Geneeskunde opnieuw aan kop in promotorenklassement
Geneeskunde levert in 2012 drie ‘promotoren van het jaar’. Daarmee heeft de faculteit orde op zaken gesteld nadat informaticus John Jules Meyer in 2011 de hegemonie van het medisch onderzoek had doorbroken. Dat blijkt uit het jaarlijkse DUB-onderzoek.
Nummer 1: met 8 promoties
Paul van Diest (Geneeskunde)
René Kahn (Geneeskunde)
Max Viergever (Geneeskunde)
Inne Borel Rinkes (Geneeskunde)
Pieter Doevendans (Geneeskunde)
Hans Bijlsma (Geneeskunde)
Wouter Dhert (Geneeskunde)
Toine Egberts (Farmacie)
Yolanda van der Graaf (Geneeskunde)
Rick Grobbee (Geneeskunde)
Floris Lafeber (Geneeskunde)
Willem Mali (Geneeskunde)
Corné Pieterse (Biologie)
De eerste plaats wordt dit keer gedeeld door Paul van Diest (pathologie), René Kahn (psychiatrie) en Max Viergever (medische beeldvorming – en verwerking). Zij betraden elk acht maal het Academiegebouw als promotor.
Voor Viergever, ook in 1998 en 2001 promotor van het jaar, was 2012 in dubbel opzicht bijzonder. In maart begeleidde hij zijn honderdste Utrechtse promovendus naar het 'doctorschap'. In 2012 kregen in totaal 518 promovendi de titel van doctor. Voor het eerst waren dat meer vrouwen dan mannen.
Geen uitzondering
Voor geen van de drie promotoren is de hoge score van dit jaar een uitzondering, vertellen zij in een korte telefonische toelichting. “Er lopen bij ons in de groep gemiddeld zo’n dertig promovendi rond”, zegt Kahn, die in 2011 de eerste plaats deelde met informaticus Meyer, “dus dan kom je al snel tot een aantal van zeven à acht per jaar.” Het is een beetje zoals het uitkomt, bevestigt Van Diest. “In onze groep ligt het aantal promovendi doorgaans rond de twintig, dus dan kom je op een aantal van ongeveer vijf per jaar met af en toe een uitschieter, zoals deze keer.”
Ongekende groei
In de Divisie Beeld is de laatste jaren sprake van een ongekende groei, aldus Viergever. “Een jaar of zes geleden hadden wij in de divisie ongeveer 50 promovendi rondlopen. Nu zijn dat er zo’n 120. Dat komt doordat wij al jaren de vaste onderzoekspartner zijn van Philips, zowel als het gaat om de ontwikkeling van nieuwe technologie als om medische toepassingen, met name van MRI-scanners.
“Voor veel van onze promotieplaatsen krijgen we subsidies van de Europese Unie of van technologiestichting STW (Stichting Toegepaste Wetenschappen) op voorwaarde dat het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met bedrijven, die zelf ook geacht worden financieel bij te dragen, de bekende public-private partnerships. In ons geval is dat bedrijf meestal Philips en dat zie je terug in onze proefschriften. Die hebben de laatste jaren opvallend vaak het woord MRI in de titel.”
Viergever is blij met het contact met het Eindhovense bedrijf, want het promotieonderzoek in zijn groep staat of valt naar zijn zeggen met externe financiering. “Reguliere eerste geldstroom aio’s? Die kennen wij hier al lang niet meer,” zegt hij lachend.
“Enige tijd geleden hebben wij van de Raad van Bestuur van het UMC eenmalig 3 miljoen euro stimuleringsgeld gekregen. Met dat geld, dat je tot op zekere hoogte eerste geldstroom zou kunnen noemen, heb ik toen een aantal promovendi aangesteld. Maar dat was echt een uitzondering. Normaal gesproken stellen wij alleen maar promovendi aan met een beurs van NWO, de Europese Unie, of met geld van het bedrijfsleven.”
Fundamenteel wordt toegepast
Van Diest had vorig jaar wel enkele eerste geldstroom promovendi. Maar in die gevallen ging het om arts-assistenten, die hun promotieonderzoek deden naast hun opleiding tot patholoog. Toch waren ook die drie promotieonderzoeken deels extern gefinancierd, zegt de hoogleraar Pathologie. “Ons budget is zo krap dat het in de huidige tijd eigenlijk niet meer mogelijk is om iemand te laten promoveren zonder subsidie van buiten.”
