Hoogleraar Hans Clevers waarschuwt voor “desastreuze” gevolgen Erkennen & Waarderen

'Onderzoekers moet je kunnen afrekenen op de ontdekkingen die zij doen' Foto's: Hubrecht Instituut / Thijs Rooimans

“Mijn universiteit zet iedere kwantitatieve publicatieparameter overboord”, twitterde Hans Clevers kort voor de jaarwisseling. “Voorspelling: we tuimelen uit de internationale rankings. Buitenlandse studenten blijven weg. Werkdruk daalt. Problem solved.”

Met deze cynische tekst uitte de Universiteitshoogleraar en onderzoeksleider van het Utrechtse Hubrecht Instituut en het Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie kort voor de jaarwisseling zijn ongenoegen over de nieuwe criteria voor ‘Erkennen & Waarderen’ die de UU en ook andere universiteiten nu hanteren in hun aanstellings- en bevorderingsbeleid.

Binnen dat nieuwe beleid wordt niet langer gekeken naar aantallen gepubliceerde artikelen in toptijdschriften en de citaties daarvan. Impactfactoren van tijdschriften en h-indexen, zouden maar weinig zeggen over de kwaliteit van een onderzoeker en zelfs perverse effecten hebben. Het is daarom beter – zo stellen steeds meer universiteitsbestuurders - als wetenschappers kunnen laten zien dat ze werken volgens de uitgangspunten van ‘Open Science’, zoals het promoten van teamwork en het publiceren in open access-tijdschriften.

Het wordt nu een opstelwedstrijd

Clevers concludeert dat de Nederlandse universiteiten hun onderzoeksambities terugschroeven om zo de problemen die zijn ontstaan door structurele onderfinanciering, weg te nemen. Een heilloze weg, zegt hij. Helemaal nu ook wetenschapsfinancier NWO het nieuwe Erkennen & Waarderen heeft omarmd.

“Dit gaat me aan het hart”, verklaart de Universiteitshoogleraar over zijn publieke verzet. “Bij een beursaanvraag in Nederland mag je niet meer zeggen wat je eerder gepubliceerd en gepresteerd hebt. Je moet nu met een ‘narratief’ komen; in een verhaaltje vertellen waarom jouw onderzoek van belang is. Dan wordt het een opstelwedstrijd en komen de bureautjes met ronkende taal om de hoek kijken.”

Clevers zegt te vrezen voor de toekomst van de jonge onderzoekers in zijn labs. “Zij zijn erg bezorgd. Zij kiezen ervoor om hun passie te volgen en willen echt op het hoogste internationale niveau wetenschap bedrijven. Maar de kans om op dat niveau te komen en te blijven door het verwerven van NWO-beurzen wordt steeds kleiner. En als ze de beurs wel krijgen, mogen ze de onderzoeksresultaten niet meer in Nature of Science publiceren.”

Hij trekt daarom nu aan de bel. “Ik wil over tien jaar niet het verwijt krijgen dat ik niets van me heb laten horen. Als dit zo doorgaat, is dat desastreus.”

Die toon … alsof een publicatie in Nature per definitie niet klopt …

De universiteitshoogleraar benadrukt het belang van wat hij noemt “een outputmeting” van onderzoekers. “Net als een autoverkoper wordt afgerekend op het aantal auto’s dat hij heeft verkocht, moet je onderzoekers ook kunnen afrekenen op de ontdekkingen die zij doen. Dat moet kunnen, vind ik. Dat is waar wetenschap in de kern om draait.”

De wijze waarop die onderzoeksprestaties tot nu toe vaak werden gemeten, is volgens Clevers misschien niet ideaal, maar lang niet zo slecht als nu vaak wordt gezegd. Hij hekelt de manier waarop ook Nederlandse beleidsbepalers het publiceren in toptijdschriften neerzetten als “spierballenvertoon en machogedoe”.

“Nergens ter wereld wordt zo negatief gedaan over die bladen. Die toon … alsof een publicatie in Nature per definitie niet klopt … dan zou Nature niet bestaan. Alle onderzoekers sturen hun beste werk daarnaartoe, want daar zitten de meest kritische peer reviewers en de meest professionele editors. Ik snap er niets van dat die kwaliteitszeef plotseling niet meer belangrijk wordt gevonden. Bovendien: die bladen worden gelézen, daar komt het aan het licht als iets onzin is. In andere bladen staat echt veel meer shit.”

Veel van zijn internationale collega’s gaven na het lezen van een artikel in Nature waarin UU-hoogleraar Paul Boselie verkondigde dat de universiteit afscheid nam van kwantitatieve data, blijk van hun verbazing. “Die doen dan een beetje lacherig. Vinden ze het in Utrecht dan niet meer belangrijk om goed onderzoek te doen?

“Natuurlijk is er van alles op af te dingen, maar helemaal niet meer kijken naar impact en rankings? Sorry hoor, de hele wereld kijkt daar wel naar. In Nederland doen universiteiten nu of het buitenland wel gaat volgen. Dat vind ik behoorlijk arrogant.”

Ik ken eerlijk gezegd geen open access journal met een stevig impact

De weerzin tegen de toptijdschriften vindt, zo vermoedt Clevers, zijn oorsprong in het businessmodel van deze bladen. Die vragen hoge abonnementsgelden voor het publiceren van onderzoek dat met publiek geld is bekostigd en commerciële uitgevers maken mega-winsten. De universiteitshoogleraar snapt dat verwijt. Maar het voorgestelde alternatief: publiceren in open access-tijdschriften, heeft vooralsnog te grote tekortkomingen, vindt Clevers.

