Geostudente Inge Janssen na Amerikaans roeiavontuur op weg naar Londen 2012
Orca-roeister Inge Janssen vecht de komende maanden voor een plek in de Olympische Vrouwen Acht. In de Verenigde Staten leerde de studente Geocommunicatie hoe een keiharde concurrentiestrijd tot succes kan leiden. Het bracht haar tot in het Witte Huis.
Zou theevisite bij Beatrix een beetje hetzelfde gevoel geven als een bezoekje aan Barack Obama in zijn ambtswoning? De weg is nog lang en bezaaid met obstakels, maar Inge Janssen kan de vergelijking maken als ze straks met een Olympische medaille terugkomt uit Londen.
Twee jaar geleden mocht de Orca-roeister al de Amerikaanse president de hand schudden tijdens de ontvangst in Washington van alle winnaars van de Nationals, het belangrijkste studentensport-evenement van Amerika. Als een van de Virginia Caveliers bezorgde ze haar universiteit in Charlottesville, waar ze een jaar met een sportbeurs studeerde, een legendarische roeioverwinning.
De nuchtere Janssen raakte in Washington meer onder de indruk dan ze had gedacht. En niet alleen door het typisch Amerikaanse vlagvertoon bij dergelijke ceremonies, maar zeker ook door het charisma van de president. “Dat handenschudden was snel voorbij, maar de speech was geweldig. Zijn woorden klonken heel erg echt en gemeend.”
Volle bak
We spreken Inge Janssen in café Broers enkele dagen voordat de studente, die aan de UU een master Geocommunicatie volgt, met de Nederlandse roeiselectie afreist voor opnieuw een buitenlands trainingskamp, dit keer naar Portugal. Ze heeft er zin in. “Thuis zijn er toch allerlei afleidingen, daar kan ik me helemaal op het roeien focussen.”
De maanden februari en maart moeten gaan uitwijzen welke acht roeisters de snelste Nederlandse boot vormen en tijdens de Olympische roeirace in Londen aan de start zullen verschijnen. Mogelijk zijn er ook nog twee plekken te vergeven voor ‘de twee zonder’. Buiten Janssen behoren ook Orca-clubgenoot Claudia Belderbos en Roline Repelaer van Driel van Triton tot de 13 gegadigden. Triton-lid Anne Schellekens is de stuurvrouw.
Janssen werd pas afgelopen zomer toegevoegd aan het elitegezelschap dat zich voorbereidde op de Olympische Spelen. Ze had vorig seizoen indruk gemaakt op de bondscoaches, ondermeer met goede prestaties op het WK onder 23. Daar won ze brons samen met de Delftse Ellen Hogerwerf.
Met haar 22 jaar is Janssen de jongste in de selectie. Door roeikenners wordt zij gezien als een outsider voor een van de tien plaatsen. Zelf zegt zij daarover: “Voor mij is het deel uitmaken van deze groep op zich al heel waardevol. Wat dat betreft zit ik in een andere situatie dan de ervaren meiden die al een paar jaar in de Acht roeien. Aan de andere kant heb ik ook niets te verliezen. Ik ga er dan ook volle bak voor.”
In sociaal opzicht voelt ze zich in ieder geval een volwaardig lid van de groep. “Een kamergenoot grapte een keer aan de telefoon dat ze naast een feut lag en dat die de bidons mocht wassen, maar dat was een grap, van ontgroening is absoluut geen sprake.”
Naar de getver
Hoe je een harde concurrentieslag wint, dat weet Janssen dankzij haar studiejaar aan de University of Virginia maar al te goed. Om de Nationals te mogen roeien moest zij afrekenen met zo’n vijftig dames die ook een plek in één van de drie klassementsboten van hun universiteit ambieerden.
Niet zelden moest ze zich om zes uur ’s ochtends melden bij de roeibaan zonder dat ze wist of er een rustige training gepland was of dat ze die dag “helemaal naar de getver” zou gaan. “Gewoon doen en niet zeuren, dat is daar het uitgangspunt. Je bent pas ziek of geblesseerd als de dokter dat zegt. Ik vond dat wel leuk. Het was gaaf om op die manier het beste uit mezelf te halen. Ik weet nu wel waar mijn grenzen echt liggen.”
