Genomineerd docent Joost Frenkel: ‘De studenten, dat zijn wij'
Ooit word je zelf patiënt. Dat advies geeft kinderarts Joost Frenkel zijn studenten mee. Het derde en laatste deel in de serie over de genomineerden voor de Docentenprijs 2011-2012.
“Mijn naam is genoemd!”, roept Joost Frenkel (1958) door de telefoon. Een goedmoedige bulderlach volgt. Hij legt een collega uit dat hij de Docentenprijs nog niet gewonnen heeft, maar wel tot de drie genomineerden behoort.
En dat is goed nieuws, vindt Frenkel. Niet alleen voor zichzelf, maar ook voor het beeld dat onderwijs heeft binnen geneeskunde. “Hoe ik lesgeef, dat is niet des Joost Frenkels, dat is hoe kinderartsen te werk gaan: niet autoritair, met volle inzet, een goede arts willen zijn en goede dokters willen opleiden.” Hij kiest zijn woorden zorgvuldig. “Ik beschouw de nominatie als een erkenning voor alle kinderartsen.”
Tijdens een onderwijsvisite is goed te zien hoe Joost Frenkel te werk gaat. Hij heeft aandacht, veel aandacht, voor iedereen. In de eerste plaats natuurlijk voor de patiënt. Als het hele gezelschap van artsen en toekomstige artsen bij het bed van een meisje met een hartprobleem staat, doet Frenkel eerst zijn best haar op haar gemak te stellen. Hij kruipt naar haar toe en praat wat met haar. “Wat vind je het leukst op school?” vraagt hij. Het antwoord is een levendig en rebels “Niks!” Het ijs is gebroken.
Later zegt Frenkel: “Het is zo belangrijk om op ooghoogte met je patiënten te zitten. Uiteindelijk word je zelf ook op een dag patiënt. Je merkt dan hoe machteloos je kunt zijn, en hoe belangrijk andere mensen dan dokters zijn voor je welzijn. Toen ik als student op reis was door Mexico en ernstig ziek werd, heb ik dat ervaren. Ik noem het wel het nuttigste co-schap uit mijn studie.”
Aandacht
Tijdens de visite blijft het meisje Joost Frenkels aandacht volledig vasthouden, maar intussen heeft hij ook oog voor één van de co-assistenten. “Vertel me zo waar je op gaat letten als je naar haar hart luistert,” zegt hij tussendoor tegen hem. En terwijl hij in gesprek is met de ouders van het meisje, vraagt hij zijn studenten: “Waarom vraag ik dat nou aan ze?”
“Hij pakt dan echt de leermomenten,” vertelt Wouter de Steenhuijsen Piters, die als zesdejaars geneeskundestudent stage loopt bij Frenkel. “En hij vraagt door. Hij voelt het direct als er hiaten in je kennis zitten.”
Ook in de wandelgangen schakelt Frenkel moeiteloos van persoon naar persoon. Een slechte nachtdienst gehad? Dan heeft hij een opbeurend woord klaar. Een moeilijke situatie goed opgelost? Een dag later herinnert hij het zich nog en complimenteert je.
“Nadat ik mijn eerste co-schap kindergeneeskunde goed had afgerond,” vertelt De Steenhuijsen Piters, “heeft hij me nog uitgenodigd eens te komen praten. Hoe ik dacht over een toekomst in dit vakgebied? Hij nodigt geregeld studenten uit om hun interesse voor de kindergeneeskunde te polsen, hij houdt daar geloof ik zelfs een boekje van bij.” Het is belangrijk om mensen te laten weten dat ze het goed doen, vindt Frenkel. “Waardeer mensen. En geef ze de ruimte hetzelfde werk te doen als jezelf. Dan doen ze het uiteindelijk beter.”
Als de visite bij het meisje bijna ten einde is, vraagt Frenkel aan de ouders of die nog iets aan te merken hebben. De moeder is blij dat haar zorgen om haar kind serieus zijn genomen, ze had dingen eerder gesignaleerd dan de doorverwijzende arts. Frenkel bevestigt het opgewekt: “Luister goed naar de moeder, de moeder heeft altijd gelijk. Dat heb ik nu al talloze keren gehoord en het blijft waar.”
Boodschap
Frenkels boodschap is simpel en helder: leef je in in de ander, de patiënt, zijn ouders. En als docent moet je je verplaatsen in studenten. “Want studenten, dat zijn we ook allemaal. Bovendien is de co-assistent van vandaag de baas van morgen.”
En of het nu om een kleine groep studenten gaat waar hij college aan geeft of een grote groep, zijn manier van doceren blijft hetzelfde. “Er is een trend naar onderwijs in kleine groepen geweest, maar je moet je onderwijstalent juist maximaal benutten voor de grootste groepen. Hoorcolleges kunnen minstens zo leerzaam en interactief zijn als werkgroepen”, zegt Frenkel. “Kijk maar naar de colleges van Harvard-filosoof Michael Sandel.” Zijn eigen hoorcolleges benadert Frenkel op bijna dezelfde wijze als de kleinschalige onderwijsvisites. De loopmicrofoon is hem daarbij van dienst. “Ik loop de zaal in. Wegdutten is geen optie.” Het menselijke aspect blijft daarbij aanwezig. Letterlijk aanwezig, want patiënten spelen een actieve rol bij Frenkels grote hoorcolleges. “Stel vragen en creëer buzzmomenten,” vertelt hij. “Dan zeg je: nu gaan jullie een plan maken met jullie buurman. Wat zou de volgende vraag aan deze pati”nt kunnen zijn?”
Frenkel voelt zich als arts af en toe een detective. “Het zijn intellectueel elegante problemen die je moet oplossen in de kindergeneeskunde. Ook al is het ziektebeeld complex, dan nog is er vaak stroomopwaarts maar één kleine kink in de kabel. Die moet je zien te ontdekken. Juist dat detectivewerk is heel bevredigend als die kink vindt. Studenten die daar plezier in krijgen, houden dat levenslang.”
Tijdens de onderwijsparade morgen wordt rond 17 uur bekendgemaakt wie de winnaar is van de Docentenprijs.
1958 Geboren in Amsterdam
1986 Artsenexamen, Universiteit van Amsterdam
1988-1993 Opleiding kindergeneeskunde
1993 Trial-arts, cerebrale malaria-studie, Gambia, West Afrika
1993-1995 Fellowship kindernefrologie en kinderreumatologie, AMC, Amsterdam / Great Ormond Street Hospital for Sick Children.
1995-1998 Chef de clinique afdeling “grote kinderen” AMC, Amsterdam
1998-2007 Chef de clinique afdeling Giraf (hemato-immunologie en nierziekten), UMC
2007 Opleider kindergeneeskunde, UMC