Dubbelslag voor Utrecht; Spinozaprijzen voor Albert Heck en Alexander van Oudenaarden
Tweemaal victorie dus voor de Utrechtse Life Sciences, zo bleek vrijdagmiddag tijdens het congres voor wetenschapscommunicatie Bessensap in de Rode Hoed. Eén Spinozaprijs gaat naar een wetenschapper die al in 1998 op jonge leeftijd door de UU werd aangetrokken om het piepjonge maar veelbelovende onderzoeksgebied proteomics te ontwikkelen. De andere winnaar stond als hoogleraar aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT) al in hoog aanzien toen hij vijf jaar geleden door het Utrechtse onderzoekskanon Hans Clevers werd verleid om diens Hubrecht Instituut voor ontwikkelingsbiologie en stamcelonderzoek van de KNAW te versterken.
Dit is een enorme schouderklop van collega's in het veld
“Ik stond op het voetbalveld naar mijn zoon te kijken en begon in mijn eentje te juichen”, vertelt Albert Heck (1964) over het moment dat hij enkele weken terug telefonisch op de hoogte werd gesteld door NWO-voorzitter Stan Gielen. “Je kunt natuurlijk zeggen dat de Spinozaprijs een soort Sporter van het Jaar-prijs is. Zoals je een voetballer niet met een volleyballer kunt vergelijken, zijn wetenschappers ook onvergelijkbaar. Maar als je ziet wie de prijs allemaal gewonnen heeft, dan is het natuurlijk een grote eer.”
Van Oudenaarden (1970) was aanvankelijk minder verrast toen Gielen hem belde. Een dag eerder had de NWO-voorzitter hem na een onderhoud over het Nederlandse wetenschapsbeleid om zijn mobiele nummer gevraagd. “Ik dacht dat hij nog wat verder wilde praten, maar hij bleek heel wat anders te vertellen te hebben.” Van Oudenaarden betitelt de prijs als “een enorme schouderklop van collega’s in het veld”.
Proteomics is de sleutel tot nieuwe therapieën voor ziekten
Albert Heck ontpopte zich in Utrecht in de afgelopen twee decennia als grote aanjager van het proteomics-onderzoek dat zich richt op het in kaart brengen van eiwitten en hun functies. Deze kennis over de moleculen die in onze lichaam en in andere organismen alle processen in werking zetten, is voor heel veel wetenschappers essentieel. Heck, tegenwoordig hoogleraar Scheikunde en Farmaceutische Wetenschappen, krijgt wereldwijd erkenning als belangrijke vernieuwer van de massaspectrometrie, de techniek waarmee eiwitten worden geïdentificeerd en gekarakteriseerd. (zie video hieronder)
In 2004 werd Heck wetenschappelijk directeur van het Netherlands Proteomics Centre dat met 25 miljoen euro in Utrecht van start ging. Binnen dat centrum begeleidde Heck een groot aantal promovendi. DUB riep hem uit tot ‘promotor van het jaar van 2010’ . In 2011 nam Heck de coördinatie op zich van PRIME-XS, een Europees samenwerkingsverband.
Het Proteins At Work-project waarvoor Heck in 2011 13.5 miljoen kreeg uit het NWO-programma voor grootschalige onderzoeksfaciliteiten, bouwt voort op de twee eerdere initiatieven. Tijdens een feestelijke bijeenkomst begin maart werd onlangs nog de uitbreiding met drie nieuwe instrumenten gevierd. Collegevoorzitter Marjan Oudeman noemde het onderzoek van Heck bij die gelegenheid de sleutel tot nieuwe therapieën voor ziekten. “We kunnen ons het biomedische onderzoek vandaag de dag niet voorstellen zonder proteomics.”
Video: The fascinating world of proteomics. Gemaakt door de groep van Albert Heck
Over Alexander van Oudenaarden (1970) zei Hans Clevers in 2012 in Vrij Nederland: “Een superster, een geweldige catch”. Van Oudenaarden kwam in dat jaar naar Utrecht en is sindsdien directeur van het KNAW-instituut, eerst samen met Clevers en nu alleen. Daarnaast is hij als hoogleraar Quantitative Biology of Gene Regulation verbonden aan de UU en het UMC Utrecht.
