‘Ik bewonder de vitaliteit van deze universiteit’

Nog even werkt hij de laatste mailtjes weg. Hans Stoof neemt vrijdag 25 maart na drieënhalf jaar afscheid als rector van de Universiteit Utrecht. Eindelijk kan hij de belofte aan zijn vrouw nakomen. “Ik had beloofd dat ik met 62 jaar zou stoppen met werken. Maar toen er een dringend beroep op mij werd gedaan om rector te worden, wilde ik niet weigeren. Ik was nog zo fit als een hoentje en iedereen krijgt terecht de vraag om langer door te werken.”

Stoof is nog altijd zo fit als een hoentje. Toch hangt hij nu definitief de ketting aan de wilgen. Hij kwam in 1999 van de VU naar Utrecht, werd eerst acht jaar decaan van de medische faculteit in het UMC en daarna ruim drie jaar rector. Hij kijkt met plezier terug op het rectoraat. “Ik kwam uit de hoek van de Life Sciences en had in Amsterdam 28 jaar in het hersenonderzoek gezeten. Daarna kwam het decanaat geneeskunde. Met het rectoraat mocht ik nog eens over de schutting van de andere faculteiten kijken. Dat was enorm aangenaam. Ik maakte de laatste jaren uitgebreid kennis met zeer boeiende lieden uit andere vakgebieden. “

Waar heeft u als rector op willen inzetten?

Ik kwam in een periode dat er enorm veel gaande was. Het hele onderwijs was net overhoop gehaald met de invoering van het BaMa-stelsel. Op papier was, na veel discussie, net een document over focus en massa in het onderzoek geproduceerd. Faculteiten waren net gefuseerd. Er speelde een discussie over de verdeling van de huisvestingslasten en er moest flink bezuinigd worden, de zogenaamde Plasterk overheveling. Ik keek rond en meende een zekere mate van metaalmoeheid te constateren. Men was vooral toe aan rust in de tent. Stel dat ik nog eens met geheel nieuwe plannen gekomen was, dan was dat niet in goede aarde gevallen. Dat is de reden dat ik voornamelijk wilde inzetten op stabiliseren en verbetering van kwaliteit. Met andere woorden, werk focus en massa verder uit en ga sjorren aan verdere kwaliteitsverbetering in het onderwijs.

Hoe heeft u dat willen bereiken?

Door te luisteren, te kijken en te praten. Het heeft naar mijn idee geen zin om als college van bestuur een visie te poneren en te eisen dat die navolging krijgt. Ik ben een voorstander van het strooien van graankorrels langs de weg. Je werkt met professionals. Bepaal het speelveld en laat mensen daarbinnen zelf met plannen komen. We hadden in focus en massa gekozen voor 15 multidisciplinaire onderzoeksprogramma’s. De trekkers van deze programma’s mochten een plan maken en wij zorgden er voor dat ze gemiddeld 1 miljoen euro extra geld kregen. Daarnaast moesten de faculteiten dit met een gelijk bedrag matchen en de onderzoekers moesten proberen om vervolgens het dubbele uit de markt te halen. Dat is in grote lijnen ook zo uitgevoerd.

Op het gebied van onderwijs zie je hetzelfde. Luisteren, kijken en praten. Laat de professionals aan zet. Het Utrechtse Onderwijsmodel werkt goed, het studierendement is goed, aantoonbaar beter dan elders. En dat zouden we best wel wat meer aan de buitenwereld mogen laten zien. Met het University College liepen we al voorop, waar het gaat om selectie aan de poort. Dat heeft navolging gekregen bij het Law College, bij de bestuurskundige opleiding van het USBO en bij Liberal Arts and Sciences. Het aantal masterprogramma’s was veel te groot en is verkleind, we hebben als enige universiteit extra geld gekregen voor excellente trajecten in zowel de bachelor- als de masterfase. Kortom, we deden en doen het helemaal niet slecht. Toch dreigt door de aanzwellende aantallen studenten en door de tand des tijds enige sleetsheid op te treden. Bovendien gaat de langstudeerdersproblematiek een rol spelen. Daarom zijn we het afgelopen jaar indringend met studenten en docenten in discussie gegaan om nog weer meer kwaliteitsslagen te maken.

Wat heeft u positief verrast?

Men kijkt altijd naar de rankings. Gebleken is dat met name buitenlandse studenten dat doen. Dat je bij de Shanghai ranking hoog staat, is dan ook op zich leuk. Alleen zijn de parameters waaruit de verschillende rankings opgebouwd meestal niet goed te kwantificeren. Dus kun je bij al die rankings vraagtekens zetten. Wat mij wel positief verrast heeft en ook erg goed gedaan heeft, is het Utrechtse succes bij landelijke  en Europese subsidie-aanvragen en met name de persoonsgebonden subsidies. Denk daarbij aan de ERC grants en de veni, vidi, vici’s van onderzoeksorganisatie NWO. Bij deze subsidies gaat het echt puur om kwaliteit. Je kunt uit de cijfers halen dat we daar de afgelopen jaren enorm goed gescoord hebben. Dat toont echt de vitaliteit van deze universiteit aan. Het enthousiasme en de gedrevenheid van onze medewerkers is namelijk zeer groot.

