Hoe representatief zijn studenten als proefpersoon?

Het is niet altijd even gemakkelijk om een perfecte groep mensen bij elkaar te krijgen voor een onderzoek, zeggen methodoloog Peter Lugtig en onderzoeker Peter Bos van de faculteit Sociale Wetenschappen. Voor een onderzoek bijvoorbeeld naar de manier waarop Nederlanders aankijken tegen immigranten is het belangrijk dat het representatief is voor alle Nederlanders. Wanneer je een dergelijke groep proefpersonen nodig hebt, kun je een beroep doen op het Centraal Bureau voor de Stastistiek, zegt Lugtig. "Het CBS heeft een lijst van bijna alle Nederlanders. Wanneer je aangeeft wat voor mensen je nodig hebt voor je onderzoek kun je van het CBS een lijst met contactgegevens krijgen.”

Wanneer je op zoek moet naar een specifieke groep mensen, of een afspiegeling van de samenleving wilt, duurt het langer voor je een groep proefpersonen bij elkaar hebt, stelt Bos. Hij noemt als voorbeeld een onderzoek met een aantal neurologische patiënten. “Bij zo’n onderzoek heb je een representatieve controlegroep nodig wanneer je die patiënten wil vergelijken met gezonde mensen. De mensen in die groep moeten dezelfde kenmerken hebben als de patiënten.”

Wanneer een wetenschapper onderzoek doet naar processen waarvan hij verondersteld dat deze voor alle mensen gelijk zijn, of wanneer hij de werking van een bepaalde manipulatie wil aantonen, is het minder noodzakelijk om een afspiegeling van de Nederlandse samenleving als proefpersoon te hebben. Dan kan het al waardevol zijn om dit in een homogene groep aan te tonen. Daarvoor kun je een groep studenten gebruiken. Bos: "Het is makkelijk om studenten als proefpersoon te vragen: ze zijn dichtbij en vaak bereid om mee te werken.”

Omvang en voorkennis

Niet alleen het kiezen van de populatie is belangrijk. Ook de omvang van de groep proefpersonen is van belang om het onderzoek representatief te laten zijn. Hoe kleiner de steekproef, hoe groter de onzekerheid over de resultaten. Methodoloog Lugtig rekent voor: “Wanneer je een test doet met een groep van tweehonderd man is de onzekerheidsmarge ongeveer 10 procent. Wanneer je hetzelfde doet met vijfhonderd man is het 5 procent. Ik vind het voor psychologisch onderzoek persoonlijk belangrijk dat de steekproef groot genoeg is om de onzekerheid zo klein mogelijk te houden.”

Bos zegt dat er tegenwoordig meer aandacht is voor de grootte van de steekproef. “Tien jaar geleden hoorde je daar minder mensen over dan nu. Als je nu een nieuwe studie opzet, is het gebruikelijker om een berekening te maken van het aantal mensen dat je nodig hebt.”

Een ander belangrijk punt bij het doen van onderzoek is het willekeurig indelen van proefpersonen in groepen, benadrukt Lugtig. “Door de indeling willekeurig te doen, maak je de beste verdeling. Je kunt wel kijken naar de verschillende mensen en ze indelen op uiterlijke kenmerken, maar dat werkt niet altijd. Bij een willekeurige verdeling heb je twee groepen die qua opbouw ongeveer gelijk zijn.”

Ook zegt hij dat de deelnemers niet precies op de hoogte mogen zijn van hetgeen het onderzoek precies inhoudt. “Zo voorkom je beïnvloeding. Het enige wat ze moeten weten is welke taak ze moeten doen. Een goede procedure hiervoor is essentieel voor veel psychologisch onderzoek.”

Studenten

Zowel Lugtig als Bos vinden het logisch dat er voor een bachelor-onderzoek andere regels gelden dan voor bijvoorbeeld promotieonderzoek. Bos: “Bij een bachelor-onderzoek gaat het om het leerproces van de studenten. Bij ander onderzoek moet je nadenken over welke populatie je uitspraken wilt doen om je onderzoeksvraag te beantwoorden.”

Maar niet alleen tijdens het doen van onderzoek in de bachelor leren studenten. Ook het meedoen aan onderzoek is leerzaam, zegt Lugtig die voorstander is van de proefpersoonuren die de studenten van FSW moeten halen voor studiepunten. “De ervaringen die je daar opdoet, zijn bruikbaar voor het onderzoek dat je zelf moet doen.”

Advertentie