Van Oudenaarden werkte na zijn promotie in Delft ruim tien jaar in de Verenigde Staten. Op 38-jarige leeftijd werd hij hoogleraar aan het MIT. In Amerika ontwikkelde hij zich tot pionier in het nieuwe vakgebied single-cell biology. Op dat terrein mag hij zich inmiddels tot de wereldtop rekenen. Van Oudenaarden publiceerde meer dan honderd artikelen in wetenschappelijke vakbladen en wordt veel geciteerd.
Onlangs kreeg hij voor de tweede keer een Europese ERC-grant voor zijn onderzoek. Waar in celbiologisch onderzoek vaak grote groepen cellen worden bestudeerd om meer algemene genetische informatie te achterhalen, richt Van Oudenaarden zich op het begrijpen en voorspellen van het gedrag van individuele cellen. Cellen met dezelfde genetische informatie kunnen soms heel ander gedrag vertonen; Van Oudenaarden wil beter zicht krijgen op de mechanismen die daarbij optreden.
“Mijn ambitie is dat de kennis over individuele cellen straks echt impact heeft bij de behandeling van patiënten in ziekenhuizen. Ik geef vaak het voorbeeld van kankertumoren. Zelfs binnen zo’n tumor is vaak sprake van verschillen tussen cellen. De hoop is dat we straks precies kunnen aflezen welke verschillende cellen er actief zijn en de mix van medicatie daar precies op kunnen afstemmen.”
Het gaat mij niet om die ene grote wetenschappelijke doorbraak
Wie de loopbanen van Heck en Van Oudenaarden naast elkaar legt, kan daar twee overeenkomsten in ontdekken: beiden werken graag multidisciplinair en beiden verdienden hun sporen met het ontwikkelen van innovatieve technologieën.
“Ik doe op een andere manier onderzoek dan de meeste wetenschappers”, vertelt Heck. “Het gaat mij niet om die ene grote wetenschappelijke doorbraak. Bij mij staat het verleggen van de grenzen van de techniek centraal. De ene keer werk ik daarvoor aan kankeronderzoek, een andere keer aan het immuunsysteem of aan planten. Vernieuwende onderzoekstechnieken snel toepassen op biologische vraagstukken, daar zijn we goed in Utrecht en daarvoor krijgen we nu ook deze prijs.”
Omdat het gedrag van eiwitten zo’n doorslaggevende rol speelt in veel biologische processen zoeken onderzoekers van over de gehele wereld Heck graag op. Binnen de UU is hij ook een soort spin in het onderzoeksweb. Naar eigen schatting werkte hij samen met zo’n dertig Utrechtse onderzoeksgroepen. Ook met mede-Spinozist Van Oudenaarden publiceerde hij al eens. “Maar het is niet zo van: u vraagt wij draaien. Het is tweerichtingsverkeer: als wij iets nieuws kunnen dan stap ik naar iemand toe waarvan ik weet dat die daar interessant onderzoek mee zou kunnen doen.”
Heck is dus een teamspeler pur sang. En hij zoekt de samenwerking niet alleen binnen de wetenschap. Technieken die hij bedacht, worden gebruikt door tal van onderzoekscentra over de gehele wereld. Een van de drie nieuwe instrumenten van Proteins At Work ontwikkelde hij samen met technologiebedrijf Thermo Fisher Scientific. Het gaat om een speciale Orbitrap massaspectrometer, die zeer grote eiwit-assemblages kan analyseren.
“Veel wetenschappers hebben er moeite mee om samen te werken met anderen. Ze willen graag eigenaar zijn van hun eigen onderzoek. Ik geniet juist van de contacten met mensen die veel weten van dingen waar ik minder van weet. De Spinozaprijs beschouw ik ook een beetje als een erkenning voor die manier van werken.”