Een ander voorbeeld. De ontwikkeling van het focusgebied Instituties van de Open Samenleving heeft mij buitengewoon veel plezier gedaan. Die groep heeft inhoudelijk in een paar jaar tijd echt iets moois neergezet en ook veel externe opdrachten weten binnen te halen.

Het feit dat we als eerste universiteit gevraagd zijn voor een instellingsaudit voor het onderwijs. Dat betekent dat de UU ook hoog genoteerd staat als onderwijsuniversiteit.

Wat waren de moeilijke zaken?

De moeizame problematiek bij de bèta’s heeft mij het meest geraakt. Dat gedoe werkte voor de mensen zelf ook verlammend. Hun onderzoek is voor het grootste deel van excellente kwaliteit, maar als je continu in de rode cijfers zit, stagneert op den duur alles. Je kunt geen goede mensen van buiten halen, er is weinig ruimte voor nieuwe initiatieven en goede wetenschappers vertrekken, als je niet uitkijkt, naar het buitenland. Onbegrijpelijk dat zich dat zo lang voort gesleept heeft. Misschien hebben de mensen de hand toch voornamelijk in de boezem van de ander gestoken en niet in die van zichzelf. Overigens duid ik de ontwikkelingen van de afgelopen maanden wel als positief en ik gun hen van harte dat ze nu eindelijk uit het dal kruipen.

Verder vond ik het wel tegenvallen dat het proces van idee tot uitvoering zo lang duurt. Neem Focus en massa, we hebben al begin 2008 de plannen goedgekeurd en gemeld daar geld in te willen stoppen. Maar het duurt dan wel heel lang tot die plannen daadwerkelijk uitgevoerd worden en nu, na ruim drie jaar zijn er programma’s die nog maar net gestart zijn met geld uitgeven.

Was u een rector van onderwijs, onderzoek of van studenten?

Alle drie de thema’s waren mij lief. Het spreken met individuele docenten, onderzoekers en studenten heb ik inspirerend gevonden. Deze universiteit is zo groot, dat ik niet de illusie heb dat iedereen weet wie ik ben. Zeker studenten niet. Maar ik heb altijd leuke discussies kunnen voeren met de studenten, zowel in de U-raad als daarbuiten. Dat komt misschien omdat mijn eigen kinderen in deze periode ook studeerden of net afgestudeerd waren.

Ik ben zelf indertijd actief geweest bij het corps, (onder)ken het belang van het verenigingsleven en heb ook altijd bepleit om daaraan deel te nemen. Het is jammer dat het beeld bestaat dat lid worden van een gezelligheidsvereniging slecht zou zijn voor het studieresultaat. Ik betwijfel dat. Mijn suggestie aan de verenigingen is om eens uit te zoeken hoe het studiesucces van hun leden zich verhoudt tot dat van de rest. Met dit soort cijfers kun je dan mogelijk aantonen dat het lid zijn niet slecht hoeft uit te pakken voor het studiesucces en krijgen de verenigingen meer leden. Binnen zo’n vereniging bestaat vaak immers veel meer sociale controle dan daarbuiten.

Wat geeft u de universiteit mee voor de toekomst?

Er staat veel op het spel. De plannen van de commissie Veerman, de bezuinigingen uit Den Haag. Het zijn cruciale ontwikkelingen. Goed wetenschappelijk onderwijs voor zo velen is niet meer houdbaar. Studenten willen nu na het vwo allemaal naar de universiteit. Maar ik denk dat zo’n 20-25 procent daar niet thuis hoort. Dat is ook het percentage dat na moeizaam geploeter iedere keer uitvalt. Voor sommige vwo-ers past een goede hbo-opleiding veel beter. Die selectie moeten we durven maken. Te meer omdat we voor de extra studenten steeds minder betaald krijgen. En als je studenten goed les wilt geven en goed bij de les wilt houden, dan kost dat geld. Met minder geld ga je zeker aan kwaliteit inboeten. Daarom zou een landelijke capaciteitsfixus voor (de studentrijke) wo-opleidingen in Nederland helemaal niet verkeerd zijn. Als VSNU zijn we er vorig jaar voor psychologie in geslaagd om dat voor elkaar te krijgen, maar bij rechten is het nog niet gelukt.

En universiteiten moeten meer gaan samenwerken. Daar heb ik me als rector binnen de VSNU sterk voor gemaakt. Je ziet dat nu gelukkig in toenemende mate. Ik ben blij met de samenwerking van Utrecht met Eindhoven. Hier combineer je traditie en techniek. Misschien is Wageningen een goede derde partij. Dat zou een enorm sterk cluster op kunnen leveren in Midden-Nederland met een enorme, potentiële meerwaarde.

Misschien nog één oproep: veeg je raampje schoon of houdt het schoon en blijf naar buiten kijken. Hoewel een universiteit het fundamentele onderzoek moet blijven koesteren, zullen in toenemende mate de onderzoeksgelden gaan komen vanuit Brussel en van private partners. Sorteer goed voor.

Het gesprek is voorbij. Op zijn kamer liggen de verhuisdozen klaar. Vanaf volgende weekj mag hij zich niet meer bemoeien met het beleid van de universiteit. Maar de betrokkenheid blijft. Bij het weggaan heeft hij nog een allerlaatste oproep die ongetwijfeld verband houdt met zijn komst van de medische faculteit. “Houd de relatie met het UMC optimaal. Samen zijn de UU en het UMC een onverslaanbaar koppel.”

 

Ries Agterberg

Advertentie