Boeken van UU'ers
Een avontuurlijke boekenreis door het politieke en culturele landschap
Aan de hand van Beatrice door de geschiedenis van crises in Nederland
Er zijn weinig dingen waar ondergetekende blijer van wordt dan van de antwoorden leren op vragen die ik nog niet eens had bedacht. Precies dat vind je in Crisis!, een essay van UU hoogleraar Beatrice de Graaf. Zij neemt de lezer vakkundig en op een begrijpelijke wijze aan de hand door de geschiedenis van crises in Nederland, en hoe de overheid erop reageerde. En wat is een crisis eigenlijk? Wat valt er allemaal onder dat ene woord?
Een centrale overheidsactie als reactie op crises was er niet altijd – in het Huis van Thorbecke is veiligheid op gemeenteniveau geregeld, en bovendien, zegt De Graaf, was er tot in de twintigste eeuw überhaupt geen echt crisisbesef, want rampen en ziektes hoorden nou eenmaal bij het leven, als ‘schikking van het lot, als hand van God’. Inmiddels zijn we vele crises verder en hebben de huidige generaties mensen allemaal al wat meegekregen van rampen, terrorisme, oorlog en een pandemie, en zien we het als vanzelfsprekend dat de overheid verantwoordelijk is voor het minimaliseren van de effecten van crises – en geven we de overheid dan ook de schuld als het niet perfect gaat.
De Graaf schetst die ontwikkeling aan de hand van verschillende periodes (zoals bijvoorbeeld ‘de naoorlogse periode’ en ‘de risicosamenleving 1979-2000’) en verschillende (soorten) crises – uiteenlopend van cholera en corona, via de Bijlmerramp en de vuurwerkontploffing in Enschede, naar Kroningsrellen en mijn persoonlijke favoriet, de Palingoproer (tragisch dat er doden vielen, natuurlijk, maar rellen omdat een spelletje ‘trek de paling van het touw af’ werd onderbroken, is op zichzelf best grappig).
Het is een dun boekje, en de vraag die achterop wordt gesteld over ‘tijd voor een nieuwe aanpak?’ wordt niet echt beantwoord, maar je krijgt wel een hoop interessante kennis erbij op het snijvlak van geschiedenis, openbaar bestuur, en crisismanagement. Het nodigt uit tot verder lezen, dus hierbij mijn expliciete hoop op een uitgebreidere versie. (Indra Spronk)
Beatrice de Graaf, Crisis!. Uitgeverij Prometheus. 2022. 4,99 euro.
Het gymnasium, ouderwets of waardevol?
In Gymnasium, geschiedenis van een eliteschool neemt Diederik Burgersdijk, als classicus verbonden aan University College Utrecht, je mee in de bijzondere wereld van dit afgesloten schooltype in Nederland. Naast de geschiedenis gaat Burgersdijk ook in op de aantrekkingskracht van het gymnasium. Er mag dan kritiek zijn op het nut van Latijn en Grieks, het gymnasium heeft elk jaar een recordaantal aanmeldingen.
In de eerste plaats geeft dit boek een ruime geschiedenis van het gymnasium. Burgersdijk neemt de lezer mee van de vroegere Latijnse scholen en het ontstaan van het gymnasium in 1838 tot het schooltype in de 21ste eeuw, met de meeste leerlingen ooit op categorale gymnasia. Het gymnasium heeft meerdere malen in zijn geschiedenis tijdens onderwijshervormingen moeten vechten voor zijn voortbestaan. Tegenwoordig domineert bijvoorbeeld de vraag of het gymnasium niet te veel een elite cultiveert.
Burgersdijk stelt dat iedereen die aan de eisen van de gymnasia kan voldoen, kan worden toegelaten tot een categoraal gymnasium. Volgens Burgersdijk is het gymnasium een ‘eliteschool’, maar is het ‘toegankelijk voor wie het niveau aankan en in de leerstof geïnteresseerd is’. Toch blijkt uit de cijfers dat kinderen met een migratie-achtergrond die de leerstof aan zouden kunnen, zich vaak niet aanmelden voor het schooltype, constateert Burgersdijk ook in zijn boek.
