Hoogleraar theoretische fysica Renate Loll vertrekt uit Utrecht
De directeur van het Utrechtse Instituut voor Theoretische Fysica (ITF) Renate Loll stapt over naar Nijmegen. Opnieuw trekt een Utrechtse bètatopper consequenties uit de nieuwe onderzoeksprofilering van de UU. Loll is bovendien een prominente vrouwelijke wetenschapper binnen de universiteit.
“Ik heb een zeer aantrekkelijk aanbod gekregen”, dat is de eerste verklaring die Renate Loll geeft voor haar besluit om voor Nijmegen te kiezen. VICI-laureaat Loll vertrekt met haar onderzoeksgroep van op dit moment zo’n 10 medewerkers in september naar het instituut voor wiskunde, sterrenkunde en deeltjesfysica (IMAPP) van de Radboud Universiteit.
Eerder vonden daar ook al vier Utrechts sterrenkundigen en de voormalige Utrechtse vice-decaan en topologie-expert Ieke Moerdijk onderdak. “Ik krijg een verbindende functie tussen de verschillende disciplines. Mijn fundamentele onderzoek in de quantumgravitatie, lijkt in Nijmegen te worden gewaardeerd.”
Afgelopen najaar maakte plantenbioloog en Spinozawinnaar Ben Scheres bekend Utrecht de rug toe te keren. Hij kon zich niet vinden in de medische richting die de universiteit met de biologie insloeg. Loll erkent dat de onderzoeksprioritering van de Universiteit Utrecht ook heeft bijgedragen aan haar besluit.
Speerpunten
De hoogleraar wijst erop dat het te gelde maken van onderzoek in Nederland steeds belangrijker wordt gevonden. “Met mijn fundamentele werk vallen we helemaal buiten dat valorisatiestreven. Daarom heb je de expliciete steun nodig van de top van de universiteit. Die zie ik hier in Utrecht op dit moment niet. ”
De fundamentele natuurkunde is inderdaad niet terug te vinden in een van de speerpunten van de Universiteit Utrecht. Loll: “Terwijl dat onderzoek altijd erg sterk geweest is in Utrecht en mijn instituut waarschijnlijk de hoogste dichtheid van VICI-laureaten van het land heeft. De universiteit had ervoor kunnen kiezen om te investeren, maar doet dat bewust niet. Andere universiteiten zien wel de potentie, zo heeft de Universiteit van Amsterdam met extra middelen het nieuwe instituut GRAPPA opgezet. Je kunt dit natuurlijk ook gewoon zien als gevolg van de commissie-Veerman die vond dat universiteiten duidelijke prioriteiten moeten stellen.”
Dat sommige onderdelen van de natuurkunde – waaronder haar ITF - in het nieuwe profiel van haar eigen faculteit Bètawetenschappen nog wel steeds een vooraanstaande positie krijgen toebedeeld, heeft Loll niet gerust kunnen stellen. “Mijn instituut opereert natuurlijk niet in een geïsoleerde omgeving; de afbraak van andere excellente groepen in het departement Natuur- en Sterrenkunde raakt ons ook behoorlijk.”
Belonen
“Jullie hebben het veel te lang, veel te goed gehad." Dat geluid hoort ze vaak, zowel over Natuur- en Sterrenkunde als over de gehele faculteit. “Veel mensen hebben het gevoel dat met het nieuwe profiel en het vertrek van enkele onderzoeksgroepen de zaak genormaliseerd wordt. Ik vind dat je dingen die goed zijn juist moet blijven belonen. Anders vertrekken goede mensen en kunnen hele instituten door een kritische grens zakken.”
Loll wil niet speculeren over een mogelijk einde van de theoretische fysica in Utrecht. “Hoe het verder gaat, hangt helemaal af van de keuzes die gemaakt gaan worden. Er is nog steeds een groot potentieel aan excellente jonge mensen. En misschien komt er een krachtige opvolger die de zaken een andere wending kan geven.”
Mooie woorden
Met Loll verdwijnt ook een vooraanstaande vrouwelijke wetenschapper van De Uithof. De van oorsprong Duitse hoogleraar wordt vaak als voorbeeld gebruikt van een vrouw die het heeft gemaakt in een exacte discipline. De vraag of zij nu heeft kunnen profiteren van een heftige concurrentiestrijd tussen universiteiten die alles op alles zetten om goede vrouwelijke wetenschappers te werven, doet haar meewarig glimlachen.
Loll is altijd zeer uitgesproken geweest over het feit dat in de Nederlandse wetenschap te weinig vrouwelijk talent doorgroeit naar de top. Volgens haar wordt bovendien onvoldoende beseft dat dit wijst op een structureel probleem. Universiteitsbesturen mogen luid tamboereren over hun voornemens om meer vrouwen als hoofddocent en hoogleraar aan te stellen, in de praktijk is daar volgens haar op de meeste plekken nog weinig te merken.
“Het blijft vaak bij mooie woorden. Als er stappen in de goede richting worden gezet, dan is dat te danken aan verder denkende personen die toevallig op dat moment op de juiste plek zitten. In de structuren verandert weinig en het thema leeft op de werkvloer ook niet echt als het erop aankomt. Eenzelfde probleem kom je trouwens ook in het bedrijfsleven tegen.”