Het hoofdthema in de groep van Van Diest en zijn collega Elsken van der Wall is borstkanker. “De proefschriften van afgelopen jaar behelsden bijna allemaal de vertaling van de resultaten van fundamenteel onderzoek naar mogelijke toepassingen in het ziekenhuis. Daarbij kun je denken aan kennis die kan leiden tot nieuwe, effectievere behandelingen. Maar ook aan de identificatie van ‘markers’, op basis waarvan we al in een vroeg stadium kunnen voorspellen wie een relatief grote kans heeft om borstkanker te krijgen.”
Gezien deze op toepassing gerichte benadering is het niet verwonderlijk dat het Koningin Wilhelmina Fondséén van de belangrijkste externe financiers is van het onderzoek in de groep van Van Diest. “De industrie? Nee, die heeft bij deze promoties geen rol gespeeld. Wij doen hier sowieso bijna geen contractresearch.”
Schizofrenie als speerpunt
Ook in de psychiatrie speelt de industrie als sponsor van onderzoek geen rol van betekenis, zegt Kahn. “Naast NWO en de Europese Unie is de Hersenstichting een belangrijke financier van promotieonderzoek. Speerpunt in ons onderzoek is schizofrenie. Dat is een van de ernstigste psychiatrische stoornissen, en in ons onderzoek proberen wij te achterhalen welke mechanismen bij die ziekte een rol spelen. Wij concentreren ons daarbij met name op twee zaken, de beeldvorming van de hersenen ofwel neuro-imaging, en de speurtocht naar mogelijke genetische afwijkingen, die bijdragen aan het ontstaan van schizofrenie.”
Ook in de groep van Kahn staat de wisselwerking tussen fundamenteel onderzoek en toepassing centraal. “Bij de promotieonderzoeken van afgelopen jaar zat een flink aantal meer toegepaste onderwerpen. Zo heeft een van onze promovendi laten zien dat de stemmen die mensen met een psychose horen in een aantal opzichten verschillen van de stemmen die gezonde mensen horen; heel belangrijk voor het stellen van de juiste diagnose. Ook direct bruikbaar in de praktijk was de ontdekking dat fitnesstraining leidt tot vermindering van de symptomen van patiënten met schizofrenie. Dat onderzoek heeft onlangs zelfs uitgebreid de pers gehaald. Heel bevredigend.”
UTRECHTSE PROMOTOREN VANAF 1900
1 | J. Verhoef (Geneeskunde, 1980) | 110 |
2 | M. Viergever (Geneeskunde, 1988) | 106 |
3 | W. Seinen (Biologie / Dierg, 1984) | 101 |
4 | D. Grobbee (Geneeskunde, 1997) | 96 |
5 | L. Ornstein (Natuurkunde, 1914) | 93 |
6 | J. Beijnen (Farmacie, 1994) | 87 |
7 | D. de Wied (Geneeskunde, 1963) | 86 |
8 | J. Sixma (Geneeskunde, 1975) | 82 |
9 | J. Vliegenthart ( Scheikunde 1980) | 81 |
10 | W. Gispen (Geneeskunde, 1980) | 80 |
11 | W. Mali (Geneeskunde, 1989) | 79 |
12 |
J. de Geus (Scheikunde, 1980) M. Werger (Biologie, 1980 |
75 75 |
14 | J. Overbeek (Scheikunde, 1946) | 71 |
15 | J. Clevers (Geneeskunde, 1991) | 70 |
16 | H. Zwaardemaker (Geneeskunde, 1897) | 67 |
17 | C. Went (Biologie, 1896) | 64 |
18 |
P. Endt (Natuurkunde, 1955) R. Kahn (Geneeskunde,1993) |
63 63 |
20 | H. Kruyt (Scheikunde, 1916) | 62 |
21 |
J. Gonda (Letteren, 1943) G. van Koten (Scheikunde, 1986 |
61 61 |
23 |
S. de Laat (Biologie, 1987) H. van Engeland (Geneeskunde, 1984) |
59 59 |
25 | C. de Vooys (Letteren, 1984) | 58 |
In deze lijst zijn alleen promoties aan de (Rijks)Universiteit Utrecht meegeteld. Tussen haakjes het jaar van aanstelling in Utrecht.