Wie het boek leest, kan niet zich niet aan de gedachte onttrekken dat het gymnasium een inspiratiebron voor al het andere onderwijs kan zijn. Een culturele omgeving waar leerlingen en studenten worden aangemoedigd om het beste uit zichzelf te halen, moet een verademing zijn voor de leerling of student. (Kees Wagemans)
Diederik Burgersdijk, Gymnasium, geschiedenis van een eliteschool. Singel uitgeverijen. 2022. paperback 22,99, e-book 11,99
26 interviews met vrouwelijke wetenschappers
In het boek PromovendA tot en met Z worden 26 vrouwelijke wetenschappers geportretteerd. Elk besproken onderzoek begint met een letter van het alfabet. Bekende namen zijn Marion Koopmans (Viroloog en alumnus van het jaar van de UU), Julia Cramer (Quantumcomputer) en Margot Brouwer (Sterrenkundige). Linda Duits (Genderstudies) en Beatrice de Graaf (Internationale veiligheid) zijn verbonden aan de UU, Lisanne Baak (Stamcellen) promoveert bij het UMC Utrecht op herseninfarcten. Daarnaast hebben onder andere wetenschappers zoals Marie-José van Tol (Brein) en Iris Sommer een verleden aan de Universiteit van Utrecht.
De auteurs zijn de broers Dolf en Jim Jansen. Journalist Jim (hoofdredacteur New Scientist) neemt de interviews af en cabaretier Dolf schrijft daar columns bij. Het concept om vrouwelijke wetenschappers te interviewen over hun vakgebied is interessant. In het begin had ik mijn twijfels of twee mannen dit dan wel hadden moeten schrijven, maar de broers Jansen hebben dit goed aangepakt. De vrouwen krijgen een eigen spotlight, ook in de daaropvolgende column.
Een voorbeeld is het interview met Linda Duits over feminisme. Dolf vertelt in de column een anekdote over een shirt van hem dat perfect bij dit onderwerp past en die eerder die dag had aangetrokken bij een speech. Het is mooi dat hij vanuit eigen perspectief reageert op een gebeurtenis of onderwerp, maar het is wel toevallig dat hij bij elk onderwerp iets persoonlijks heeft meegemaakt. Het is wel knap dat het bij elke column leek alsof hij voor mijn neus gewoon een verhaal aan het vertellen was. Ik kon mij enorm inleven en het werd geschreven zoals het uitgesproken zou worden.
Dit is het derde boek waarbij ze alle letters van het alfabet afgaan en 26 wetenschappers interviewen waarbij ze aan elke letter een onderwerp koppelen. Eerdere editie gingen over corona en dna. Precies 26 interviews en daarbij columns, niets meer en niets minder. Dat maakt het ook een heel leuk boek om te lezen. (Menke Leber)
Dolf en Jim Jansen, PromovendA tot en met Z. Fontaine uitgevers. 2022. paperback 12,50, e-book 7,99.
De dubbelzinnige relatie van mens met dier
In het boek Dierbaar Dubbelzinnig bestuderen Liesbeth Feikema, gastonderzoeker ethica bij de UU en Wieke Eefting, fotograaf en manager bij de faculteit Diergeneeskunde, de relatie die wij als mensen met dieren hebben. Opvallend daarbij is de tegenstrijdige twee relaties die wij met dieren hebben. Kort gezegd: we houden van ze, maar we eten ze ook op.
Het boek leest het makkelijk door, met name door de leuke en relevante persoonlijke verhalen van mensen die met diverse dieren diverse relaties hebben. Een voorbeeld hiervan is de imker. De imker vertelt dat zij haar bijen beschouwt als huisdier, en daarvoor zorgt. Daarbij stelt ze dat ze een ondergeschikte rol in het leven van haar bijen heeft, maar door haar werk veel respect heeft ontwikkeld voor de natuur.
Door de persoonlijke verhalen, grappige of soms onverwachte vergelijkingen, ontdekt de lezer tal van nieuwe, leuke feitjes. Zeker met het vooruitzicht op allerlei soorten kerstdiners waarin discussies over wel of geen vlees soms centraal kunnen staan, is een gesprek over de inhoud van dit boek een wat meer genuanceerd alternatief.
Wat het boek ook bijzonder maakt, zijn de prachtige foto’s die zijn gemaakt in Burgers Zoo. In sommige foto's zie je de kern van knelpunten in de relatie tussen mens en dier. Zo is er een foto van stoelen met een zebraprint met daarvoor echte zebra's. De foto’s waren afgelopen zomer als tentoonstelling in het Burgers Zoo.
