NWO-debat over samenwerken met bedrijfsleven
‘Ik ben niet zo van de ‘cancel culture’’
“De demonstranten hebben alles weer netjes opgeruimd”, grapt journalist en gespreksleider Lucella Carasso. “Meestal moet de mobiele eenheid eraan te pas komen.” Het is een verwijzing naar de recente bezetting van twee bestuurskamers van de TU Eindhoven, uit protest tegen de banden van de universiteit met de fossiele energiesector.
Zo’n veertig mensen zijn bijeengekomen voor het NWO-debat. Centraal staat de vraag hoe de nationale onderzoeksfinancier wetenschappers kan stimuleren om meer samen te werken. Het gesprek waaiert uit naar allerlei gevoelige onderwerpen, die kort worden aangestipt.
Geen ‘cancel culture’
Neem de samenwerking met de fossiele industrie, waar de bezetters in Eindhoven tegen protesteerden. Vragen over die samenwerking moeten hoger op de agenda, stelt de Maastrichtse hoogleraar Sustainability of chemicals and materials Yvonne van der Meer. Maar de banden doorsnijden, zoals de studenten eisen? “Ik ben niet zo van de ‘cancel culture’. Fossiele bedrijven moeten zichzelf opnieuw uitvinden en universiteiten kunnen hen daarbij helpen.”
Dat klinkt als muziek in de oren van decaan Bart Smolders van de faculteit Electrical Engineering. Hij knikt instemmend en vulde aan: “Zo zwart-wit is het inderdaad niet. Wij werken bijvoorbeeld samen met Shell aan de ontwikkeling van groene waterstof, daar zijn studenten ook erg geïnteresseerd in.”
Onafhankelijke wetenschappers
En samenwerking met bedrijven in het algemeen? Moeten wetenschappers niet gewoon onafhankelijk zijn? Maar volgens NWO-voorzitter Marcel Levi lopen onderzoekers dan allerlei kansen mis. “Bij een grote chipbedrijf als ASML investeren ze nu ook in een afdeling voor onafhankelijk fundamenteel onderzoek. Een groep wetenschappers houdt zich daar bezig met onderzoek dat pas over vijftien jaar interessant kan zijn voor eventuele productontwikkeling.”
Smolders bevestigt dat en signaleert het al langer: bedrijven hebben steeds grotere researchafdelingen die voor de lange termijn samenwerken met universiteiten en startups. (De volgende dag zou trouwens bekend worden dat Philips flink op zijn onderzoek gaat bezuinigen.)
Op je hoede
Hoera voor samenwerking, was de stemming, maar dat blijft niet onweersproken. Wetenschappers moeten wel op hun hoede blijven, waarschuwt Van der Meer. Panellid Marcel Geurts van chipsbedrijf NXP, dat veel samenwerkt met de TU/e, onderschrijft dat. Sommige NXP-chips kwamen onbedoeld in Russische wapens terecht. “Waar onze chips heengaan kunnen we niet altijd overzien.”.
Het is een kwestie van voorzichtig zijn, denkt decaan Smolders, die zelf hoogleraar antenne-technologie is. “Het Chinese Huawei is geïnteresseerd in mijn onderzoek naar 6G-technologie. Als ik met een Chinese collega praat, heb ik het alleen over de fundamentele stappen achter het onderzoek te hebben en niet over confidentiële details.”
Van die spanning tussen transparante wetenschap en de mogelijke risico’s wordt ook NWO zich steeds meer bewust, stelt Levi. “Maar het zijn geen tegenpolen van elkaar. In grote delen van de wetenschap is geen zogenoemd ‘kennisveiligheidsaspect’ te onderscheiden.”
“NWO doet geen uitspraken over met welke bedrijven een universiteit wel of niet samen mag werken”, voegt hij eraan toe. “Maar we gaan ervanuit dat elke weldenkende onderzoeker niet samenwerkt met een tabaksfabrikant.”
Gedwongen consortium
Zo meandert het gesprek voort, en door de vriendelijke toon zou je haast vergeten hoe gevoelig de onderwerpen liggen. Neem de eisen die Europa aan onderzoeksprojecten stelt. Die eisen hebben allemaal onbedoelde effecten, legt Smolders uit: “Doordat de pot met nationaal geld beperkt is, zoek je voor een groot project sneller de samenwerking met iemand uit Griekenland om Europese financiering te krijgen. Je wordt daarmee in een internationaal consortium gedwongen, dat eigenlijk alleen op papier bestaat en waarin wetenschappers los van elkaar hun eigen plan trekken.”
Van der Meer ziet die ontwikkeling ook. “Samenwerken hoort meer te zijn dan met zijn allen op een pot geld afgaan.” Vooral startende onderzoekers verliezen zich volgens haar in slecht gedefinieerde projecten.
Levi kan zich er wel wat bij voorstellen: “Het is heel erg ingewikkeld gemaakt allemaal. Je moet bij een aanvraag met onderzoekers uit drie landen matchen. Er moet zoveel procent van dit en zoveel procent van dat inzitten en de financiering komt uit meerdere potjes. Diverse instanties willen weten wat er met het project gebeurt. Alles bij elkaar opgeteld schiet het zijn doel weleens voorbij.”
‘Gevoelde concurrentie’
En leidt dat dan tot hoge werkdruk en onnodige concurrentie? Ach, de wal keert het schip. Levi prijst de toenemende samenwerking tussen universiteiten via sectorplannen. “Daar had je tien jaar geleden niet mee hoeven aan te komen.”
De onderlinge concurrentie tussen wetenschappers is er nog steeds, meent Levi, “maar dat is vaak slechts gevoelde concurrentie. Terwijl ik denk dat die concurrentie veel minder groot is geworden, als je er op een nuchtere manier naar kijkt. Want er is namelijk genoeg voor iedereen. Genoeg geld voor iedereen. Genoeg maatschappelijke vragen voor iedereen. Dus waarom zou je elkaar dan helemaal kapot concurreren?”
HOP, tekst Peer van Tetterode