Jan Bogerd: 'Statusverschil tussen hbo en universiteit is niet terecht'
In vergelijking met de universiteit is Hogeschool Utrecht een jonge organisatie zonder stevige tradities. Eind jaren 80 fuseerden verschillende zelfstandige hogescholen tot één organisatie. De hogeschool is nu een hoger onderwijsorganisatie met ruim 34.000 studenten en is daarmee in studentenaantallen groter dan de UU die zo’n 30.000 studeten heeft. Jan Bogerd is al lang verbonden aan de hogeschool. Eerst als docent bij de faculteit Natuur & Techniek en later in de directie van de faculteit Economie & Management. In 2009 trad hij toe tot het College van Bestuur waarvan hij vanaf 2015 voorzitter is.
Waarom wil de hogeschool de gebouwen concentreren in De Uithof?
“Daarvoor zijn twee redenen. In het verleden bestond de hogeschool uit verschillende gebouwen, verspreid over de stad. Veel van de panden bleken toe aan renovatie. Dan moet je denken aan grote investeringen om die panden op te knappen. Een andere optie was om de gebouwen af te stoten en de scholen samen te brengen op één locatie. Voor dat laatste is gekozen. Dan krijg je ook meer efficiency en samenwerking.”
Wat is het belangrijkste verschil tussen universiteit en hogeschool?
“Laten we beginnen met de belangrijkste overeenkomst. Wij leiden allebei studenten op voor de samenleving. Daarbij zitten wij als hogeschool dichter op de beroepspraktijk. En ook ons onderzoek is meer gericht op praktische toepassing in de samenleving. Je kunt zeggen dat onze studenten meer divers zijn. Er zitten studenten bij die afkomstig zijn van het vwo, maar ook van de havo en van het mbo. Je ziet dat veel vwo’ers vanwege de status kiezen voor de universiteit. Bert van der Zwaan, de voormalige rector van de UU, zei bij zijn afscheid: 'horen al deze studenten wel thuis op de universiteit? Willen ze niet gewoon een goede beroepsopleiding? Er zitten hier te veel studenten die eigenlijk op het hbo thuishoren.' Ik denk dat hij gelijk heeft. Het gesuggereerde statusverschil is niet terecht. Ik denk dat iedereen die meer praktijkgericht wil werken, zich beter thuis voelt op het hbo.
“Overigens zie je een tendens dat er meer samenwerking plaatsvindt. Studenten van universiteit en hogeschool zitten soms samen in challenges waarbij concrete problemen in de regio worden aangepakt en we hebben steeds meer medewerkers die zowel een aanstelling bij de hogeschool als de universiteit hebben.”
Wil de hogeschool ook een onderzoeksinstelling worden?
“Dat zijn we al. Onze lectoren doen ook echt onderzoek en we werken aan maatschappelijk innovatie als het gaat om gezond en duurzaam leven, de creatieve stad, sociale innovatie en innoverend leren. Een deel van de onderzoekskosten komen uit onze eerste geldstroom, maar ook uit de tweede en derde geldstroom. Er is een speciaal fonds SIA voor praktijkgericht onderzoek, dat verbonden is aan onderzoeksfinancier NWO en het leeuwendeel van de onderzoeksprojecten in het hbo financiert. We werken binnen het onderzoek ook samen met de universiteit, bijvoorbeeld doordat onderzoekers zowel bij het hbo als de universiteiten werken of door laboratoria te delen, zoals het Utrecht Science Park InnovatieLab Life Sciences & Chemistry. ”
Welke invloed kan de hogeschool hebben voor de levendigheid van De Uithof?
“Zoals mensen misschien merken, brengen we veel levendigheid naar het Utrecht Science Park. Het is daarom goed dat we voorzieningen samen delen. Wij hebben in onze gebouwen food courts en daar komen ook studenten van de universiteit. Ook bieden we onze studenten de ruimte een aantal eigen bars te runnen. Je ziet dat studieverenigingen deze kroegen als hun ontmoetingsplek zien, maar andere studenten en medewerkers zijn daar ook welkom. Deze sfeer zie je ook terug in het het recent gepresenteerd ambitiedocument. We werken daarin samen met de universiteit en andere partners van het Utrecht Science Park. Het is voor iedereen op het Utrecht Science Park van belang om dit gebied levendig te maken, en dan niet alleen overdag.”