Het taalgebruik en inhoud is goed te begrijpen, zonder dat je het idee een geschreven hoorcollege aan het volgen bent. Het boek is wat aan de prijzige kant, maar is wel een compleet verhaal wat van begin tot eind een plezier om te lezen. Bovendien sta je als lezer ook stil bij je eigen relatie tot de dieren om je heen. Vooral de foto’s dagen uit of zetten je aan het denken. En soms wordt ook het gedrag van je huisdieren ook verklaart, best leuk om je stille, naakte huisgenoot wat beter te begrijpen - toch? (Fiep Henrickx)
Liesbeth Feikema en Wieke Eefting, Dierbaar dubbelzinnig. Uitgeverij Helium. 2022. 29,95
Reisleider door Utrechtse studietijd in de jaren 70
Een autobiografische roman noemt Herman van der Meer zijn boek Student in de jaren zeventig over Utrechtse en buitenlandse omzwervingen, op zoek naar vrijheid en verbondenheid. Het eerste hoofdstuk is een feest der herkenning voor iedereen die ooit in Utrecht studeerde. Student Pim gaat Rechten studeren en wordt lid van studentenvereniging Veritas. In dat eerste jaar hopt hij al snel van kamer naar kamer, veelal bij hospita’s en leert de geneugten van het Utrechtse uitgaansleven kennen. Van elk nieuw huis, staat in de roman de foto afgebeeld. In een vrolijke, prettige stijl verhaalt hij hoe Pim voor het eerst de liefde bedrijft, nieuwe vrienden leert kennen en worstelt met zijn studie. Op de studie is hij al snel uitgekeken en kiest hij toch voor een studie Engelse taal.
Vanuit die studie gaat Pim voor twee jaar naar de Verenigde Staten. Naast de introductie in het Amerikaanse studentenleven, beschrijft de auteur ook meer inhoudelijke ontdekkingen, zoals historische verhalen over het ontstaan van de slavernij. Terug in Nederland, gaat hij lesgeven aan een journalistieke academie in Tilburg en leert hij zijn latere vrouw kennen.
Aanvankelijk is de roman een luchtig verslag van het studentenleven waarbij de auteur de lezer als een soort reisleider door zijn leven voert. Soms met smeuïge details, dan weer wat uitweidingen over politiek en regelmatig met referenties naar de huidige situatie. In het laatste hoofdstuk verandert de toon. Hij is dan allang student af en beschrijft uitgebreid over zijn grote liefde Susi en het (subtiele) racisme waarmee zij als Indonesische te maken krijgt. Centraal staat het sociale leven in Utrecht en hoe hij daar van student een werkende Nederlander werd. De laatste zin van het boek is: “Uiteindelijk ging niets boven de stad waar hij zijn liefde voor het leven vond.” (Ries Agterberg)
Herman van der Meer, Student in de jaren zeventig. Uitgeverij Boekscout. 2022. 20,50 euro
Belangrijkste missie van een puber: iemand tongzoenen
Op zijn veertiende begint Ronald Venema een dagboek. Hij is blij dat er een slotje opzit, want niemand mag het lezen. Wat hij dan nog niet weet, is dat zijn volwassen zelf dit dagboek ruim dertig jaar later in een podcast zal voorlezen en – slotjesloos! – zal publiceren. De jacht op een tongzoen, dat eind dit jaar uitkwam en geschreven is door een UU-medewerker, is het eerste deel van deze ´onwijs eerlijke` dagboekenreeks.
Het boek gaat over Ronalds belangrijkste missie: voor de eerste keer met iemand tongzoenen. Hij oefent alvast op zijn linkerhand. Flobbertongen, noemt hij dat. Zijn rechterhand zoent niet lekker, want daarop heeft hij kriebelende plekjes zitten: ´Exzeem of ekseem. Ik weet niet precies hoe je dat schrijft.´
Persoonlijk kreeg ik – als regelmatig tongzoenende student – meteen de kriebels van die onduidelijke eczeemklachten. ´Lieve Ronald,` riep ik tegen mijn boek, ´heb jij niet gewoon schúrft?` Maar Ronald antwoordde door de pagina´s heen dat puberjongens zich om schurft nog helemaal geen zorgen hoeven te maken. Noch over de vraag wat de zin van het leven is of hoe ze hun studieschuld af moeten betalen. En precies dat maakt het boek – juist voor studenten en anderen die de puberteit allang voorbij zijn – zo heerlijk om te lezen: het voert je terug naar een tijd waarin de wereld nog klein was en draaide om het schoolfeest, kleigevechten tijdens de les en de vraag of je tong vast kan blijven zitten wanneer je zoent met iemand die een beugel heeft.