Ik wil een vraag van verschillende kanten kunnen bekijken
Alexander van Oudenaarden verenigt in zichzelf al meerdere wetenschappelijke denkbeelden. Hij schoolde zich in twintig jaar om van een natuur- en materiaalkundige tot bioloog, maar combineert graag inzichten uit alle werkvelden. Met zijn groep werkt hij aan -vaak zelf ontwikkelde - biologische technieken, maar ook aan technieken uit de wiskunde en natuurkunde. Van Oudenaarden heeft daarom de expertise van uiteenlopende disciplines om zich heen verzameld. “Ik wil in mijn lab een vraag van verschillende kanten kunnen bekijken, en dan heb ik niet alleen mensen nodig die cellen kunnen analyseren, maar ook mensen die kunnen programmeren, mensen die apparaten kunnen ontwikkelen, etcetera.”
Van Oudenaarden is blij dat de Spinozaprijzen dit jaar terechtkomen bij wetenschappers die aandacht hebben voor multidisciplinair samenwerken en voor technologische ontwikkeling. “Niet alleen omdat ik het zelf fantastisch vind om zo te werken. Ik denk ook dat het echt de toekomst is: we moeten het samen doen en hebben daar de beste technologie bij nodig.”
Ik ga het prijzengeld gebruiken voor meer risicovol onderzoek
Op de vraag waar ze het prijzenbedrag van 2,5 miljoen aan gaan besteden, antwoorden beiden graag nog even wat langer na te denken over wat ze met de plotse luxe van vrij besteedbaar onderzoeksgeld gaan doen. Maar ideeën zijn er wel al.
Heck: “Het is veel geld, maar je moet het ook in perspectief zien. Ik werk met zeer dure apparatuur. Het is niet zo dat ik mijn groep hier nog tien jaar op kan draaien. Ik kijk daarom naar een mooi project. Misschien dat ik toch een keer zelf een oncologisch of cardiologisch onderwerp wil aanpakken. Als niet-medicus is het voor mij vaak moeilijk om zelf financiering aan te vragen bij een van de fondsen.”
Van Oudenaarden: “Waarschijnlijk ga ik het gebruiken voor meer risicovol onderzoek. Ik zou bijvoorbeeld graag willen onderzoeken hoe we meer informatie kunnen bewaren over de omgeving waarin een cel functioneerde en over de geschiedenis van een cel. Die informatie gaat nu vaak verloren omdat we een cel uit het weefsel isoleren voordat we die analyseren. Wanneer we in het dna van een cel unieke kenmerken aanbrengen die worden doorgegeven bij deling, zouden we ons daar een beter beeld van kunnen vormen. Dat is fundamenteel werk waarvoor het geld niet voor oprapen ligt.”
Mijn carrière heb ik helemaal hier opgebouwd, vanaf niveau 0
Twee Spinozisten, de een is wat langer in Utrecht dan de ander, maar beiden voelen zich thuis. Albert Heck heeft de afgelopen jaren misschien af en toe hard moeten slikken vanwege de voortdurende huisvestingsproblematiek van zijn groep en de uitblijvende verhuizing naar het De Wiedgebouw, maar hij waardeert zijn eigen Utrechtse geschiedenis. "Ik kwam hier toen ik 33 was met een klein groepje van een paar mensen, nu zijn het er rond de vijftig. Mijn carrière heb ik in twintig jaar tijd helemaal hier opgebouwd, vanaf niveau nul zou je kunnen zeggen.”
Alexander van Oudenaarden kreeg van zijn collega’s van het MIT te horen dat hij een grote fout maakte toen hij Boston verliet. Hij zou zeker spijt krijgen. Als hij binnen drie jaar van gedachten veranderde mocht hij nog terugkomen. “Maar ik was vanaf het begin heel tevreden over de campus en over de samenwerking die ik hier heb met het UMC Utrecht en met de bètafaculteit. Wat ik erg prettig vind is dat de lijntjes kort zijn. De werksfeer is informeel en je hebt de mensen die je nodig hebt snel gevonden. Die spijt is er dus nooit gekomen.”