Grote verschillen tussen faculteiten bij geven van een cum laude

Waar je als bachelorstudent Geschiedenis bij de Universiteit van Amsterdam ‘met lof’ afstudeert als je gemiddeld een 8,1 haalt voor al je vakken, volstaat in Utrecht een 8 voor 80 procent van je studiepunten. Daarentegen moet je in Utrecht wél je bachelor binnen vier jaar afronden en voor je eindwerkstuk minstens een 8,5 halen. Regels die Amsterdam niet kent. Of je in Utrecht of Amsterdam studeert maakt dus uit.

De cum laude-regels tussen universiteiten verschillen dus. Dat komt omdat de wet geen regels kent over toekenning van het predicaat cum laude. Elke universiteit mag dit zelf bepalen. Maar tussen de faculteiten van de UU verschillen de voorwaarden ook om ‘met lof’ af te studeren. Waar de student Geschiedenis een 8,5 moet halen voor zijn eindwerkstuk, hoeft een bachelorstudent Rechtsgeleerdheid maar een 8 te halen en is er bij de bachelors van Geowetenschappen überhaupt geen norm voor het cijfer van het eindwerkstuk om een cum laude te verdienen.

Waarom zijn er verschillen binnen de Universiteit Utrecht?
Volgens rector Bert van der Zwaan is het predicaat cum laude een manier om “studenten die excellent presteren daarvoor te erkennen”. Het sluit aan in het lijstje van andere vormen van waardering zoals de honoursprogramma’s, topsportregelingen en studentenprijzen.

Wie wil weten aan welke eisen je moet voldoen om cum laude af te studeren, kijkt daarvoor in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van zijn opleiding. Hierin staan alle rechten, plichten, regelingen en richtlijnen waar je als student mee te maken krijgt. In de model OER, die ieder jaar voor instemming naar de Universiteitsraad gaat, staat dat het predicaat cum laude wordt toegekend aan bachelorstudenten die:

  • Gemiddeld een 8 voor hun vakken hebben gehaald.
  • Maximaal 1 cursus hebben overgedaan.
  • Voor maximaal 60 studiepunten niet-meetellende vrijstellingen hebben gekregen.
  • Geen plagiaat hebben gepleegd.

Voor masterstudenten geldt dat zij:

  • Gemiddeld een 8 voor hun vakken moeten hebben gehaald.
  • Maximaal 15 studiepunten niet-meetellende vrijstellingen hebben gekregen.
  • Het masterexamen binnen 1,5 jaar hebben gehaald.
  • Geen plagiaat hebben gepleegd.

Doordat er een model OER is, kan de indruk ontstaan dat deze regels gelden voor alle studenten van de UU. De model OER is echter een voorbeeld. Elke opleiding moet wel een cum laude-reglement hebben, maar de criteria mogen ze zelf bepalen. De regels mogen soepeler zijn dan het voorbeeld, maar ook strenger. “De UU heeft geen centrale uitgangspunten, beleid of criteria voor de cum laude regeling”, aldus rector Bert van der Zwaan.

Welke verschillen zijn er tussen de model OER en praktijk?
Onderzoek van DUB laat zien dat veel opleidingen afwijken van de model OER. Zo moeten veel bachelorstudenten Geesteswetenschap minsten een 8,5 voor hun eindwerkstuk halen, terwijl de model OER een dergelijke eis niet stelt. En waar de model OER stelt dat je één cursus mag herkansen, stelt de OER van de bachelor Diergeneeskunde dat alle resultaten bij eerste deelname behaald moeten zijn. Daarnaast stelt dezelfde bachelor dat je maximaal voor 30 studiepunten niet-meetellende vrijstellingen mag hebben, waar de model OER het over 60 punten heeft.

Bij de masteropleidingen speelt hetzelfde. Zo hebben onder andere Rebo en Geneeskunde toegevoegd dat studenten geen cijfer onder de 7 mogen halen. Dit terwijl je volgens de model OER nog cum laude afstudeert als je dat kunt compenseren. Dezelfde masters willen ook dat studenten geen één onderdeel hebben overgedaan. Als je dus een keer door overmacht (ziekte, overlijden binnen de familie, et cetera) niet de eerste toets hebt kunnen maken, dan moet je bij de master Klinische Gezondheidswetenschappen “een verzoek indienen bij de examencommissie om het reparatiemoment als eerste toetsmoment te laten gelden”. Anders zie je het predicaat cum laude aan je neus voorbij gaan.

