Jonge hond en oude rot over de waardering voor hun vak filosofie
De filosofen Ingrid Robeyns en Sem de Maagt schelen maar vijftien jaar. Bijna eenzelfde periode is ‘oude rot’ en hoogleraar Ethiek van de Instituties Robeyns (44) al bezig om haar grootste academische wens te vervullen. “Sinds 2005 ben ik bezig met een boek over de capability-benadering, waar ik veel expertise in heb. Ik vind steeds maar niet de tijd om eraan te werken, maar ik wil het zó graag afmaken. Als het boek eenmaal klaar is, trek ik een fles champagne open”, aldus Robeyns.
‘Jonge hond’ De Maagt (29) heeft een half jaar na zijn promotie een aanbod gekregen om universitair docent te worden aan de UU. Op naar het hoogleraarschap? “Ik ben natuurlijk ambitieus en wil nog veel bereiken in de filosofie, maar als ik zie hoe structureel overwerkt hoogleraren zijn, trekt me die functie eerlijk gezegd niet meteen aan.”
Als filosofen hebben we niet te klagen over aandacht en erkenning van onze meerwaarde.
Al vanaf jonge leeftijd leek het De Maagt reuze interessant om te promoveren, maar pas tijdens zijn bachelor vond hij zijn roeping als filosoof. Robeyns werd “geboren als wereldverbeteraar” en dacht dat ze hier via een studie economie het beste invulling aan kon geven. Toen ze besefte dat ze de “normatieve dimensies” helder wilde krijgen, maakte ze de ommezwaai naar filosofie.
Beiden buigen ze zich over normatieve vragen in de ethiek en politieke filosofie. De Maagt onderzocht voor zijn proefschrift welke methode gebruikt kan worden om te bepalen of morele uitspraken juist zijn. Zijn promotor Robeyns buigt zich vooral over concrete normatieve vragen en de toepassing daarvan. Zo buigen ze zich nu samen over de vraag of erfbelasting in morele zin legitiem is en wat de rechtvaardiging van het heffen van erfbelasting is.
“Als filosofen hebben we niet te klagen over aandacht en erkenning van onze meerwaarde”, constateert Robeyns tevreden. “We worden vaak benaderd door partijen uit de samenleving. Zo ben ik met een collega gevraagd door het Centraal Planbureau om bepaalde beleidsaanbevelingen te analyseren. En ik zit in een commissie voor ethiek en gezondheid die de regering adviseert. Wij ethici moeten dan laten zien hoe je gestructureerd toewerkt naar een beslissing.”
De Maagt: “Politieke filosofen en ethici kunnen conceptuele verheldering bieden door vragen, inzichten en argumentatiemethoden op tafel te leggen. Neem bijvoorbeeld het concept vrijheid. Wij kunnen laten zien dat er verschillende opvattingen van vrijheid bestaan, die verschillende praktische implicaties hebben. Maar het kan ook zijn dat we heel concrete ideeën voor oplossingen aanreiken, zoals een ombudsman voor volgende generaties. Daartussenin zit een groot grijs gebied wat je als filosoof kunt doen, zoals verhelderen, argumenten opstellen en strategieën bedenken.”
We moeten voorkomen dat filosofie een academisch spelletje wordt. Publieksfilosofie is daar een goede therapie voor.
Voor academische filosofen is er een aanzienlijk risico dat ze te veel ‘in de wolken’ blijven hangen, stelt het duo. De Maagt: “De wetenschap, dus ook de filosofie, is steeds gespecialiseerder. Specialisatie is goed, maar overspecialisatie niet. Er zijn wetenschappelijke filosofische debatten met een uitsluitend intern karakter die geen belangrijke vragen beantwoorden. Dat is niet goed, we moeten voorkomen dat filosofie een academisch spelletje wordt. Publieksfilosofie is daar een goede therapie voor.”
Filosofie Magazine, René Gude bij De Wereld Draait Door en een breed scala boeken en evenementen: publieksfilosofie is big business. Robeyns: “Enerzijds is het een mooie ontwikkeling en worden er interessante discussies gevoerd. Anderzijds is het ook frustrerend omdat de discussies weinig diepgang hebben. Helaas kan dat niet anders, want dan zouden veel mensen afhaken. De wetenschappelijke filosofie kijkt juist heel genuanceerd naar alle kanten van een vraagstuk. Dat is technischer en vraagt veel voorkennis, waardoor het ook droger en minder toegankelijk is.”
Robeyns en De Maagt bewegen zich allebei veel richting de publieksfilosofie. Robeyns zit bijvoorbeeld in het Filosofisch Elftal van dagblad Trouw en was wetenschapscolumnist voor DUB. De Maagt heeft net met twee collega’s een toegankelijk filosofisch boek uitgebracht over persoonlijke identiteit. Samen zijn ze (met nog wat anderen) het weblog Bij Nader Inzien begonnen, dat ‘maatschappelijke kwesties van filosofische analyse en reflectie voorziet’.