Alsof het haar met terugwerkende kracht steeds meer verbaast, vertelt Janssen over de voorkeursbehandeling die haar in Virginia als student-athlete ten deel viel. “De voorzieningen voor de universitaire topsporters kun je vergelijken met die van een professionele voetbalclub hier in Nederland. De sporters lopen de hele dag in trainingspakken van de universiteit over de campus en eten in een aparte dininghall. Zeker tegen de basketballers en de footballers wordt enorm opgekeken en de meest populaire feestjes vinden plaats in de huizen van die sporters. Daar wil iedereen bij zijn.”
“De mindset van de Amerikanen is helemaal anders. In Nederland vragen mensen je nog wel eens waarom je in vredesnaam acht keer per week keihard zou willen trainen, vooral als je nog niet bij een nationale selectie zit. Daar vinden ze het enorm tof als je zoveel voor je sport doet. In Virginia moest ik van de docent in de collegezaal vertellen hoe een race was verlopen.”
Heldenstatus
Toch gaat het Janssen te ver om haar succesvolle gooi naar een plek in de Nederlandse selectie geheel en al terug te voeren op haar Amerikaanse ervaring. “Het was echt een enorm mooie ervaring, maar het was ook wel wat bizar. Goedbeschouwd is het belachelijk hoeveel geld er naar die studentsporters gaat. In verhouding met de toproeiers van Orca die over veel minder middelen beschikken, zijn de prestaties bovendien helemaal niet zo bijzonder. Mijn trainingen afgelopen jaar bij Orca zijn minstens net zo belangrijk geweest.”
En ook de pseudo-heldenstatus op haar universiteit had zo zijn keerzijden. De kneuterigheid van haar eigen Utrechtse vereniging en de anonimiteit van de Utrechtse collegezaal hebben zo hun bekoringen. “In Virginia riepen alle studenten steeds maar weer dat ze het zo prachtig vonden dat ik roeide. Ook al hadden ze nog nooit een boot van dichtbij gezien. Ik was best blij van dat stempel af te zijn. In Nederland weten de meeste van mijn mede-studenten echt niet wat ik buiten mijn studie om nog doe. En dat is ook wel prettig. Ik roei toch vooral omdat ik het gewoon heel leuk vind om te doen.”
Lees ook de aftrap van onze nieuwe serie 'Olympic Questions'
En dan ook nog studeren
Inge Janssen blijkt ondanks het vele en harde trainen opmerkelijk gemakkelijk door haar studie te rollen. Haar bachelor Liberal Arts & Sciences voltooide ze binnen vier jaar en -zoals het er nu naar uitziet – is de master Geocommunicatie binnen anderhalf jaar gepiept. Na de zomer wacht alleen nog een stage en een scriptie.
Toch voelt ze wel mee met haar mannelijke roeicollega Kaj Hendriks die op DUB zei dat de langstudeerboete hem behoorlijk nerveus maakte. Janssen: “Mijn instelling was altijd dat ik de dingen die ik doe graag supergoed doe. Vorig jaar heb ik dan ook best even getwijfeld of ik met mijn master moest beginnen, terwijl ik me ook in Amsterdam ging voorbereiden op de Olympische Spelen. Nu ben ik blij dat ik in ieder geval de inhoudelijke vakken gehaald heb, maar het is soms echt frustrerend dat je niet tot het uiterste kunt gaan met je studie. Ik baalde bijvoorbeeld enorm dat ik vaak eerder weg moest bij het veldwerk, terwijl iedereen ’s avonds nog doorbuffelde.
In de Verenigde Staten kreeg Janssen keer op keer te horen dat gedisciplineerd sporten en gedisciplineerd studeren elkaar versterkt. “Studenten met een sportbeurs moeten daarom ook gewoon hard studeren en goede cijfers halen. Natuurlijk, je leert goed plannen en gestructureerd te leven, maar ik betwijfel of het combineren van twee dingen echt goed werkt. Het is moeilijk superambitieus te zijn op twee verschillende gebieden. Helemaal, als je net als Kaj geneeskunde studeert. Daarom richt ik me nu maar even voor die plek in Olympische boot.