Zo vertelt Ronald op droge en puberaal dramatische toon over zijn tienerproblemen. Van pogingen om de thuiskapper te ontvluchten – hoe krijg hij anders net zulk lang haar als Kurt Cobain? –, tot de saaie wekelijkse kerkdiensten, zijn dronken oom René en tal van lichamelijke ongemakken. Ondertussen blijft hij dapper strijden voor die eerste tongzoen. Zou het hem lukken? (Renske Natté)
Ronald Venema, De jacht op een tongzoen. Uitgeverij Luitingh Sijthoff. 2022. paperback 15,00 e-book 9,99. Je kunt dit boek ook winnen door mee te doen aan de DUB prijsvraag.
Neoliberalisme begon al bij Vadertje Drees en Boer Koekoek
In Neoliberalisme - Een Nederlandse Geschiedenis zetten historicus Bram Mellink, als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de UU, en socioloog Merijn Oudenampsen een vernieuwende visie uiteen op het neoliberalisme in Nederland. Het zal de minder economisch onderlegde lezers van deze bespreking misschien kunnen bekoren dat het boek meer een ideeëngeschiedenis is dan een economisch-wetenschappelijke verhandeling. Vooral liefhebbers van de naoorlogse Nederlandse politiek komen aan hun trekken.
Mellink en Oudenampsen weten op twee manieren nieuw licht te werpen op het neoliberalisme in Nederland. Allereerst tonen ze aan dat de stroming eerder voet aan de grond kreeg dan algemeen wordt gedacht: niet pas in de jaren tachtig, maar al een halve eeuw eerder. Daarnaast laten de auteurs zien dat het neoliberalisme door de tijd heen op plaatsen opduikt waar je het in eerste instantie niet zou verwachten. Ze onderbouwen overtuigend dat politici zo uiteenlopend als Vadertje Drees, Boer Koekoek en Pim Fortuyn uit een neoliberaal vaatje tapten - hun reputaties ten spijt. Ondanks een uitgebreid notenapparaat is het boek vlot geschreven. Zonder langdradig te worden beschrijven Mellink en Oudenampsen helder welke economische theorieën in Nederland de afgelopen eeuw de ronde deden, wat ze inhielden en bovenal: wat hun invloed was. Meer nog dan over het neoliberalisme gaat het boek dan ook haast over de vraag hoe ideeën zich verspreiden en aan welke voorwaarden ze moeten voldoen om te kunnen worden uitgevoerd. (Rens van der Beek)
Bram Mellink & Merijn Oudenampsen, Neoliberalisme - Een Nederlandse Geschiedenis. Uitgeverij Boom. 2022. paperback 29,90, e-book 23,90.
Studenten creëren eigen platform met uitgesproken mening over literatuur
Wat doe je wanneer je een uitgesproken mening hebt over een literair werk, maar geen platform krijgt om je stem te laten horen? Dan creëer je er toch zelf een. Dat dacht een groep masterstudenten van de Universiteit Utrecht ook. Het resultaat is RevUU: een halfjaarlijks online literair tijdschrift om “nieuwe, kritische stemmen in de literaire ruimte onder de aandacht te brengen,“ aldus de makers zelf. Het tijdschrift wordt volledig gerund door studenten, alles is in het Engels geschreven en iedereen kan wat indienen.
De titel van de herfstuitgave 2022 Surfacing and Resurfacing luidt het thema in. Nieuwe en vernieuwende ideeën spelen de hoofdrol naast oude overtuigingen die nieuw leven zijn ingeblazen. Het openingscitaat van Ilya Kaminsky, hoe poëtisch ook, kan wat pretentieus overkomen. Voor de ongeoefende lezer is de toegevoegde waarde van die zinnen niet direct duidelijk. Dit schrikt wellicht af en dat is jammer, want RevUU blijkt voor zowel lezers met als zonder literaire achtergrond de moeite waard.
De artikelen zijn stuk voor stuk goed geschreven, snijden allemaal een (nog steeds) relevant onderwerp aan en zijn inhoudelijk afwisselend. Zelfs wanneer hetzelfde boek twee keer wordt besproken, zoals Van den Berg’s en Westerveld’s recensies van Small Things Like These. De auteurs schrijven bovendien in heldere taal. Dit leidt hier en daar tot pareltjes van zinsconstructies, zoals in Talavera’s ‘Dear Ma’. De keuze om de recensies in de eerste persoon te schrijven, draagt hier ongetwijfeld aan bij. RevUU bewijst weer eens hoe literatuur en poëzie een blijvende indruk kunnen achterlaten zonder moeilijk te doen. (Martine Jansen)
RevUU Autumn 2022, gratis online tijdschrift over literatuur en poëzie gemaakt door UU-studenten.