Niet alleen willen de wetenschappers daarmee voorkomen dat ze te veel ‘in de wolken’ blijven, ook willen ze de kloof dichten tussen de wetenschappelijke filosofie en de publieksfilosofie. Robeyns: “Zie het als een trap met bovenaan de wetenschap en onderaan de publieksfilosofie. Zowel op de bovenste als op de onderste treden wordt er veel aangeboden. Daar tussenin niet. Wij proberen die treden te vullen door de inzichten van de academische filosofie op toegankelijke wijze te ontsluiten voor het bredere publiek.”
Heel wat hoogleraren lopen op hun tandvlees. Ook bij mij is de balans vaak ver zoek.
De jonge hond zou het fantastisch vinden om de rest van zijn loopbaan dit soort uitstapjes richting de publieksfilosofie te maken. Als hij docent is, wil hij dan doorgroeien tot hoogleraar? De Maagt: “Ik wil natuurlijk niet stilstaan in mijn carrière. Maar de ambitie om hoogleraar te worden, heb ik nu niet per se. Ik zie om mij heen veel hoogleraren die overwerkt zijn. Af en toe zie je er één omvallen, heel vaak zie je er één bíjna omvallen. Veel komen eigenlijk amper meer toe aan hun onderzoek. Dat trekt me niet meteen aan in het vak van hoogleraar.”
Robeyns: “Heel wat hoogleraren lopen op hun tandvlees. Ook bij mij is de balans vaak ver zoek. Mijn hoogleraarschap valt chronologisch samen met mijn moederschap. Sinds mijn benoeming heb ik nauwelijks nog tijd voor mezelf. Dat is zowel vanuit mentaal als fysiek oogpunt niet gezond.”
Onderzoek vereist ook dat je moet kunnen broeden op bepaalde vragen.
De laatste tien jaar, constateert Robeyns, zijn universiteiten steeds meer onder druk komen te staan: “Vroeger kreeg je als universiteit meer onderzoeksgeld, nu wordt dat grotendeels verdeeld via competities. Dus moeten we heel veel onderzoeksaanvragen schrijven. Tezamen met de verantwoordingsdrift die heerst, is dat allemaal werk dat niet behoort tot je core business. De hoeveelheid red tape in de wetenschap is doorgeslagen. Daar moeten we écht eens kritisch naar kijken. Ik heb daar al een hoop stukken over geschreven. Academia is a very greedy institution. Terwijl er niets intrinsieks is aan de wetenschap dat dit eist.”
De Maagt: “Ingrid is één van de weinigen die daarover bij verschillende instanties haar mond heeft opengetrokken. Hoogleraren zitten natuurlijk met hun goede salaris en interessante werk in een geprivilegieerde positie. Daardoor lijkt er een soort algemene opvatting te heersen dat je niet hoort te zeggen dat het niet langer zo gaat. Dat is problematisch.”
Robeyns: “Niet alleen voor de professoren persoonlijk. Ook voor onderzoek en onderwijs. Onderzoek vereist ook dat je moet kunnen broeden op bepaalde vragen en in het onderwijs heb je minder tijd voor extra zaken, zoals studenten die meer begeleiding nodig hebben of juist extra uitgedaagd moeten worden.”
Het is goed om ieder jaar een of twee dagen vrij te houden voor zelfreflectie.
Als de oude rot kijkt naar haar eigen carrière, wat voor advies zou ze dan aan de jonge hond willen meegeven? Robeyns: “Als Sem universitair docent is, wordt zijn professionele leven een heel stuk ingewikkelder. Het is goed om ieder jaar één of twee dagen vrij te houden voor een moment van zelfreflectie. Vraag jezelf dan zaken af als: loopt alles nog goed? Moet ik een nieuwe onderzoekslijn oppakken? Het is ideaal om dat met je partner te doen tijdens een lange wandeling.”
Dat advies is niet aan dovemansoren gericht. Sterker nog, De Maagt doet dit al veel: “Mijn partner is ook filosofe. We vinden het allebei belangrijk om af en toe afstand te nemen van de dagelijkse gang van zaken.”
Robeyns over De Maagd: “Wat ik waardeer aan Sem is dat hij altijd oprecht is. Je denkt nooit dat er strategische overwegingen spelen of dat hij zijn kaarten tegen de borst houdt. Hij is bovendien heel gewetensvol. Dat waardeer ik extreem, zeker omdat er in de academische wereld nogal wat mensen zijn die strategisch opereren.” “Lastig is dat hij zo veeleisend is. Ik heb nu een stuk of zeven promovendi begeleid en Sem was het meest veeleisend. Dat gold voor de inhoud, zichzelf én mij. Dat heeft natuurlijk twee kanten. Het levert inhoudelijk sterk werk op dat de discipline verder helpt. En dat was één van de vele redenen waarom hij die promotieplek binnen mijn onderzoeksproject kreeg.” | De Maagd over Robeyns: “Ik heb Ingrid leren kennen naar aanleiding van een cursus. Ik wilde graag met haar een gesprek aangaan. Veel hoogleraren zouden dat afwimpelen, maar Ingrid staat er altijd voor open. Het is een onderdeel van een bredere, goede eigenschap, namelijk dat ze zich met meer dan 100 procent inzet voor de hele filosofische en academische gemeenschap.” “Het negatieve aspect komt daaruit voort. Ze komt weinig toe aan zichzelf en haar eigen projecten, denk maar aan dat boek waar ze nu al meer dan tien jaar mee bezig is.” |