Elk woord roept een gevoel op
Een opmerking is meer dan de woorden zelf. Dat merkten Wilders en Rutte tijdens het debat in de Tweede Kamer. Hoogleraar Jos van Berkum onderzoekt de relatie tussen taal en gevoel. Dit thema is volgens hem te lang onderbelicht gebleven omdat veel aandacht ging naar de universele grammatica van Chomsky.
Bij het koffieapparaat hoorde Jos van Berkum (49) iemand zeggen dat de stelling van zijn oratie ‘volstrekt onhoudbaar’ is. Wellicht is deze opmerking illustratief voor het denken over hoe mensen met taal communiceren in de afgelopen decennia. Van Berkum betoogt dat er een sterke verwevenheid is tussen taal en gevoel. Die is nog nauwelijks onderzocht en zou daarom een prominentere plaats op de onderzoeksagenda verdienen.
‘Zonder gevoel geen taal’, luidt dan ook de titel (en kern) van Van Berkums inaugurele rede, die hij vrijdag uitsprak ter aanvaarding van zijn hoogleraarschap Discourse, cognitie en communicatie.
De delen van ons brein die gaan over emoties, stemmingen, voorkeuren en attitudes vormen wat Van Berkum noemt het ‘affectieve systeem’. “Dat waakt over al onze doelen en al onze belangen. Het kleurt alles in. Je ziet bijvoorbeeld nooit zomaar een huis, maar een mooi huis, lelijk huis of iets daar tussenin. Diezelfde kleuring geldt ook voor herinneringen, die ook gepaard gaan met een gevoel.”
Intermenselijk TCP/IP-protocol
Van Berkum slaat daarmee een andere richting in dan de meeste Utrechtse taalkundigen die vanaf de jaren vijftig in het voetspoor van Noam Chomsky zoeken naar de universele grammatica, een soort mechanisme waarmee iedereen wordt geboren en wat het mogelijk maakt om een taal te leren. Chomsky stelde taal voor als een compact systeem van regels. Met die regels zou je een oneindig aantal zinnen kunnen maken en ook ontleden. Dat paste goed bij de in die tijd sterk opkomende metafoor van het brein als een soort computer. Het taalsysteem in dat brein wordt dan gezien als een modem die werkt met een soort ‘intermenselijk TCP/IP-protocol’ om informatie te kunnen verzenden en ontvangen, waarbij communicatie het uitwisselen van informatie is tussen minstens twee van deze ‘modems’.
“Inspirerend maar diep misleidend”, noemt Van Berkum deze metafoor. Een eufemisme voor zonde van alle duizenden experimenten die ernaar zijn gedaan? “Het is een beleefde manier om te zeggen dat het, achteraf gezien, mooi was geweest als we ons in de taalpsychologie ook wat op andere aspecten van communicatie hadden gefocust.”
Centrale rol van gevoel
Van Berkum promoveerde in Nijmegen op de rol en functie van het geslacht van woorden tijdens het lezen en spreken. Als postdoc deed hij veel onderzoek naar hoe de context van taaluitingen doorwerkt in het begrip daarvan. Maar van huis uit is hij psycholoog, hij studeerde in Groningen af in cognitieve psychologie.
In de psychologie en het hersenonderzoek is de belangstelling voor emoties het laatste decennium flink toegenomen. “We begrijpen dan ook steeds beter welke centrale rol gevoel speelt in ons denken, doen en laten.” Deze inzichten zijn ook direct relevant voor de taalpsychologie. “Het gebruik van taal is veel meer dan coderen en decoderen van informatie volgens een soort TCP/IP-protocol. Mensen zijn dieren die wat willen. Overleven, eten en drinken, voortplanten, zich prettig voelen. Al onze communicatie staat in het teken van deze wensen en belangen. En daarbij hoort gevoel.”
“Die wensen en belangen kleuren dankzij het affectieve systeem de wereld voor ons in, in groen en rood. Groen staat voor: oké, niets aan de hand. Rood voor: strijdig met je belangen, doe er iets aan of ga het uit de weg.” Het zinnetje ‘de batterij is leeg’ op het scherm van een telefoon of TomTom is bijvoorbeeld rood. Van Berkum: “Mensen schrikken daarvan. Maar ze schrikken ook als er een mededeling zou komen ‘de batterij is niet leeg’. Dat is het affectieve systeem dat op een andere laag meedenkt en inkleurt.”
Doe eens normaal man
Dát het taalsysteem verweven is met dit affectieve systeem, staat voor Van Berkum vast. Een eigen mening beïnvloedt bijvoorbeeld de verwerking van taaluitingen, zo toonde Van Berkum aan met EEG-scans.
Het affectieve systeem van het brein denkt permanent mee en heeft overal een mening over. Als voorbeeld noemt Van Berkum de kibbelende Rutte en Wilders tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. ‘Doe eens normaal man’ zal door deze gebeurtenis nu voor veel mensen voor even een extra – waarschijnlijke negatieve - gevoelsconnotatie krijgen.
Welke invloed het affectieve systeem precies heeft op het taalsysteem, daar hoopt de taalpsycholoog meer over te weten te komen. Eerder dit jaar haalde hij een Vici-beurs van 1,5 miljoen euro binnen van de NWO, waarvan hij de komende vijf jaar met twee postdocs, twee promovendi en eenzelfde aantal onderzoeksassistenten onderzoek kan doen.
Niet blij met de baby
De onderzoeker kan zo ‘twintig, dertig’ experimenten bedenken die hij graag wil uitvoeren. “Bijvoorbeeld het effect van stilte op het brein bij vraag-antwoord. Of de gelaagdheid van taaluitingen en hoe het brein die verschillende lagen uit elkaar kan halen.”
Een favoriet voorbeeld van de onderzoekshoogleraar is de zin: ‘Gek hè, dat Anna bang was dat Peter niet blij was met de baby.’ Van Berkum: “In die zin heb je verschillende perspectieven: Anna, Peter, de spreker en je eigen perspectief. Ons brein kan dat prima verwerken. Ik wil graag onderzoeken hoe het brein die verschillende lagen uit elkaar kan halen.”
Hoe raak je mensen?
Het is pionierswerk wat het Vici-team zal gaan doen, er is nog nauwelijks onderzoek gedaan naar de invloed van gevoel op taal. “Enerzijds is het jammer dat er nog zo weinig bekend is. Anderzijds is het prachtig om als wetenschapper die niche te zien en mee te denken over en te werken aan het theoretische kader.”
Bevindingen over hoe het affectieve systeem taalbegrip beïnvloedt, zouden van pas kunnen komen in bijvoorbeeld het onderwijs. “Probleem in het onderwijs is vaak dat mensen niet geraakt worden. Begrijp je beter hoe mensen geraakt worden en hoe dat het taalbegrip beïnvloedt, dan kun je de lesmethoden daarop aanpassen. Zo zou je het persoonlijker kunnen maken. Voor wiskunde zal het niet veel helpen, maar wel voor bijvoorbeeld geschiedenis.”