En hoe vindt u het dan dat hogeschoolstudenten tijdens tentamenperiodes niet welkom zijn in UB?
“Ik snap het probleem van de universitaire studenten, maar ik vind het een teleurstellende oplossing. Het past niet in onze campusfilosofie. We zouden naar andere oplossingen moeten zoeken. Bibliotheken zijn studievoorzieningen die met publiek geld betaald zijn en dan is het jammer dat andere studenten of scholieren niet altijd welkom zijn. Omgekeerd zijn UU-studenten welkom op de werkplekken in de verschillende gebouwen van de hogeschool, en onder meer in onze mediatheek die ook steeds ruimere openingstijden krijgt.
“Ik denk dat het beter is om te kijken naar de organisatie van het onderwijs, bijvoorbeeld hoe je de toetsweken inricht. Bij ons zie je meer spreiding door de onderwijsperiode heen en is er een toename van digitale toetsing. Hierdoor kun je piekbelasting en druk op voorzieningen voorkomen.”
Zouden de UU en de HU ook net als in Nijmegen afspraken kunnen maken om collegetijden te vervroegen om zo een drukke spits te voorkomen, zoals de NS vraagt?
“Ik ben daar helemaal niet voor. Wij spreiden onze onderwijsactiviteiten al over de hele week. We starten de hele dag door. Onze studenten hebben 12 à 15 contacturen per week en het is zeker niet zo dat alle colleges om 9 uur beginnen. Je ziet ook dat buslijn 12 de hele dag door vol zit.”
De UU wil een nieuw parkeerbeleid invoeren op het USP, maar het wachten is op de hogeschool. Hoe zit dat?
“Het is niet zozeer wachten op de hogeschool. Natuurlijk moet je kijken hoe je mobiliteit binnen het hele Utrecht Science Park gaat aanpakken. Je ziet dat het USP anders heel moeilijk te bereiken is. Maar je moet wel goed kijken naar de alternatieven. Je kan niet alleen betaald parkeren invoeren zonder dat er voldoende andere mogelijkheden zijn om naar De Uithof te komen. Ik denk dat we moeten wachten op de tram om echt maatregelen te kunnen nemen. Dat zou een logisch moment zijn”
En hoe komt het dat de gedragscode voor studentenverenigingen op de hogeschool niet door de medezeggenschap kwam, terwijl de UU het wel al rond had?
“Wij werken al jaren samen met de universiteit als het gaat om het het studentenbeleid, onder meer door het verdelen van de bestuursbeurzen. Wij vinden het belangrijk dat er een goed studentenleven is en zijn trots op de manier waarop dat nu is ingericht. Tegelijk vinden we dat het studentenleven op een sociaal veilige manier ingericht moet zijn.
“Met de UU hebben we al jaren een gedragscode voor de kennismakingstijd. Dat werkt heel goed. Je ziet in Utrecht geen excessen en je ziet dat de verenigingen de verantwoordelijkheid op een goede manier hebben opgepakt. Dat was ook de reden om de gedragscode op te schalen. Niet alleen voor de kennismakingstijd, maar voor het hele jaar. Binnen de hogeschool nemen de studieverenigingen een steeds belangrijkere plek in. Dan wil je met die code ook afspraken met deze verenigingen maken. Dus daarom hebben we samen met de universiteit gewerkt aan een uitgebreide gedragscode.
“Wij zijn er steeds van uitgegaan dat de afstemming en ontwikkeling van de gedragscode in goed overleg met de studenten is verlopen. Wat bij ons misging, is dat wij de code hadden afgestemd met Vidius. Wij waren in de veronderstelling dat we daarmee voldoende steun hadden onder alle studenten. Toen we dit in onze medezeggenschap brachten, bleek dat er toch nog veel vragen en opmerkingen waren. Die gingen onder meer over wat gezegd wordt over de reputatie van de instelling en het idee van studenten dat in de code te veel plichten en te weinig rechten stonden. Toen we daarmee geconfronteerd werden, besloten we om de bestaande code nog eens tegen het licht te houden. Zo’n code kan goed werken, maar moet dan wel breed gedragen worden.”
Hoe komt het eigenlijk dat de studenten van de hogeschool op het gebied van cultuur minder financiële steun krijgen?