Is er een verband tussen het aantal cum laudes en de regels in de OER?
Of er een verband is tussen de cum laude-regelingen van diverse opleidingen en het aantal met-lof-studenten per faculteit, is niet te zeggen. Wel blijkt, uit cijfers die DUB opvroeg, dat er ook grote verschillen zijn tussen faculteiten als het gaat om het percentage studenten dat cum laude afstudeert. Zo krijgen bachelorstudenten Bètawetenschappen het predicaat drie keer zo vaak als bachelorstudenten Sociale Wetenschappen.

Aantal cum laudes bachelor kalenderjaar 2014 t/m 2016

Betawetenschappen2611.93413,5%
Diergeneeskunde26140,3%
Geesteswetenschappen1882.4176,9%
Geneeskunde861.0557,5%
Geowetenschappen471.1294,2%
REBO1422.5345,6%
Sociale wetenschappen832.7023,1%
Totaal80912.7226,4%

Aantal cum laudes master kalenderjaar 2014 t/m 2016

Betawetenschappen1981.55712,7%
Diergeneeskunde144972,8%
Geesteswetenschappen2392.06111,6%
Geneeskunde1001.5506,5%
Geowetenschappen1491.26111,8%
REBO4162.44617%
Sociale Wetenschappen2663.3917,8%
Graduate school of teaching186382,8%
Totaal140013.40110,5%

Volgens Van der Zwaan zijn die verschillen er ook tussen opleidingen met dezelfde cum laude-regeling. Hij wijst daarom naar de wijze waarop becijferd wordt en de opbouw van een opleiding. Bij de ene opleiding is het halen van een 8 makkelijker dan bij de andere. Volgens de rector wordt door dat soort verschillen bepaald of het mogelijk is om ‘met lof’ af te studeren. “Om één voorbeeld te noemen: krijgen studenten de mogelijkheid om hun scriptie later in te leveren als zij er langer aan door willen werken om een hoger cijfer te halen of wordt de deadline strikt nageleefd?”

 

Waarom zijn er zo weinig cum laudes bij Diergeneeskunde?
Bij Diergeneeskunde studeren de minste studenten cum laude af. Bij de opleiding krijgt nog niet een procent van de bachelorstudenten het predicaat ‘met lof’ en nog geen 3 procent van de masterstudenten. Van de 614 bachelorstudenten die in 2014 tot en met 2016 afstudeerden, deden dat er maar twee cum laude. Bij de master waren dat er veertien van de 497. Cijfers die nieuw zijn voor de Diergeneeskundige Studenten Kring (D.S.K.). Vice ab-actis Ilse reageert verbaasd.

Milou, masterstudent Geneeskunde van Gezelschapsdieren, is niet verrast. Hoewel zij gemiddeld een 8,4 haalde voor haar bachelor Diergeneeskunde, greep zij naast het predicaat.  “Op de middelbare school krijg je een cum laude als je gemiddeld minimaal een 8 stond, dus ik had er niet over nagedacht dat het anders zou zijn op de uni. Het was niet per se een wens om cum laude af te studeren, maar toen ik in het eerste jaar een 8,8 stond dacht ik: Jee mijn cijfer is hoog genoeg. Een vriendin, die echt gemotiveerd was om cum laude te halen, kwam er halverwege ons tweede jaar achter dat je maar twee cijfers tussen de 7 en 8 mocht hebben. Toen dacht ik: Ik heb er nu al drie, dus laat maar.”

Een logische gedachte, maar om te kijken of je het predicaat cum laude krijgt, wordt gekeken naar de OER van het jaar waarin jij afstudeert. Aangezien de OER elk jaar opnieuw wordt vastgesteld, kan de regeling tijdens je studie veranderen. Zo is het criterium in de OER van de bachelor Diergeneeskunde voor komend collegejaar dat je maar twee cijfers tussen de 7 en 8 mag hebben, komen te vervallen. Gunstig, maar een dergelijke wijziging kan ook anders uitpakken. Dan is het gebruikelijk om een overgangsregeling te treffen waardoor de oude regeling voor enkele jaren van toepassing blijft op zittende studenten, aldus rector Bert van der Zwaan. “Zo voorkomen we dat studenten worden geconfronteerd met een gewijzigde regeling waar ze niet op hadden kunnen anticiperen.”