“Om een hoge impact te bereiken, moeten journals 90 tot 95 procent van de aangeboden artikelen afwijzen en alleen de sterkste en meest spraakmakende studies publiceren. Dat werkt niet voor open access journals. Het open access-business model dicteert dat 80 tot 90 procent van de aangeboden artikelen geaccepteerd dient te worden. Alleen zo komt er geld in het laatje: de publicerende auteur is de enige inkomstenbron en betaalt al gauw 4000 tot 5000 euro per artikel. Daarmee ligt de lat laag, en ik ken eerlijk gezegd geen open access journal met een stevige impact.

“Wetenschappers die zichzelf serieus nemen, stappen met hun mooiste artikel eerst naar een van de toptijdschriften, lukt het daar niet dan kunnen ze altijd nog naar een ‘lager’ journal. Ook in mijn ideale wereld is alles open access: wetenschappers willen niets liever dan dat de hele wereld toegang heeft tot hun werk. Maar laten we nu niet doen of tijdschriften die weinig gelezen en geciteerd worden, belangrijker zijn dan tijdschriften die dat wel zijn. Dan kunnen we beter afdwingen dat Nature en Science open access worden!”

H.Clevers-002.jpgDe voormalig KNAW-voorzitter denkt dat de opkomst van Erkennen & Waarderen ook voortkomt uit de benarde positie waarin universiteiten zich bevinden door de achterblijvende overheidsfinanciering. Al jaren gaat er te weinig overheidsgeld naar wetenschappelijk onderzoek.

“De werkdruk is hoog, mensen hebben meerdere taken en er is niet voldoende geld. Voor jonge universitaire onderzoekers is de situatie helemaal dramatisch. Het is logisch om beoordelingen niet alleen te laten berusten op onderzoek, maar ook op onderwijs, op managementtaken of outreach. Dat is allemaal even belangrijk. Universiteiten hebben zich in hun personeelsbeleid inderdaad veel te lang laten leiden door onderzoeksprestaties alleen.

“Maar om nu te zeggen ‘we gaan geen kwantitatieve output parameters meer gebruiken in het onderzoek, maar we gaan mensen uitsluitend beoordelen op hoe ze werken en niet op wat er aan het eind van de dag is ontdekt…’ . Dat lijkt me niet de juiste weg.

“Ik vind dat Erkennen & Waarderen voorbijgaat aan het feit dat er in een gezond onderzoekslandschap ruimte moet zijn voor top-onderzoek, voor jonge mensen die voelen dat ze het talent en de passie hebben om internationaal uit te blinken. Misschien kun je er als universiteit voor kiezen om bijvoorbeeld 10 procent van je mensen vrij te stellen voor echt toponderzoek. Maar voor die onderzoekers moet je de lat wel hoog leggen en ervoor zorgen dat hun prestaties gemeten kunnen worden.

“En natuurlijk: ook samenwerken is voor een onderzoeker belangrijk, maar dat zijn veel meer dingen. Leiderschap, mentorschap en good citizenship, om er een paar te noemen. Die zaken zijn alleen wat moeilijk te objectiveren.”

De jury’s tasten volledig in het duister

Nog kwalijker vindt Clevers dat ook onderzoeksfinancier NWO het nieuwe Erkennen & Waarderen de nieuwe beoordelingscriteria is gaan gebruiken. “Van universiteiten kun je nog zeggen: die zijn verantwoordelijk voor veel meer dan onderzoek alleen, maar NWO ondergraaft nu zijn eigen bestaansgrond: het toekennen van onderzoeksvoorstellen in een objectieve competitie gestuurd door externe peer review. Dat is zo mooi complementair aan wat de universiteiten doen, waar projecten helemaal niet vooraf door peer review worden getoetst, maar waar toetsing juist achteraf plaatsvindt”.

Zowel op Twitter als in een artikel in het tijdschrift Thema voor hogeronderwijsprofessionals beschrijft Clevers de situatie in de Nederlandse wetenschap toen hij aan het begin van zijn carrière stond. Bij gebrek aan eisen aan output of publicaties, was het een slaperige bedoening aan onze universiteiten. Naar zijn overtuiging hebben introductie van externe evaluatie, de open competitie van NWO en output-tellingen de Nederlandse wetenschap naar de internationale top gebracht.

“Juist de combinatie van universiteiten die mensen langdurige zekerheid kunnen bieden met een open NWO- competitie met externe peer review is ideaal. Waarom zou je dat willen veranderen? Maar er moet dan natuurlijk wel genoeg geld het systeem in gaan.”

Zichtbaar geërgerd noemt Clevers enkele voorbeelden van collega-wetenschappers die bij recente NWO-aanvragen niet mochten refereren aan hun trackrecord en een aanvraag teruggestuurd kregen. “Dat is echt niet goed. De jury’s tasten volstrekt in het duister. Het is een soort tombola.”

Met Erkennen & Waarderen is er nu een risico dat de Nederlandse wetenschap terugkeert naar die jaren 70 van de vorige eeuw, denkt Clevers. “Als je iedereen een beetje laat meedoen, als het om het spel gaat en niet om de knikkers, dan is dat voor veel mensen heel prettig. Maar het is ook het failliet van het Nederlandse systeem."

 

Advertentie