Geneeskundestudenten UU bestuderen zorg in Utrechtse wijken
Het UMC Utrecht is het eerste academische ziekenhuis dat zijn studenten een coschap in de wijk laat lopen. Sinds vorig jaar september is het een vast onderdeel van het mastercurriculum van geneeskundestudenten. Een week lang lopen ze in hun tweede jaar mee met een wijkteam in Utrecht, waardoor ze een inkijk krijgen in het leven van kwetsbare groepen zoals ouderen en mensen met verslavingsproblematiek. Zo vergezellen ze een gezin met financiële problemen naar de voedselbank, helpen een drugsverslaafde met het begrijpen van een brief van de Belastingdienst, of geven een presentatie aan vrouwen met een migratieachtergrond over gezondheidsrisico’s tijdens het reizen.
Het bezoek aan een arts is slechts een momentopname
“Heel veel medische problemen zijn niet meer op te lossen, omdat mensen chronisch ziek zijn. Dat is iets waar artsen aan moeten wennen. Je moet patiënten dus begeleiden in de manier waarop ze leven”, legt docent Conny Seeleman uit. Samen met collega Public Health Mariëlle Jambroes is ze de initiatiefnemer van de coschappen in de wijk. “Als mensen bij een dokter zitten, zie je veel problemen niet. Patiënten laten niet het achterste van hun tong zien. Het is belangrijk dat studenten beseffen dat het bezoek aan een arts slechts een momentopname is. Dat er een wereld achter schuilt, die invloed heeft op ziektevorming.”
Tijdens hun studie krijgen studenten Geneeskunde behalve theoretische vakken ook les in de praktijk tijdens de coschappen die ze lopen. Tot op heden worden studenten vooral in het ziekenhuis opgeleid. In de zes weken waarin ze buiten het ziekenhuis actief zijn, zitten ze voor het grootste deel bij de huisarts of bij de sociale geneeskunde die zich richt op het voorkomen van ziektes en het bevorderen van een gezond leven zoals bijvoorbeeld een bedrijfsarts. Volgens Jambroes is het echter inherent aan de ontwikkeling van de gezondheidszorg dat in de toekomst veel zorg thuis wordt geleverd en dat het niet meer dan logisch is dat opleidingen daarop inspelen. Vandaar dat studenten nu ook kijken hoe patiënten thuis omgaan met hun ziekte.
“Het is een mooie manier om te leren wat de maatschappelijke context en sociaal fysieke omgeving voor invloed heeft op gezondheid. Dat leer je het beste als je iemand in zijn leefomgeving gezien hebt”, zegt Jambroes. “Toen ik opgeleid werd, lag je een week in het ziekenhuis als je een blindedarmontsteking had. Nu ga je de dag na de operatie naar huis. Dat betekent niet dat je genezen bent, maar dat een deel van het genezingsproces thuis plaatsvindt. Als je alleen bent, weinig contacten hebt en op de derde verdieping woont in pand huis zonder lift, dan is het heel lastig om zelf op te knappen. Dat is een voorbeeld van hoe omgeving een rol speelt bij het omgaan met ziekteherstel.”
Studenten vinden het onwennig. Confronterend
Tot nu hebben ongeveer tweehonderd studenten de coschappen gelopen. Plekken waar studenten terechtkomen zijn reguliere buurtteams, maar ook organisaties als het Centrum voor Jeugd en Gezin, stichting Al-Amal die zich richt op participatie van mensen met een migratieachtergrond, of expertise-organisatie voor slechtzienden en blinden Bartiméus.
De doelgroepen waarmee geneeskundestudenten tijdens hun coschappen werken lopen sterk uiteen: ouderen, mensen met een verslavingsproblematiek, met een handicap, of met een psychiatrische achtergrond. Maar ook mensen met een migratieachtergrond die de taal slecht beheersen. Eén student liep een week mee met een wijkagent. Tijdens de coschappen hebben de studenten een beschouwende rol: ze lopen mee met werknemers van een wijkteam, leren de mensen uit de doelgroep kennen en krijgen een inkijk in hun leven door thuis bij ze langs te gaan.
De eerste reacties van studenten? “Ze vinden het onwennig. Confronterend. Ze kunnen een klacht van een patiënt uitvragen, maar dat is anders dan bij iemand gaan zitten en vragen hoe zijn dag eruit ziet”, zegt Jambroes. Dat ze een beschouwende rol hebben, en niet meteen kunnen handelen zoals ze gewend zijn, vinden ze confronterend. “Ze moeten op hun handen gaan zitten. Maar uiteindelijk snappen ze dat het heel leerzaam is om te zien hoe andere professionals werken.”
‘Een week is te kort’
Eén van de tweehonderd studenten die een coschap in de wijk hebben gelopen is Olivier de Groot (25). Hij liep mee met Lister die mensen begeleid met psychiatrische en/of verslavingsproblemen.
“Ik heb een week meegelopen bij Lister in Kanaleneiland. Dat is een organisatie die mensen met een psychiatrische achtergrond helpt met re-integreren in de samenleving. Met zaken als financiën, boodschappen doen en structuur aanbrengen in hun leven.
“Ik zit in een werkgroep met elf mensen. We hebben aan het begin van het coschap lootjes getrokken over wie eerst mocht kiezen voor een bepaalde plek. Ik had lootje nummer vijf, maar had gelukkig al mijn oog op deze plek, omdat ik eerder ook al een coschap psychiatrie had gelopen. Dat is meer acute psychische problematiek. Ik was benieuwd hoe de stap erna eruit ziet, als mensen weer de samenleving in gaan.
“Ik liep een week mee met een hoofdbegeleider van Lister. De eerste twee dagen was dat vooral boodschappen doen, of met iemand mee naar een podotherapeut voor speciaal schoeisel. Na verloop van tijd kon ik zelf meer mijn tijd invullen, en ging ik ook alleen met iemand een wandeling maken. Ook ging ik ’s avonds eten met de bewoners van Lister.
“Wat me het meest is bijgebleven, is hoe fragiel de geest is. Met één iemand daar kon ik me identificeren, een jongen die ook op de universiteit had gezeten. Hij heeft een paar hobbels moeten nemen in zijn leven en is helemaal van het pad af geraakt. Nu zit hij daar. Dat is heel voelbaar.
“Hoe dit mijn vorming als arts stimuleert? Ik heb het besef gekregen dat niet elk mens dezelfde is. Dat niet iedereen stabiel in zijn leven staat. Dat is belangrijk om te weten, ongeacht welke specialisatie je gaat doen. Ik kwam bij iemand thuis die totaal schizofreen is. De woonkamer hing vol rook, overal lagen sigaretten. De ramen waren dichtgeplakt. Zo leven mensen dus blijkbaar ook.
“Ik vond het coschap heel leerzaam. Een verbeterpunt zou zijn om er meer tijd voor uit te trekken. Een week is veel te kort. Ook zou ik geïnteresseerd zijn in de mogelijkheid om na een paar maanden terug te keren naar de plek waar je geweest bent. Als het goed is, moet je dan een verschil merken. Ik ben benieuwd of die schizofrene man na een half jaar nog zo in zijn huis zit. Ik hoop van niet.”