Geneeskundestudenten UU willen hele generatie leren reanimeren
Het is dinsdagavond, 18 uur. Instructeurs Diederik en Lilian wachten hun zes cursisten op bij de receptie van het UMC Utrecht. De twee studenten Geneeskunde zullen ons de komende vier uur leren reanimeren en leren wat je moet doen als iemand stikt. Na afloop krijgen alle cursisten een certificaat van de Nederlandse Reanimatie Raad en mogen ze zichzelf officieel burgerhulpverlener noemen.
In het praktijklokaal, waar de les wordt gegeven, liggen al twee reanimatiepoppen op de grond. Na een kort voorstelrondje blijkt de reden voor deelname aan de cursus al snel voor iedereen gelijk. Niet weg hoeven kijken als er iets gebeurt. “Het lijkt me verschrikkelijk als ik niks zou kunnen doen”, zegt HU-studente Inge.
Volgens Lilian en Diederik krijgen jaarlijks 15.000 Nederlanders een zogeheten circulatiestilstand buiten het ziekenhuis. “Met een circulatiestilstand wordt bedoeld dat het hart niet of nauwelijks bloed rondpompt”, vertelt Lilian. “Een hartstilstand kan daarvoor de reden zijn, maar dat hoeft niet.”
Aan de hand van demonstraties, een stappenplan en praktijkopdrachten leren de instructeurs ons te bepalen wanneer reanimatie nodig is, hoe borstcompressies en mond-op-mondbeademing uit te voeren en hoe een AED werkt, een draagbaar apparaat waarmee het hartritme hersteld kan worden. Ook aan bod komt de vraag wanneer je stopt met reanimeren. En hoe zit het met mensen die een ‘niet-reanimeren-penning’ dragen?
'Ik vind het zo cool dat ik nu een leven kan redden'
Lilian en Diederik maken deel uit van het Taskforce QRS, dat door geneeskundestudent Jelle Tazelaar in 2014 werd opgericht in samenwerking met een aantal medestudenten. Het hoofddoel? Middelbare scholieren lesgeven in reanimatie. Inmiddels hebben ze zeven scholen bezocht in Utrecht en omgeving en 925 leerlingen onderwezen. Komend jaar wil Jelle dit aantal verdubbelen.
Jelle: “Er zijn verschillende redenen om de les aan te bieden aan middelbare scholieren. Wij geloven: jong geleerd, is oud gedaan. Bovendien pikken jonge mensen het lesmateriaal snel op. Maar het belangrijkste is dat we zo een hele generatie leren hoe ze moeten reanimeren.” Penningmeester Johan Rozendaal vult aan: “We leren hen met deze les een praktische vaardigheid aan, én ze worden zich meer bewust van bijvoorbeeld zorg, gezondheid en de dood. Daar hebben ze vaak nog nauwelijks over nagedacht.”
Jelle en Johan zien dat hun lessen aanslaan bij de scholieren. Johan: “In het begin merk je nog wel dat leerlingen wat terughoudend zijn en kost het wat moeite hen te motiveren. Maar na twintig minuten begint het enthousiasme te komen. Eén keer kwam er achteraf een jongen naar me toe, die zei: ‘Ik vind het zo cool dat ik nu een leven kan redden’.”
Twintig longen voor 250 euro
Maar: het lesgeven aan middelbare scholieren kost geld. Taskforce QRS Utrecht rekent de betreffende scholen 25 euro voor een les, maar het kost hen 100 euro om de les te geven, zo weet Johan. “Dat komt voornamelijk door vervoerskosten en het materiaal. Een reanimatiepop is gigantisch duur en de onderdelen slijten. In de pop zit bijvoorbeeld een long om te zien of je de beademing goed uitvoert, die na tien lessen vervangen moet worden. Twintig van dat soort longen kosten 250 euro.” En dan zijn de maskers, de ontsmettingsalcohol en de doekjes nog niet meegeteld.
Jelle: “Een doorlopende subsidie zou heel welkom zijn. Tot nu toe is het gebleven bij een eenmalige bijdrage van de Hartstichting en een donatie vanuit de provincie.” En dus haalt de Taskforce haar structurele inkomsten op dit moment voornamelijk uit de cursussen die gegeven worden in het UMC Utrecht, die 30 euro per persoon kosten.
Stayin’ Alive
En die cursus is leerzaam. Zo wordt er veel herhaald, is er genoeg ruimte voor vragen én mag er gelachen worden. Bijvoorbeeld als Diederik uitlegt dat het helpt om de BeeGees-hit ‘Stayin’ Alive’ te zingen, omdat de beat van dat nummer hetzelfde ritme heeft waarop je de borstcompressies moet uitvoeren.
Maar reanimatie blijft natuurlijk een serieuze zaak. Momenteel overleeft 20 procent van de mensen die buiten het ziekenhuis een circulatiestilstand krijgen. Dat percentage zal toenemen naarmate er meer mensen kunnen reanimeren. En hoe sneller iemand gereanimeerd wordt, hoe beter. Ben je er binnen zes minuten bij, dan blijft de neurologische schade vaak beperkt. Diederik benadrukt: “Alles wat je doet, helpt. Alles wat je niet doet, helpt niet. Zo simpel is het.”
Volgens voorzitter Jelle kunnen er op dit moment zo’n twee miljoen mensen reanimeren in Nederland. Dat klinkt misschien veel, maar slechts een heel klein gedeelte van al die mensen is aangemeld bij een reanimatieoproepsysteem, zoals HartslagNu. Bovendien is er vaak sprake van het zogenoemde 'omstander-effect', waarbij omstanders denken dat iemand anders wel gaat helpen. "Ook voelen veel mensen zich onzeker, omdat het vaak al een tijd geleden is dat ze een cursus hebben gevolgd. Eigenlijk wordt aangeraden om de twee jaar een herhalingscursus te volgen. Ook omdat de richtlijnen om de paar jaar veranderen."
Dat merkt ook cursist Jolanda. Zij leerde ooit dat je iemands hartslag moest checken door de pols te voelen. Een regel die al jaren geleden is afgeschaft, vertelt Lilian. “Voor medisch personeel is het al lastig een zwakke pols te voelen, laat staan voor een burgerhulpverlener.” Ook werd het bellen van 1-1-2 in het reanimatie-protocol naar voren gehaald. “Dat kan eigenlijk niet vroeg genoeg gebeuren. Zeg ook altijd dat het om een reanimatie gaat, want dan stuurt de meldkamer twee ambulances uit verschillende richtingen.”
Animo
De animo voor de lessen van Taskforce QRS is in ieder geval groot. Zo zitten de cursussen voor november en december al vol. Het stemt Jelle tevreden. “Burgerhulpverleners zijn enorm belangrijk. Zij kunnen echt het verschil maken.”