'Het is een illusie dat je je als student kunt losmaken van je identiteit'
Afgelopen maand verscheen op DUB een bijdrage van Peter Nafzger over de identiteit van studenten. In het stuk stelt Nafzger dat Nederlandse studenten zich ten onrechte reduceren tot een specifieke identiteit. Deze bekrompenheid zou zorgen voor een conservatieve houding bij studentenverenigingen, die zich te weinig openstellen voor internationale studenten.
Het identiteitsbegrip dat in het stuk naar voren komt, en de daaruit voortvloeiende conclusie over studenten en studentenverenigingen is echter problematisch. Tegelijkertijd raakt het stuk aan fundamentele problemen op het gebied van internationalisering, problemen die ik graag benoem en ter discussie stel.
In hun studietijd zijn veel studenten op zoek zijn naar hun identiteit, zo schrijft Nafzger. In de huidige wereld ‘woekeren’ veel soorten identiteiten gebaseerd op ras, geloof, nationaliteit, cultuur of sociale klasse die ook nog steeds aangevuld worden met nieuwe opties.Hoewel dé identiteit niet bestaat, vallen veel studenten terug op hun nationale-, religieuze-, ras- of verenigings-identiteit.
Identiteit als een rugzak
Hoewel identiteit inderdaad geen statisch gegeven is, is het vreemd om te stellen dat een bepaalde groep mensen (studenten) zich te veel reduceren tot één identiteit. Op deze manier wordt identiteit een soort rugzak die ieder van ons met zich mee zeult. De inhoud van de rugzak verandert en moet ook veranderen. Het overstijgen van je ‘originele’ identiteit is een heilig doel.
Dit rugzakdenken is om twee redenen bezwaarlijk. Allereerst is identiteit minder maakbaar dan het beeld dat geschetst wordt. Hoe je naar jezelf en naar anderen kijkt, is veranderlijk, maar echt geen kwestie van bewust handelen. De assumptie dat je in staat zou zijn om jezelf ‘te reduceren tot’ of jezelf zou kunnen ‘losmaken van’ een eerdere identiteit is een illusie.
Daarnaast leidt deze manier van denken ook tot schadelijk moralisme. Volgens het stuk doen we er goed aan om onze identiteit zo veel mogelijk te differentiëren, om zo los te kunnen komen uit vooroordelen. Zelf neemt Nafzger een voorbeeld aan zijn vriendin, “die zich dankzij haar reizende verleden heeft losgemaakt van deze stereotyperingen”.
De reiziger is een persona
Natuurlijk, jezelf openstellen voor de ander levert niets dan goeds op. Toch is identiteit, zoals gezegd, maar beperkt maakbaar. Vooral het idee dat je door reizen je identiteit fundamenteel aanpast is twijfelachtig.
Reizen kan nog zo leuk en confronterend zijn, maar verander je nu wezenlijk door je tripjes? Reizen is vandaag de dag zelfs een identiteit op zich geworden. De reiziger is een persona, stevig geworteld in de illusie van zelfontplooiing waarin contact met andere culturen zich beperkt tot een ongemakkelijk gesprek met de lokale tourgids tijdens nauwkeurig uitgestippelde dagtripjes.
Binnen de studentengemeenschap is de veelgeprezen Erasmus-ervaring een goed voorbeeld van identiteitsvorming onder het mom van ‘afschudding’. Ondanks de positieve kanten, zoals een internationaal netwerk en verbeterde sociale vaardigheden zorgt het Erasmusprogramma volgens mij niet zozeer voor de overstijging van ‘originele’ identiteiten, maar produceert ze eerder een generiek drinkende Erasmus-student die zich vooral richt op het gemakkelijk behalen van studiepunten in een stad waar de alcohol toevallig net wat goedkoper is.
Status van verlicht kosmopoliet
En zelfs als we veronderstellen dat al dat gereis verlichtend werkt. Wat dan te denken van alle jongeren die niet de middelen hebben om een tussenjaar te nemen en te gaan surfen op een afstervend stuk koraal in Australië? Zijn zij voorbestemd om voor eeuwig vast te zitten in hun eenvormige identiteit? Hoe kunnen zij de status van verlicht kosmopoliet bereiken? Met het idee van identiteit als een rugzak kunnen alleen de welbedeelden het zich permitteren om de wereld rond te reizen en zich te wanen in een transcendente Third Culture.
Als we al een morele boodschap moeten koppelen aan identiteit, laat die dan beginnen bij een open houding en ècht engagement. Daarvoor hoef je je yogamat echt niet naar Thailand te slepen. Begin eens bij de buurvrouw of het AZC om de hoek.
Kritiek op internationalisering
Nafzgers stuk laat goed zien wat voor repercussies oppervlakkig rugzakdenken heeft voor het internationaliseringsbeleid. Het ideaal van “ontstijging” gaat, zoals hierboven beschreven, dikwijls gepaard met een flinke portie eigenbelang. Door te pretenderen dat je uitsteekt boven mensen die vastzitten in een eenvormige identiteit plaats je jezelf boven anderen. Met alle toffe Instagramkiekjes werk je vooral aan een beeld van jezelf. Op een vergelijkbare manier is internationalisering aan de Nederlandse universiteiten vooral een zaak die voor eigen gewin wordt georganiseerd. De internationals zijn vooral cashcows. Hun beurzen vullen de gaten die twee decennia aan bezuinigen hebben geslagen. Voor studenten en studentenverenigingen geldt dat eenieder die vraagtekens plaatst bij het rücksichtslos aantrekken van internationale studenten (zonder die fatsoenlijke woonruimte aan te bieden) direct de verdenking van conservatisme over zich werpt.
En inderdaad, er valt een wereld te winnen bij de verenigingen. Dit geldt dan echter vooral voor de corporale verenigingen. Archaïsche herenclubs als het USC hebben inderdaad nog wat te leren als het gaat om het opbreken van de overlastgevende monocultuur van giftige masculiniteit. Bij veel andere verenigingen valt het reuze mee met alcoholmisbruik, homogeniseringdrang en exclusiviteit. Ze kunnen vast meer doen aan diversiteit, maar het is zeker niet zo dat verenigingen van nature gesloten en conservatief zijn.
Wat betreft verenigingen is het huidige internationaliseringsbeleid daarom uitermate eenzijdig. Met wat snelle aanpassingen kan interactie, engagement en identiteitsoverstijging afgedwongen worden, een denkwijze die we ook in het stuk van Nafzger tegenkomen. Zolang de verenigingen maar zo snel mogelijk Engels spreken komt het wel goed, zo is de gedachte. Van echt engagement is geen sprake. Alleen door het respecteren van verschil, en niet door het streven naar een grijze, vormeloze Third Culture academische gemeenschap, kunnen we diversiteit echt waarderen.