van het universitaire medewerkersbestand niet te ver is doorgeschoten. Twaalf panelleden mailden een reactie.
Veel panelleden melden dat de kwaliteit van het universitaire onderwijs lijdt onder het grote aantal wisselingen van docenten. Psycholoog Tanja Nijboer noemt tijdelijke contracten schadelijk voor de continuïteit van onderzoek en onderwijs: “Het vormen en opbouwen van een cursus neemt tijd in beslag.”
Ook cultureel geograaf Bouke van Gorp vindt dat de flexibilisering doorschiet: “Heeft een docent zich een cursus na drie jaar helemaal eigen gemaakt, allerlei interessante werkvormen bedacht … en dan mag weer iemand anders zich op de cursus storten. Het wiel wordt steeds opnieuw uitgevonden.”
Volgens literatuurwetenschapper Frank Brandsma is tijdelijk personeel in het onderwijs nodig om schommelingen in studententoestroom en onderzoeksvrijstellingen op te kunnen vangen, maar de verhouding vaste staf-tijdelijk personeel is volgens hem aan het scheefgroeien. “Er worden steeds meer structurele taken bij elk jaar wisselende docenten gelegd.”
Ook studenten merken de nadelen van de vele wisselingen. Masterstudent Tycho Wassenaar: “Als student zie ik dat het verloop groot is. Zeker bij bachelorvakken is het een komen en gaan van docenten.” Wassenaar ziet dat vacaturestops die zijn ingevoerd vanwege financiële tekorten onderwijscarrières blokkeren.
Een investering voor hooguit twee jaar
Het gebrek aan een langetermijnperspectief voor jonge docenten wordt door vrijwel alle panelleden als problematisch gezien. Literatuurwetenschapper Brandsma: “Ik vind de situatie van tijdelijke docenten schrijnend. Zij moeten zich extra hard inzetten om onderwijs te geven op voor hen soms nieuwe of niet zo vertrouwde terreinen, maar die investering doen ze vaak maar voor een jaar of hooguit twee.”
Hoogleraar Informatica Johan Jeuring wijst op de onzekere privé-situatie van tijdelijke medewerkers. Hij zag een zeer talentvolle docent vertrekken, omdat zijn vrouw elders wel een vaste aanstelling kreeg. “Vaak zijn deze jonge docenten in de leeftijd waarop ze kinderen krijgen of willen krijgen. Een tijdelijke aanstelling is niet bevorderlijk voor het nemen van beslissingen over gezinsvorming.”
Vaste staf wordt beschermd
Door sommige panelleden wordt echter de vraag opgeworpen of die lastige positie van de tijdelijke wetenschappers een reden is om het principe van flexibilisering te verwerpen. Moet er niet eerder iets gedaan worden aan de beschermde positie van de vaste staf?
Innovatiewetenschapper Frank van Rijnsoever: “Het probleem is eerder dat de flexibilisering nogal scheef zit. Er zijn erg veel talentvolle postdocs en UD’s die eigenlijk een vast contract verdienen. Aan de andere kant zijn er veel duur betaalde hoogleraren en UHD’s die niet voldoen aan de eisen van een vast contract, maar die kun je ook niet zomaar ontslaan. Ik denk dat een deel van de oplossing ligt in het versoepelen van het ontslagrecht van de vaste staf.”
Psychologiestudent Jesse van der Plas: “Ik vind het niet kwalijk dat het percentage aan tijdelijke contracten is toegenomen. Dat is een kenmerk van de snelle 21ste eeuw en van de huidige en toekomstige arbeidsmarkt. Wat ik wel kwalijk vind is dat goed ingewerkt personeel de UU moet verlaten wegens geldgebrek of wetgeving.”
Het koesteren van talent
Maar wat is het nut en wat de noodzaak van flexibilisering? Hoogleraar Nederlands Els Stronks mist vooral een onderbouwing voor een beleid dat zich richt op meer tijdelijke werknemers: “Ik lees wel dat het percentage tijdelijk omhoog gaat omdat men op jacht is naar talent, maar er bestaat in het Nederlands ook de uitdrukking ‘talent moet je koesteren’. Vooralsnog zie ik vooral nadelige consequenties voor individuele onderzoekers en docenten, en ik zie ook geen positief effect op de reputatie van een universiteit als werkgever. Ik hoop dat de huidige discussie in ieder geval een analyse oplevert die ons in staat stelt de vraag te beantwoorden of de flexibilisering bij universiteiten doorschiet of niet.”
Researchanalist Mies van Steenbergen zit namens de vakbond CNV in het Lokaal Overleg. Hij twijfelt niet: “Er is een grens aan het aantal flexibele contracten dat een organisatie aankan. Ik vind dat deze grens al bereikt is. Dat is nu waar we in de cao-onderhandelingen mee bezig zijn. Terugdringen van flexibilisering en verbeteren van het loopbaanperspectief.”
Op 14 oktober vindt in Den Haag een VSNU-café plaats over ‘De academische loopbaan van de toekomst’