“Ik schrok wel dat het zo streng was”, zegt Milou die één van de tien studenten van haar jaar was die deelnam aan het honoursprogramma van de bachelor Diergeneeskunde. Allemaal werden ze benaderd omdat ze "excellente studenten” waren, maar uiteindelijk was er maar één excellent genoeg voor het predicaat cum laude. Toevallig de studievriendin van Milou. “Zij gaat echt heel diep”, aldus Milou die zichzelf al lachend een “nerd” noemt.  “Een hele terechte cum laude dus, maar zij heeft het ook maar net aan gehaald. Dat betekent dat de lat heel erg hoog is gelegd.” Zeker voor een studie waar veel mensen volgens Milou met “hakken over de sloot” hun vakken halen. “Bij ons is het al een prestatie als je de studie haalt. Je moet vaak al hard werken voor een cijfer boven de 7. Dan is iedereen al super blij.” Dat Milou, die met haar cijfers volgens eigen zeggen tot de besten van haar jaar behoorde, niet tot de cum laude-studenten behoort, verbaast dan ook een beetje.

Is er een streven dat 10 procent cum laude afstudeert?
Voor studenten van de faculteit Geneeskunde waren geruchten over lage cum laude-percentages vorig jaar aanleiding om vragen te stellen over hun regeling. Studenten dachten dat slechts 3 tot 4 procent met lof afstudeerde. Zij vonden dat te laag en waren bang dat nieuwe mastercurriculum dit aantal nog verder zou verlagen.

Bij de Diergeneeskundige Studenten Kring hebben ze niet het idee dat het onderwerp op dezelfde wijze leeft. Het bestuur hoort vanuit studenten geluiden dat andere vaardigheden uiteindelijk belangrijker zijn. Milou beaamt dat. Ze is niet teleurgesteld dat ze met haar 8,4 gemiddeld geen met lof op haar diploma heeft staan, omdat ze denkt dat het geen verschil maakt als ze gaat solliciteren. Ze verwacht dat een netwerk en activiteiten naast de studie zwaarder wegen. “Maar misschien kom ik daar over drie jaar op terug”, zegt ze lachend. Dat het bij de faculteit Geneeskunde wel leeft, kan ze begrijpen, omdat ze de indruk heeft dat het voor geneeskundestudenten veel belangrijker is om jezelf te onderscheiden.

De studenten geneeskunde vielen over de lage percentages, omdat zij in de veronderstelling verkeerden dat de UU streeft naar een cum laude-percentage van 10. Iets wat volgens cijfers van de universiteit alleen gehaald wordt door de bachelor en master Bètawetenschappen en de master Geesteswetenschappen. Bij Rebo studeert zelfs 17 procent van de masterstudenten cum laude af. Alle andere faculteiten blijven steken onder de 8 procent. Door het hoge aantal met-lofstudenten bij de master van Rebo, studeert gemiddeld wel 10 procent van de masterstudenten van de UU cum laude af. Bij de bachelor ligt dit op een gemiddeld van 6 procent. Hoewel een norm van 10 procent met regelmaat opduikt, bestaat die volgens rector Van der Zwaan niet. “De UU stuurt niet op een bepaald (maximaal) percentage cum laude studenten.”

Zijn al die verschillende cum laude regels eerlijk?
Bij de TU Eindhoven kwamen ze tien jaar geleden tot de conclusie dat de verscheidenheid aan regels niet wenselijk was en besloot dat er duidelijkheid en rechtsgelijkheid moest komen. Alle studenten moeten sindsdien aan dezelfde eisen voldoen om cum laude af te studeren. Alleen de eisen voor het afstudeerproject zijn flexibel, omdat niet alle faculteiten een dergelijk project hebben.

Volgens Van der Zwaan is er tot dusverre geen verzoek vanuit de faculteiten om een UU-brede regeling voor de cum laude in te voeren. De Universiteitsraad heeft ook nog geen contact gehad met studenten die zich hebben uitgesproken over de verschillende cum laude-regelingen. In een gesprek dat de Uraad voerde met faculteitsraden kwam wel naar voren dat sommige faculteiten graag, met het oog op de cum laude, een verandering in de herkansingsregeling zien, om ook een voldoende te kunnen herkansen. De komende periode verzamelen de universiteitsraadsleden dergelijke geluiden zodat zij die kunnen meenemen als de nieuwe OER wordt besproken.

Advertentie