Schrijvers verkopen in autobiografie vaak leugens
Een ongemakkelijke confrontatie noemt de emeritus hoogleraar Wim Denslagen de ontmoeting van de autobiograaf en de letterkundige in zijn gelijkname boek. Architectuurhistoricus Denslagen begeeft zich met deze essaybundel buiten zijn eigen vakgebied. In enkele essays belicht hij enkele beroemde autobiografieën, zoals van Jean-Jacques Rousseau, Johan Wolfgang Goethe, Stendhal, George Sand en Fiedrich Nietzsche. In het begin komt Denslagen met een grote waarschuwing: schrijvers die een autobiografie zijn vaak zelfingenomen en verkopen regelmatig leugens.
Zo steekt Denslagen de verhalen ook vaak in. Waarom legt Rousseau in zijn beroemde Confessions de nadruk op alle ellende die hem in zijn jeugd is overkomen? Om de lezer ervan te overtuigen hoe geweldig hij eigenlijk is door al die tegenslag te overwinnen, concludeert Denslagen. Bij Goethe speelt hetzelfde op een andere manier. Hij is in de autobiografie vooral zeer ingenomen met zichzelf en zet zich af tegen andere auteurs die duidelijk minder hoog staan aangeschreven. Dat levert hem kritiek op van letterkundigen als Heine en Stendhal.
De opzet van de essays is bij Denslagen nogal verschillend. Soms is hij heel uitgesproken. Hij spreekt Nietzsche aan op een vrouwonvriendelijke opmerking en noemt hij de auteur Nabokow een gestoord persoon. De essays over Annie Romein Verschoor en Edward Said gaan eigenlijk alleen over hun levensverhaal en niet over de reflectie erop. Het laatste essay is een vreemde eend in de bijt. Een verzonnen autobiografie van de wetenschapper Klaas Jammerklacht. Dit past totaal niet in het boek en had Denslagen beter voor een apart boek kunnen bewaren. (Ries Agterberg)
Wim Denslagen, De autobiograaf en de letterkundige. Uitgeverij 2UPi. 2022. e-book 3,99
Pleidooi voor inclusieve meertaligheid
In het denken over de taal die wij gebruiken als we met elkaar communiceren is het uitgangspunt van één moedertaal nog steeds dominant. Als we onszelf meertalig noemen dan bedoelen we daarmee dat we naast onze moedertaal nog een of meer andere talen beheersen en dat we al dan niet moeiteloos tussen die talen kunnen switchen. Maar, stelt de Utrechtse emeritus-hoogleraar Taalbeheersing Jan ten Thije in een recent nummer van het Tijdschrift voor Taalbeheersing (TvT), dat is al lang niet meer de praktijk. In werkelijkheid gebruiken wij in allerlei domeinen van de maatschappij meerdere talen door elkaar.
Ten Thije gebruikt het podium dat hem in TvT geboden wordt voor een hartstochtelijk pleidooi voor deze laatste, ‘inclusieve’, vorm van meertaligheid. Hij citeert met instemming het recente KNAW-rapport Engels en/of Nederlands, waarin onder meer gepleit wordt voor onderwijs dat uitgaat van de ‘receptieve vaardigheden’ van studenten. Dat wil zeggen dat zij een zo grote passieve kennis van een taal hebben dat zij teksten erin kunnen lezen en een betoog erin kunnen volgen. Dat zou in een meertalige onderwijsomgeving de mogelijkheid voor studenten openen om een discussie met elkaar te voeren ongeacht de taal die zij spreken.
Deze summiere weergave van een fractie van het betoog van Ten Thije doet overigens op geen enkele manier recht aan de voor niet-ingewijden uiterst pittige inhoud van dit nummer van TvT. Voor taalbeheersers ongetwijfeld stimulerende lectuur over de consequenties van meertaligheid voor hun vakgebied; voor de doorsnee lezer van DUB niet echt een aanrader voor onder de Kerstboom. (Erik Hardeman)
Tijdschrift voor Taalbeheersing, volume 44, no. 1, Amsterdam University Press, 29,95