“Wij krijgen als hogeschool de laagste overheidsbijdrage per student van alle onderwijsvormen. Dus we moeten kritisch kijken waaraan we het beschikbare geld besteden. Je ziet dat veel studenten van de hogeschool nog thuis wonen en dat relatief weinig hogeschoolstudenten gebruik maken van bijvoorbeeld de cultuurvoorzieningen van Parnassos. Daarom hebben we die financiering stop gezet. Bij de sport is het nu zo geregeld dat wij bijdragen per deelnemende student. Dat is voor ons een goede manier om de kosten te verrekenen. Daarnaast zetten wij in op steun aan studieverenigingen. Die staan dicht bij de opleiding en zijn voor alle studenten toegankelijk.”
De hogeschool heeft te maken met slechte noteringen in rankings als de Keuzegids. Hoe komt dat?
“Ik wil benadrukken dat de hogeschool een kwalitatief goede school is. Als je kijkt naar de visitatie-oordelen en accreditaties van de opleidingen doen we het goed. Ook uit de hbo-monitor blijkt dat onze studenten achteraf tevreden zijn over de gevolgde opleiding en dat ze in de praktijk wat aan de opleiding hebben.
“Bij het onderzoek naar de studenttevredenheid scoren we een 7,2 en dat is in vergelijking met andere hogescholen laag. Je ziet dat we bij de studenten lager scoren op communicatie en persoonlijke benadering. Ook hebben we redelijk wat uitval en is het rendement relatief laag. Daar moeten we aan werken. Studenten die nu de opleiding benaderen met vragen over hoe het zit met het vervolg van hun studie, worden te vaak met een kluitje in het riet gestuurd.
“Het zijn ook deze aspecten die de hoofdmoot vormen van onze plannen voor de kwaliteitsafspraken waarvoor we het geld van de studievoorschotmiddelen willen gebruiken.”
In december 2018 heeft de hogeschool een beoordeling gehad van die kwaliteitsplannen. Die pakte niet goed uit. Wat was daarvan de oorzaak en wat kan de universiteit die de plannen in mei moeten verdedigen, van jullie leren?
“In december hebben we een kwaliteitsoordeel gekregen voor de hele instelling. Die is positief. Er is daarbij ook gekeken naar de kwaliteitsafspraken. En het panel dat deze heeft beoordeeld, was heel tevreden met onze plannen die ook goed met de medezeggenschap waren doorgesproken.
“Waar dit panel over valt, is dat wij de uitvoering te veel overlaten aan de instituten waar de opleidingen zijn ondergebracht. Wij hebben in de plannen aangegeven wat er moet verbeteren en de instituten gaan daar inhoud aan geven. Het panel wilde de die plannen op dat moment ook tot in detail uitgewerkt zien. Maar die zijn er nog niet. Wij verschillen van mening met het panel of zij zo diep in de organisatie zouden moeten toetsen. Dat staat volgens ons ook helemaal niet in het protocol. Wij gaan daar dus het bestuur van accreditatieorgaan NVAO, die hier een besluit over moeten nemen, in gesprek. Het is dus wel zaak voor de UU om de plannen en de afstemming tussen centraal en decentraal goed aan te geven.”
Hoe ziet u de toekomst voor de HU en UU gezamenlijk op het Utrecht Science Park?
"Ik zie dat er al heel veel gebeurt, zoals het delen van faciltieiten. Kijk maar naar het pand aan de Bolognalaan waar nu zowel onderwijs van de universiteit als hogeschool plaatsvindt. Al kan het samen optrekken hierin altijd nog wel beter.
We trekken met de universiteit op als het gaat om het onderwijs. Er zijn gedeelde minoren, we kijken naar doorstroming van hbo-studenten naar een masteropleiding van de UU en studenten van de UU die toch beter bij de hogeschool passen kunnen bij ons terecht. Overigens maken we voor doorstroming van studenten niet alleen afspraken met de UU.
Verder mogen we trots zijn op de kennisontwikkeling en de innovatieve kracht die op het Utrecht Science Park aanwezig is. Ook daarin werken we samen. En ik zou willen dat we dit ook wat meer en zelfbewuster etaleren naar buiten toe. Wat ik zelf een mooi voorbeeld vind, is een recente samenwerking om het lerarentekort in de regio Utrecht aan te pakken. We hebben daarvoor samengewerkt met de universiteit, met het primair voortgezet onderwijs in de regio en het lokaal bestuur. Dat leidde tot een voorstel dat we recent voorgelegd hebben aan minister Slob van onderwijs."